gepubliceerd op 21 januari 2005
Koninklijk besluit tot vaststelling van de beheersmodaliteiten van het fonds voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen
28 OKTOBER 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de beheersmodaliteiten van het fonds voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, In het kader van het Protocol van Kyoto zijn in België de Gewesten en de federale Staat op 8 maart 2004 in het overlegcomité overeengekomen om de Gewesten de verantwoordelijkheid te geven om emissierechten neer te leggen voor een hoeveelheid die overeenkomt met de emissies van broeikasgassen op hun grondgebied.
In hetzelfde akkoord werd afgesproken dat elk gewest voor elk jaar van de 5-jarige periode 2008-2012 een hoeveelheid emissierechten toegewezen krijgt gelijk aan : - Waalse Gewest : de broeikasgasemissies van 1990 verminderd met 7,5 %; - Vlaamse Gewest : de broeikasgasemissies van 1990 verminderd met 5,2 %; - Brussels Hoofdstedelijk Gewest : de broeikasgasemissies van 1990 vermeerderd met 3,475 %.
Er is niettemin een tekort, in die zin dat de verdeling meer emissierechten toekent aan de Gewesten dan de hoeveelheid emissierechten die België ontvangt in het kader van zijn reductiedoelstelling, namelijk de emissies van 1990 veminderd met 7,5 % voor elk jaar van de 5-jarige periode 2008-2012. Daarom heeft de federale overheid er zich in het akkoord van 8 maart 2004 ook toe verbonden om dit tekort te compenseren door bijkomende emissierechten te verwerven.
Daartoe heeft het akkoord voorzien dat de federale overheid, vóór 2007, zelf zou investeren in projecten van gezamenlijke uitvoering en projecten voor schone ontwikkeling zoals voorzien in het kader van het Protocol van Kyoto.
Door de mechanismen van gezamenlijke uitvoering en schone ontwikkeling kunnen projecten opgezet worden om de emissies van broeikasgassen duurzaam te verminderen in zowel de landen met als zonder een reductiedoelstelling onder het Protocol van Kyoto. Niet alleen helpt dit deze landen met ontwikkeling, ze zorgen er ook voor dat het investerende land, in dit geval België, bijkomende emissierechten kan bekomen onder de voorwaarden die in het Protocol van Kyoto werden vastgelegd.
Op de manier kan de federale overheid het tekort aan emissiequota's dat voortvloeit uit de verdeling voorzien door het akkoord van 8 maart 2004, tenietdoen.
Dit koninklijk besluit heeft als doel financieringsmiddelen voor investeringen in dergelijke projecten van gezamenlijke uitvoering en schone ontwikkeling vrij te maken. Zo voorziet het een specifieke aanwending van het fonds voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen zoals dat voorzien is door artikel 21, lid 4, 4°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Dit fonds, dat gespijsd wordt met de federale bijdrage ten laste van de elektriciteitssector die voorzien is in artikel 12, § 5 van deze wet, wordt beheerd door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (Creg).
In overeenstemming met artikel 21, vierde lid van de wet, heeft artikel 4, § 3 van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 het bedrag ervan vastgelegd op 25.000.000 euro in 2003, evenals de indexeringsformule van dit bedrag voor 2004 en daaropvolgende jaren.
De specifieque aanwending voorzien door dit besluit bestaat uit het opzijzetten van 10 miljoen euro van dit fonds om te investeren in emissiereducties binnen projecten van gezamenlijke uitvoering en projecten van het mechanisme voor schone ontwikkeling, die leiden tot het verwerven van emissierechten onder het Protocol van Kyoto. De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas voert de noodzakelijke betalingen door deze financiering uit, op voorlegging door de Minister van Leefmilieu van de bewijsstukken, met naleving van de administratieve en budgetaire procedures.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedwaardige er zeer getrouwe dienaars, De Minister van Energie, M. VERWILGHEN De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK
ADVIES 37.618/I/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 9 augustus 2004 door de Minister van Leefmilieu verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van de beheersmodaliteiten van het fonds voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen », heeft op 24 augustus 2004 het volgende advies gegeven : 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich toegepitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de te vervullen vormvereisten. Daarnaast bevat dit advies ook een aantal opmerkingen over andere punten. Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat de afdeling wetgeving binnen de haar toegemeten termijn een exhaustief onderzoek van het ontwerp heeft kunnen verrichten.
Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de beheersmodaliteiten vast te stellen van het fonds voor de financiering van het federale beleid ter reductie van emissies van broeikasgassen. De artikelen 1 en 2 van het ontwerp de definiëren een aantal begrippen, die verder in het ontwerp worden aangewend.
Artikel 3, § 1, van het ontwerp bepaalt dat het bedoelde fonds kan worden aangewend voor de financiering van projectactiviteiten in het kader van het Protocol van Kyoto. Paragraaf 2 van dit artikel stelt het te voorziene bedrag vast op 10 miljoen euro. Artikel 3, § 3 bepaalt de regels waaronder de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas de betalingen voor deze projectactiviteiten uitvoert en kent het saldo van de betalingen toe aan het voornoemde fonds. 3. Artikel 12, § 5, eerste lid, 4°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, bepaalt dat de netbeheerder op de tarieven een toeslag kan heffen, genaamd « federale bijdrage », waarvan de opbrengst bestemd is voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen met het oog op de naleving van de internationale verbintenissen van België inzake bescherming van het leefmilieu en duurzame ontwikkeling. Luidens artikel 21, vierde lid, 4° van dezelfde wet, stort de netbeheerder de ontvangen sommen uit de « federale bijdrage », overeenkomstig een verdeelsleutel (1), in een fonds voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen, dat beheerd wordt door de voornoemde commissie.
Artikel 21, vijfde lid, 3°, van de voornoemde wet, machtigt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministeraad, de nadere regels te bepalen voor het beheer van het voornoemde fonds. Het is deze wetsbepaling die rechtsgrond biedt voor het ontworpen koninklijk besluit.
Onderzoek van de tekst Aanhef 4. In het eerste lid van de aanhef volstaat het inzonderheid te verwijzen naar artikel 21, vijfde lid, 3°, van de voornoemde wet van 29 april 1999.5. In het derde lid van de aanhef moet worden verwezen naar de correcte datum en het correcte opschrift van de betrokken wet, met name « wet van 26 september 2001 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, en met de bijlagen A en B gedaan te Kyoto op 11 december 1997.6. In het zesde lid van de aanhef is het opschrift van de betrokken richtlijn onvolledig weergegeven.De verwijzing moet nog worden aangevuld met de woorden « en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad ». 7. In het negende lid van de aanhef schrijve men : « Gelet op de akkordbevinding van Onze Minister van Begroting van 5 juli 2004 ». Artikel 2 8. Paragraaf 1 van dit artikel onschrijft het begrip « Partij bedoeld in bijlage I » als « een Partij opgenomen in bijlage van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, ...zoals gespecifieerd in artikel 1, paragraaf 7, van het Protocol van Kyoto ».
Een dergelijke omschrijving kan tot verwarring leiden, omdat in artikel 1, punt 7, van het voornoemde protocol niet alleen wordt verwezen naar een partij opgenomen in bijlage 1 van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, naar ook naar partijen die een kennisgeving hebben gedaan ingevolge artikel 4, lid 2, g) van het Verdrag.
Het verdient derhalve aanbeveling in artikel 2, § 1, van het ontwerp de woorden « zoals gespecifieerd in artikel 1, paragraaf 7, van het Protocol van Kyoto » te schrappen.
De kamer was samengesteld uit : Staatsraad-voorzitter : de heer D. Albrecht.
Staatsraden : de heren E. Brewaeys en C. Adams.
Assessor van de afdeling wetgeving : de heer M. Rigaux.
Greffier : Mevr. A.-M. Goossens.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H.M. Van Damme, kamervoorzitter.
Het verslag werd uitgebracht door Mevr. K. Bams, auditeur.
De Griffier, A.-M. Goossens.
De voorzitter, D. Albrecht. _______ Nota (1) Zie het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt. 28 OKTOBER 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de beheersmodaliteiten van het fonds voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, en meer bepaald artikel 21, vijfde lid, 3°, ingevoegd door de programmawet van 24 december 2002;
Gelet op de wet van 11 mei 1995 hoduende goedkeuring van het houdende Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en bijlagen I en II, gedaan te New York op 9 mei 1992;
Gelet op de wet van 26 september 2001 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en de bijlagen A en B, gedaan te Kyoto op 11 december 1997;
Gelet op de beschikking 2002/358/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen;
Gelet op de beslissing van de Raad van de Europese Unie van 16 juni 1998, inzake de vaststelling van de bijdrage van elke lidstaat aan de vermindering van 8 % die de Gemeenschap in haar geheel volgens artikel 3 van het Protocol van Kyoto moet bereiken, waarbij de bijdrage van België vastgesteld werd op een vermindering met 7,5 %;
Gelet op de richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad;
Gelet op het akkoord op 8 maart 2004 in het Overleg Comité inzake de lastenverdeling tussen de Gewesten en de Federale Overheid in het kader van de verplichtingen van België onder het Protocol van Kyoto;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën van 7 juni 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 5 juli 2004;
Gelet op het advies 37.618./I/V van de Raad van State, gegeven op 24 augustus 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Energie en onze op Minister van Leefmilieu, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De definities uit artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna « de wet » genoemd, zijn van toepassing op voorliggend besluit.
Art. 2.Voor de toepassing van voorliggend besluit wordt verstaan onder : § 1. « Partij bedoeld in bijlage I, een Partij opgenomen in bijlage I van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, die het Protocol van Kyoto geratificeerd heeft; § 2. « Projectactiviteiten » : projectactiviteiten die goedgekeurd werden door één of meerdere Partijen bedoeld in bijlage I, conform artikel 6 over het mechanisme van gezamenlijke uitvoering of artikel 12 over het mechanisme voor schone ontwikkeling van het Protocol van Kyoto en de beslissingen die in dat kader werden genomen.
Art. 3.§ 1. Het fonds dat bedoeld wordt in artikel 21, lid 4, 4° van de wet kan gebruikt worden om verminderingen van broeikasgasemissies te financieren door projectactiviteiten in het kader van het Protocol van Kyoto. § 2. De Commissie zal binnen een termijn van 30 werkdagen te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, de bedragen die aan dit fonds toegekend worden, ter waarde van 10 miljoen euro, op een aparte bankrekening storten die bestemd is voor de financiering bedoeld in § 1. § 3. Op basis van deze bankrekening voert de Commissie de noodzakelijke betalingen voor deze financiering uit, op voorlegging door de Minister van Leefmilieu van de bewijsstukken, met naleving van de administratieve en budgettaire procedures. Het saldo, met inbegrip van de interesten, blijft onder het beheer van de Commissie op dezelfde bankrekening.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5.Onze Minister van Energie en Onze Minister van Leefmilieu zijn ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 oktober 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, M. VERWILGHEN De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK