gepubliceerd op 08 oktober 2003
Koninklijk besluit houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen
28 SEPTEMBER 2003. - Koninklijk besluit houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de Rijksbesturen, inzonderheid op artikel 30, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1996, 4 oktober 1996, 22 mei 2000, 20 juli 2000 en 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, inzonderheid op artikelen 217,218, 223, 225, en 234, § 3;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 januari 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 13 februari 2003;
Gelet op het protocol nr 450 van 12 februari 2003 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op adviezen 34.959/1 en 34.973 van de Raad van State, gegeven op 13 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de Rijksbesturen
Artikel 1.In artikel 30 van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de Rijksbesturen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, worden de woorden « voor een examen voor verhoging in graad » vervangen door de woorden « voor een competentietest ». HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden
Art. 2.Afdeling 2 van hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, dat de artikelen 32 en 33 bevat, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 32.Het statutair personeelslid bekleed met de graad van administratief, technisch of financieel medewerker die de dagelijkse leiding uitoefent van personeel tewerkgesteld voor het schoonmaken of het restaurant ontvangt een jaarlijkse premie voor leidinggevenden van 500 EUR indien hij een van de volgende voorwaarden vervult : 1°op rechtstreekse wijze een ploeg van minimum tien personeelsleden leiden; 2°door de voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde, op voorstel van de functionele chef aangewezen zijn voor deze dagelijkse leiding.
Art. 33.Het statutair personeelslid bekleed met een graad van niveau C, met uitzondering van dit dat bezoldigd wordt in de weddenschaal 22B, ontvangt een jaarlijkse premie voor leidinggevenden van 1.000 EUR indien hij een van de volgende voorwaarden vervult : 1° op rechtstreekse wijze een ploeg van minimum tien personeelsleden leiden;2° door de voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde, op voorstel van de functionele chef aangewezen zijn voor een dagelijkse leiding.
Art. 33bis.De premie wordt maandelijks in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden vereffend als de wedde.
Zij wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.
Het bedrag van de premie wordt verbonden aan spilindex 138,01. ».
Art. 3.Artikel 36bis van hetzelde besluit wordt aangevuld met de volgende § : « § 4.- De rijksambtenaar die verhinderd is aan een competentiemeting deel te nemen wegens een ongeval overkomen op het werk of op de weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte of omdat hij geniet van periodes van verlof of werkonderbreking bedoeld in de artikelen 39, 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en in artikel 36 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, behoudt tot de eerste competentiemeting die op het einde van de verhindering volgt, het voordeel van de competentietoelage die hij genoot. ». HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten
Art. 4.In artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2° wordt vervangen als volgt : « 2° van de personeelsleden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat;»; 2° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 4° de titularissen van de afgeschafte graden van de rangen 16 en 17. ».
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 30bis ingevoegd, luidende : « Art. 30 bis.- De bepalingen van dit besluit zijn eveneens van toepassing, vanaf 1 januari 2004, op het personeel als bedoeld in artikel 1, 2°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
Ten aanzien van dit personeel, worden de bevoegdheden van de voorzitter van het directiecomité uitgeoefend door de secretaris-generaal, deze van het directiecomité door de directieraad en deze van de stafdienst personeel en organisatie door de entiteit die belast is met de human resources. » HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen
Art. 6.In artikel 217 van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, wordt het volgende lid ingevoegd tussen het derde en het vierde lid : « Wanneer in hun weddenschaal van het niveau 4, de rijksambtenaren aan de maximumwedde van deze schaal worden bezoldigd, worden zij in de weddenschaal DA1 of DT2 geïntegreerd op de eerste trap van de intermediaire loonopslag die uit de integratie voortvloeit. ».
Art. 7.Artikel 218 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van het eerste lid, kunnen de ambtenaren van niveau 4 die op de datum van hun ambtshalve benoeming in niveau D een anciënniteit tellen van ten minste zes jaar in hun oude graad van niveau 4 aan de in het eerste lid bedoelde selectietest deelnemen. »
Art. 8.In artikel 223 van hetzelfde besluit, wordt een § 6bis ingevoegd, luidende : « § 6bis. - De rijksambtenaren die houder zijn van de geschrapte graad van bestuurschef (22A) of hoofdtechnicus (22A) die, overeenkomstig bijlage 6 van onderhavig besluit, geïntegreerd worden in weddenschaal CA3 of CT3 verkrijgen bij voorrang na 6 jaar de weddenschaal 22B opgenomen in bijlage 5 van onderhavig besluit binnen de grenzen van de vacante betrekkingen van deze schaal en in de volgende orde van voorkeur : 1° de rijksambtenaar het oudst in graad;2° bij gelijkheid van graadanciënniteit, de rijksambtenaar waarvan de dienstanciënniteit de grootste is;3° bij gelijkheid van dienstanciënniteit, de rijksambtenaar die het oudst is. Hun graadanciënniteit wordt in aanmerking genomen voor de berekening van deze periode van 6 jaar. ».
Art. 9.In artikel 225 van hetzelfde besluit, wordt een § 3bis ingevoegd, luidende : « § 3bis.- De rijksambtenaren voorheen titularis van een weddenschaal opgenomen in kolom 1 van onderstaande tabel, bekomen automatisch, wanneer zij 9 jaar graadanciënniteit tellen, de weddenschaal hiertegenover vermeld in kolom 2 van dezelfde tabel, opgenomen in de bijlage 5 van dit besluit.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De ambtenaren bedoeld in het vorige lid, die geslaagd zijn voor een competentiemeting, bekomen de competentietoelage onder de voorwaarden gesteld in boek II, titel II, hoofdstuk IV van dit besluit. ».
Art. 10.In artikel 234, §3 van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling : « De rijksambtenaren die geslaagd zijn voor een selectie via bevordering door verhoging in weddenschaal in schaal 20 E, waarvan het proces-verbaal ten laatste op 31 december 2002 gesloten werd, verkrijgen naargelang het geval de weddenschaal CA2 of CT2 vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van het proces-verbaal van de selectie. ». HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen
Art. 11.Voor de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen van sociale zekerheid waarvan het personeel onderworpen is aan het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, worden de op datum van 26 september 2002 lopende beroepen inzake stage geregeld door de bepalingen van kracht vóór 26 september 2002 voor de instellingen van openbaar nut en door de bepalingen die van kracht waren vóór de datum van rangschikking in de hoedanigheid van openbare instelling van sociale zekerheid.
Art. 12.De toewijzingen van functiefamilies aan het personeel bedoeld in artikel 1, 2°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, worden geacht toegepast te zijn geweest krachtens het koninklijk besluit van 14 oktober 2002 tot vaststelling van de indelingsmodaliteiten van sommige personeelsleden van de Rijksbesturen in een functiefamilie.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 8 en 10, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2002, van de artikelen 2 en 3 die uitwerking hebben met ingang van 26 september 2002, van artikel 9 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2002 en van de artikelen 1, 6 en 7, die uitwerking hebben met ingang van 1 december 2002.
Art. 14.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 september 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA