gepubliceerd op 30 juni 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen
28 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, i) , vervangen bij de wet van 14 februari 1961;
Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 132, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 443 van 14 augustus 1986 en de wetten van 29 december 1990, 30 maart 1994 en 13 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen, inzonderheid op de artikelen 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 april 1995, 3 april 1997, 30 april 1999 en 19 juni 1999, 5, 7 en 8;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 maaart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 april 2003;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de sociale geprekspartners op 12 december 2002 een interprofesionneel akkoord afsloten voor de periode 2003-2004;
Dat de uitvoering van dit akkoord deels dient gerealiseerd via reglementaire bepalingen;
Dat dit interprofessioneel akkoord in werking treedt op 1 januari 2003;
Dat de sociale partners, op het ogenblik van de onderhandelingen op sector- en ondernemingsniveau, de zekerheid moeten hebben over de juiste draagwijdte van deze wijziging;
Dat alle betrokkenen dus onverwijld op de hoogte gebracht moeten worden van de draagwijdte van deze maatregelen ten einde de rechtszekerheid te garanderen;
Gelet op het advies 35.354/3 van de Raad van State, gegeven op 22 april 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1, § 3ter, van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999, worden de woorden « of voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 of voor de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004 » ingevoegd tussen de woorden « voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000 » en de woorden « voorzien in de invoering van een stelsel van halftijds brugpensioen »;
Art. 2.In artikel 5 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, wordt het bedrag van « 37 500 frank » vervangen door het bedrag van « 937,50 euro ». b) in het tweede lid, wordt het bedrag van « 375 000 frank » vervangen door het bedrag van « 9.375 euro ». c) in het derde lid, wordt het bedrag van « 66 frank » vervangen door het bedrag van « 5,70 euro ».
Art. 3.In artikel 7 van hetzelfde besluit, wordt het bedrag van « 136 frank » vervangen door het bedrag van « 11,75 euro ».
Art. 4.In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.Het bedrag van de in het artikel 5 bedoelde forfaitaire compensatoire vergoeding en het bedrag van de in het artikel 7 bedoelde werkloosheidsuitkering worden gekoppeld aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100). Deze bedragen worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee men rekening dient te houden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. De verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf de dag bepaald in artikel 6, 3°, van de voornoemde wet.
De nieuwe bedragen worden bekomen door het basisbedrag te vermenigvuldigen met een multiplicator gelijk aan 1,0200n, waarbij n overeenstemt met de rang van de bereikte spilindex, zonder dat een intermediaire afronding geschiedt. De spilindex volgend op deze vermeld in het vorig lid wordt als rang 1 beschouwd. De multiplicator wordt uitgedrukt in eenheden, gevolgd door 4 cijfers. Het vijfde cijfer na de komma wordt weggelaten en leidt tot een verhoging met één eenheid van het vorige cijfer indien het minstens 5 bereikt. » b) § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Wanneer de overeenkomstig de vorige paragraaf berekende bedragen een gedeelte van een cent bevatten, worden ze tot de hogere of lagere cent afgerond naargelang het gedeelte al dan niet 0,5 bereikt. »
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking, met ingang van 1 januari 2001 wat de bepalingen van artikel 1 betreft, en met ingang van 1 januari 2002 wat de artikelen 2, 3 en 4 betreft.
Art. 6.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX