gepubliceerd op 26 april 2007
Koninklijk besluit betreffende de erkenning van ondernemingen en werkgevers die sloop- of verwijderingswerkzaamheden uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen
28 MAART 2007. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning van ondernemingen en werkgevers die sloop- of verwijderingswerkzaamheden uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 6bis, derde lid, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2004;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, gegeven op 27 oktober 2006;
Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 42.118/1 gegeven op 8 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Afdeling I. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid het Welzijn op het Werk behoort;2° de Administratie : de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;3° de wet : de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;4° het koninklijk besluit van 16 maart 2006 : het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest;5° de aanvrager : elke onderneming of werkgever, die een erkenning of een hernieuwing van erkenning aanvraagt om de in artikel 6bis, eerste en tweede lid van de wet bedoelde werkzaamheden te mogen uitvoeren;6° sloop- of verwijderingswerkzaamheden : sloop of verwijderingswerkzaamheden waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen;7° soorten technieken voor sloop- of asbestverwijderingswerken : de technieken voor sloop- of asbestverwijderingswerken bedoeld in het koninklijk besluit van 16 maart 2006.
Art. 2.De ondernemingen en de werkgevers, bedoeld in artikel 6bis, eerste en tweede lid van de wet, kunnen worden erkend overeenkomstig de hierna bepaalde voorwaarden en nadere regels.
Art. 3.Enkel de ondernemingen erkend volgens de bepalingen van dit besluit mogen de benaming « Onderneming voor asbestverwijdering erkend door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg » dragen en sloop- of verwijderingswerkzaamheden waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen, verrichten.
De werkgevers, erkend volgens de bepalingen van dit besluit voor het uitvoeren, in hun bedrijf en de aanhorigheden ervan, van sloop- of verwijderingswerkzaamheden waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen, mogen geen sloop- of verwijderingswerkzaamheden bij derden verrichten. _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996. Wet van 27 december 2004, Belgisch Staatsblad van 31 december 2004. Afdeling II. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 4.De aanvrager moet : 1° indien het een onderneming betreft, opgericht zijn in overeenstemming met de Belgische wetgeving of met die van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en haar hoofdzetel binnen één van de lidstaten hebben; 2° het bewijs leveren dat hij een kwaliteitsborgingssysteem toepast dat voldoet aan de volgende voorwaarden : a) beantwoorden aan de bepalingen vermeld in bijlage I bij dit besluit, b) en gecertificeerd zijn door : - een instelling, geaccrediteerd volgens de norm NBN EN 45.012/Guide ISO/IEC 62* overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling, - of een instelling, geaccrediteerd door een instelling die medeondertekenaar is van de akkoorden van wederzijdse erkenning van de « European Cooperation for Accredition » voor de sector « kwaliteits-management-systemen ».
Het in het eerste lid bedoelde bewijs wordt geleverd door een certificaat, afgeleverd door een in het eerste lid, b), bedoelde geaccrediteerde certificatie-instelling; 3° aantonen over de technische en organisatorische onderlegdheid te beschikken om, wat betreft de gekozen soorten technieken voor sloop- of asbestverwijderingswerken, het referentieel te kunnen naleven bedoeld in bijlage II bij dit besluit;4° a) indien het een onderneming betreft die voor de uitvoering van de sloop- of verwijderingswerkzaamheden beroep doet op werknemers : 1.voor die werkzaamheden uitsluitend werknemers inzetten die de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing genoten hebben, bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006; 2. indien de aanvraag betrekking heeft op de techniek van de hermetisch afgesloten zone bedoeld in artikel 63 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006, minstens drie werknemers in dienst hebben, die de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing hebben genoten, bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006.De opleiding van minstens één werknemer moet beantwoorden aan de opleiding voor werfleider, bedoeld in artikel 71, tweede lid van het koninklijk besluit van 16 maart 2006. b) indien de aanvraag uitgaat van een onderneming zonder werknemers : 1.voor de uitvoering van de sloop- of verwijderingswerkzaamheden enkel personen kunnen inzetten die de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing genoten hebben, bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006; 2. indien de aanvraag betrekking heeft op de techniek van de hermetisch afgesloten zone bedoeld in artikel 63 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006, minstens drie personen kunnen inzetten die de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing hebben genoten, bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006.De opleiding van minstens één van de betrokken personen moet beantwoorden aan de opleiding voor werfleider, bedoeld in artikel 71, tweede lid van het koninklijk besluit van 16 maart 2006. c) indien de aanvraag uitgaat van een werkgever die voor de uitvoering van de sloop- of verwijderingswerkzaamheden in zijn onderneming beroep doet op zijn werknemers : 1.voor die werkzaamheden uitsluitend werknemers inzetten die de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing genoten hebben, bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006; 2. indien de aanvraag betrekking heeft op de techniek van de hermetisch afgesloten zone bedoeld in artikel 63 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006, minstens drie werknemers in dienst hebben die de basisopleiding met jaarlijkse bijscholing hebben genoten, bedoeld in de artikelen 69, 70 en 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006.De opleiding van minstens één werknemer moet beantwoorden aan de opleiding voor werfleider, bedoeld in artikel 71, tweede lid van het koninklijk besluit van 16 maart 2006; * Deze norm kan worden bekomen bij het Belgisch Instituut voor normalisatie (B.I.N.) (in ontbinding), Brabaçonnelaan 29, te 1000 Brussel. 5° kennis hebben van de wetgeving bedoeld in de wet en haar uitvoeringsbesluiten, inzonderheid het koninklijk besluit van 16 maart 2006, het koninklijk besluit van 2 december 1993 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan kankerverwekkende en mutagene agentia op het werk en het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;6° over een vaste plaats beschikken waar de technische installaties, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen worden opgeslagen. Afdeling III. - Erkenningsprocedure
Art. 5.§ 1. De aanvraag om erkenning of hernieuwing van erkenning wordt bij aangetekende brief gericht aan de directeur-generaal van de Administratie. § 2. De aanvraag vermeldt de soorten technieken voor sloop- of asbestverwijderingswerken waarop de erkenningaanvraag betrekking heeft. § 3. Bij de aanvraag zijn de volgende stukken gevoegd : 1° indien de aanvrager een onderneming is, een afschrift van de statuten van de onderneming of het ondernemingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;2° een afschrift van het certificaat bedoeld in artikel 4, 2°, tweede lid;3° een afschrift van de nota houdende inlichtingen en instructies bedoeld in artikel 37 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006;4° een afschrift van de getuigschriften waaruit blijkt dat elke persoon, bedoeld in artikel 4, 4°, de in hetzelfde artikel bedoelde basisopleiding met jaarlijkse bijscholing heeft gevolgd en, in voorkomend geval, een afschrift van het getuigschrift waaruit blijkt dat de in hetzelfde artikel bedoelde opleiding voor werfleider werd gevolgd;5° het adres van de vaste plaats bedoeld in artikel 4, 6°. De in het vorig lid bedoelde stukken worden opgesteld in een van de drie landstalen.
Art. 6.De Administratie gaat na of het dossier alle in artikel 5, § 3, van dit besluit bedoelde stukken bevat.
Indien de aanvraag onvolledig is, laat de Administratie de aanvrager binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het dossier weten welke stukken ontbreken.
De Administratie kan, indien zij dit nodig acht, alle terzake doende bijkomende documenten, bewijsstukken en inlichtingen eisen.
Art. 7.Na de vaststelling van de volledigheid van het dossier, maakt de Administratie het volledig dossier van aanvraag tot erkenning over aan de Algemene Directie Toezicht Welzijn op het Werk teneinde na te gaan of de technische en organisatorische bekwaamheden van de aanvrager, met betrekking tot het toepassingsgebied in de aanvraag, overeenstemmen met het referentieel opgenomen in bijlage II bij dit besluit.
Dit onderzoek is gesteund op de bij het aanvraagdossier gevoegde stukken alsook op elk nodig geacht onderzoek ter plaatse.
Van dit onderzoek wordt een verslag opgesteld dat binnen de zestig dagen na ontvangst van het dossier aan de Administratie wordt overgemaakt.
De in het vorig lid bedoelde termijn kan, in het belang van het onderzoek, verlengd worden met dertig dagen.
Ingeval van een gunstig verslag van onderzoek wordt de aanvrager geacht te beschikken over voldoende technische en organisatorische bekwaamheden op het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft.
Art. 8.De aanvrager is ertoe gehouden vrije toegang te verlenen tot zijn lokalen aan de ambtenaren die belast zijn met het onderzoek en hen alle documenten en gegevens ter beschikking te stellen die nodig zijn voor het uitvoeren van hun opdracht.
Art. 9.De Administratie brengt binnen een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het verslag van onderzoek, advies uit over de aanvraag bij de Minister.
Art. 10.Wanneer de Administratie een advies verstrekt waarin wordt voorgesteld op de aanvraag tot erkenning niet in te gaan, stelt zij de Minister en de aanvrager hiervan in kennis; de kennisgeving aan de aanvrager verloopt volgens de regels bepaald in artikel 11, derde en vierde lid.
De aanvrager kan binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van dit advies zijn bezwaren meedelen aan de Minister.
Art. 11.De Minister neemt een beslissing over de aanvraag binnen een termijn van negentig dagen vanaf het advies van de Administratie bedoeld in artikel 9, of, in voorkomend geval, binnen een termijn van negentig dagen vanaf het verstrijken van de dertig dagen bedoeld in artikel 10, tweede lid.
Indien de Minister binnen de in het eerste lid voorgeschreven termijn geen beslissing neemt, geldt het advies bedoeld in artikel 9 als beslissing.
De beslissing wordt door de Administratie ter kennis gebracht van de aanvrager bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding.
De kennisgeving wordt geacht te hebben plaatsgevonden de derde werkdag die volgt op de dag van de afgifte ter post van het aangetekend schrijven.
Art. 12.Het besluit tot erkenning is steeds beperkt tot de soort techniek voor sloop- of asbestverwijderingswerken waarvoor de aanvraag werd ingediend.
Art. 13.§ 1. De eerste erkenning die wordt verleend op basis van een aanvraag tot erkenning met toepassing van de bepalingen van dit besluit, geldt voor twee jaar.
Gedurende deze periode is de erkende onderneming verplicht : 1° ten minste één melding te doen, bedoeld in de artikelen 28 en 29 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006, betreffende de uitoefening van de activiteit in het domein waarop de erkenning betrekking heeft;2° ten minste twee onderzoeken te ondergaan uitgevoerd door de Algemene Directie Toezicht Welzijn op het Werk;deze onderzoeken betreffen de uitoefening van de activiteit in het domein waarop de erkenning betrekking heeft; 3° twee onderzoeken te ondergaan uitgevoerd door de geaccrediteerde certificatie-instelling. § 2. Elke aanvraag tot hernieuwing van de in § 1 bedoelde erkenning wordt ten laatste drie maanden voor het verstrijken van de lopende erkenningduur ingediend, zo niet vervalt de erkenning op de datum van verstrijking.
Bij de aanvraag tot hernieuwing van de in § 1 bedoelde erkenning moeten de stukken bedoeld in artikel 5, § 3 niet meer gevoegd worden voorzover er zich betreffende deze stukken geen wijzigingen hebben voorgedaan.
De hernieuwing van de erkenning, bedoeld in § 1, wordt verleend voor een duur van maximum 5 jaar, voorzover deze periode volledig gedekt is door een certificaat of certificaten bedoeld in artikel 4, 2°, tweede lid. § 3. De erkenningen, waarvoor een aanvraag tot hernieuwing werd ingediend overeenkomstig de bepalingen van § 2, vervallen van rechtswege na afloop van de erkenningsprocedure bedoeld in deze afdeling. Afdeling IV. - Wijziging van de erkenningvoorwaarden
Art. 14.De erkende onderneming of werkgever deelt de Administratie op eigen initiatief en onverwijld elke beduidende wijziging mee van de gegevens bedoeld in artikel 4, die zich voordoet tijdens de duur van de erkenning. Afdeling V. - Toezicht en sancties
Art. 15.Indien de met het toezicht belaste ambtenaar vaststelt dat de erkende onderneming of werkgever niet meer voldoet aan één van de bepalingen van artikel 4 betreffende de erkenningvoorwaarden of indien hij vaststelt dat deze niet voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het koninklijk besluit van 16 maart 2006, kan hij een termijn vaststellen binnen welke de betrokken onderneming of werkgever zich in regel moet stellen.
De directeur-generaal van de Administratie brengt de certificatie-instelling van de betrokken onderneming of werkgever op de hoogte van al de punten die relevant zijn voor de certificatie.
Art. 16.De Minister trekt ambtshalve de erkenning in indien : 1° de certificatie-instelling bedoeld in artikel 4, 2°, b), de certificatie van de erkende onderneming of werkgever heeft ingetrokken of niet heeft hernieuwd;2° gedurende een periode van twee jaar te rekenen vanaf het toekennen van de erkenning, de erkende onderneming geen enkele activiteit heeft uitgeoefend in het domein waarop zijn erkenning betrekking heeft.
Art. 17.Na advies van de Administratie kan de Minister de erkenning schorsen of intrekken : 1° ingeval de voorwaarden van de erkenning niet worden nageleefd;2° wanneer de onderneming werkzaamheden uitvoert waarvoor de erkenning niet is toegekend;3° wanneer de inhoud van de in artikel 5 bedoelde documenten, bewijsstukken en inlichtingen op beduidende wijze zijn gewijzigd zonder dat de Administratie ervan werd verwittigd;4° wanneer de Administratie oordeelt dat dit nodig is op grond van de melding van een beduidende wijziging van de gegevens, bedoeld in artikel 4;5° ingeval de bepalingen van de artikelen 1 tot 71 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006 niet worden nageleefd;6° ingeval de bepaling van artikel 11, 1°, van het koninklijk besluit van 19 februari 1997 tot vaststelling van maatregelen betreffende de veiligheid en de gezondheid op het werk van uitzendkrachten niet wordt nageleefd.
Art. 18.§ 1. De beslissing van de Minister tot schorsing of intrekking van de erkenning wordt meegedeeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, derde en vierde lid.
De beslissing van de Minister wordt meegedeeld aan de certificatie-instelling. § 2. Indien de beslissing de schorsing of de intrekking van de erkenning tot gevolg heeft, treedt zij in werking drie maanden na de datum van ontvangst van de beslissing. Afdeling VI. - Slotbepalingen
Art. 19.§ 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de erkenningen die worden verleend na de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. De erkenningen verleend door de Minister, in toepassing van de bepaling van artikel 148decies 2, punt 5.9.3.4 van het Algemeen reglement voor de Arbeidsbescherming, evenals de erkenningen die werden verleend na inwerkingtreding van artikel 73 van het koninklijk besluit van 16 maart 2006, vervallen van rechtswege twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
De in het eerste lid bedoelde erkenningen, waarvoor een aanvraag tot hernieuwing wordt ingediend op basis van de bepalingen van dit besluit binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, vervallen van rechtswege na afloop van de erkenningprocedure bedoeld in afdeling III.
Art. 20.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 21.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage I Bepalingen betreffende het kwaliteitsborgingssysteem bedoeld in artikel 4, 2°, eerste lid 1. Kwaliteitsborgingssysteem 1.1 Het kwaliteitsborgingssysteem waarborgt dat de sloop- en verwijderingswerkzaamheden, bedoeld in artikel 6bis, eerste en tweede lid van de wet, in overeenstemming zijn met de eisen van het referentieel bedoeld in bijlage II. Alle door de aanvrager gevolgde beginselen, eisen en bepalingen worden systematisch en ordelijk weergegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies.
Deze documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem zorgt ervoor dat de kwaliteitsbepalende beleidsmaatregelen en procedures, zoals kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten, door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.
De documentatie bevat met name : - een behoorlijke beschrijving van de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de reglementaire vereisten inzake sloop- en verwijderingswerkzaamheden; - de technische specificaties, de middelen en de werkwijzen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat wordt voldaan aan de eisen van het referentieel bedoeld in bijlage II; - de tijdens de werkzaamheden gebruikte kwaliteitscontrole- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procédés en de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; - de kwaliteitsrapporten, zoals onder andere controleverslagen, rapporten betreffende de kwalificatie van het personeel; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de eisen van het referentieel bedoeld in bijlage II. 1.2 De aanvrager dient bij een certificatie-instelling, bedoeld in artikel 4, 2°, b), een aanvraag in met het oog op het verkrijgen van een certificaat, bedoeld in artikel 4, 2°, tweede lid.
Deze aanvraag behelst : - alle relevante informatie betreffende de middelen waarover hij beschikt om de sloop- en verwijderingswerkzaamheden in overeenstemming met de eisen van de desbetreffende reglementaire teksten uit te voeren; - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem, dat voorziet in een volledige borging.
De aanvrager verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het gecertificeerde kwaliteitsborgingssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.
De certificatie-instelling die het kwaliteitsborgingssysteem heeft gecertificeerd, wordt door de aanvrager op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitsborgingssysteem. 2. Toezicht op het kwaliteitsborgingssysteem Het toezicht op het kwaliteitsborgingssysteem gebeurt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en heeft tot doel ervoor te zorgen dat de aanvrager naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het gecertificeerde kwaliteitsborgingssysteem. De certificatie-instelling zorgt er voor dat minstens één lid van het audit-team onderlegd is over de technische aspecten betreffende de werkzaamheden waarvoor het certificaat wordt aangevraagd.
De aanvrager verleent de certificatie-instelling met het oog op de controle toegang tot de vaste plaats bedoeld in artikel 4,6° en tot de werven, en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de rapporten en documenten die in het kader van het kwaliteitsborgingssysteem moeten worden opgemaakt, zoals analyseverslagen, werfregisters, meldingen, werkplannen, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz..
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 maart 2007 betreffende de erkenning van ondernemingen en werkgevers die sloop- of verwijderingswerkzaamheden uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage II Technisch referentieel bedoeld in artikel 4, 3° 1 Algemene vereisten : Documenten, procedures of specifieke instructies moeten voor elk van de volgende bepalingen schriftelijk worden vastgelegd.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Technische vereisten Documenten, procedures of specifieke instructies moeten voor elk van de volgende bepalingen schriftelijk worden vastgelegd. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) S : wil zeggen dat de documenten op de hoofdzetel van het bedrijf of bij zijn procuratiehouder of vertegenwoordiger in België beschikbaar moeten zijn.(2) C : wil zeggen dat de documenten op de werf in kwestie beschikbaar moeten zijn en daarna bewaard worden op S1 gedurende een periode van minimum 3 jaar.(3) ABM : asbest bevattende materialen (4) Methode van de couveuse-zak : methode om asbest en ABM3 te verwijderen, beschreven in afdeling X, onderafdeling IV van het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest.(5) Methode van de hermetisch afgesloten zone : methode om asbest en ABM3 te verwijderen, beschreven in afdeling X, onderafdeling V van het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 maart 2007 betreffende de erkenning van ondernemingen en werkgevers die sloop- of verwijderingswerkzaamheden uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN