gepubliceerd op 18 oktober 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven
28 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 augustus 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheiden het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001 Vormings- en tewerkstellingsinitiatieven (Overeenkomst geregistreerd op 15 juni 2001 onder het nummer 57506/CO/214) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en op de bedienden die zij tewerkstellen, met uitzondering van de ondernemingen en de erin tewerkgestelde bedienden, waarvan het werkliedenpersoneel onder de bevoegdheid valt van het autonoom Paritair Subcomité voor de vlasbereiding (PSC 120.02) en van het autonoom Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen (PSC 120.03).
In afwijking op de eerste alinea is deze collectieve arbeidsovereenkomst evenmin van toepassing op de firma N.V. Celanese en op haar bedienden.
Met "bedienden" worden zowel het vrouwelijk als mannelijk bediendepersoneel bedoeld. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 voor de jaren 2001 en 2002 en eveneens in uitvoering van hoofdstuk IV - Vorming en opleiding van de nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001 voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten met de bedoeling om met de opbrengst van de 0,10 pct. bijdrage een aantal initiatieven te ontwikkelen ter bevordering van de vorming en tewerkstelling van risicogroepen behorende tot de bedienden van de textiel- en breigoednijverheid. HOOFDSTUK III. - Initiatieven ter bevordering van de vorming en tewerkstelling van risicogroepen
Art. 4.Partijen komen overeen om in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst de volgende initiatieven te nemen : a) het verzorgen van opleidingen en vormingen ten voordele van risicogroepen;b) het verrichten van studie- en onderzoeksopdrachten op het vlak van de opleidings- en vormingsbehoeften van bedienden van de textiel- en breigoednijverheid;c) de uitwerking van een actieplan in het raam van het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord en het er aan gekoppelde flankerend beleid van de Vlaamse regering. Deze initiatieven zullen uitgevoerd worden in het raam van de werking van de v.z.w. COBOT-BEDIENDEN. HOOFDSTUK IV. - Opleiding en vorming van risicogroepen
Art. 5.Partijen komen overeen om tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst een maximaal aantal opleidingen en vormingen te realiseren ten behoeve van risicogroepen.
Deze opleidingen en vormingen zullen gerealiseerd worden onder de coördinatie van het opleidingscentrum v.z.w. COBOT-BEDIENDEN.
Art. 6.Onder risicogroepen worden onder meer werkzoekenden en de volgende categorieën bedienden tewerkgesteld in de textiel- en breigoedondernemingen bedoeld : - alle bedienden die ingevolge de introductie van nieuwe technologieën of elke andere wijziging in hun functie het risico lopen hun tewerkstelling te verliezen; - de bedienden uit ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering die zonder bij- of omscholing het gevaar lopen hun tewerkstelling te verliezen.
De hiervoor bedoelde werkzoekenden en bedienden komen in aanmerking als risicogroep ongeacht hun leeftijd of hun genoten opleiding. HOOFDSTUK V. - Studie- en onderzoeksopdrachten
Art. 7.Ten einde de opleidings- en vormingsinitiatieven die ontplooid worden door het opleidingscentrum v.z.w. COBOT-BEDIENDEN zo efficiënt en doeltreffend mogelijk te laten verlopen is het noodzakelijk om een blijvend inzicht te verwerven in de opleidings- en vormingsproblematiek van de bedienden in de textiel- en breigoednijverheid.
Het onderzoek terzake dient onder andere studies te bevatten naar de opleidings- en vormingsbehoeften van de in de ondernemingen tewerkgestelde of nieuw aan te werven bedienden.
Art. 8.De in artikel 7 bedoelde studies en onderzoeken zullen worden verricht onder de leiding van het opleidingscentrum v.z.w.
COBOT-BEDIENDEN. HOOFDSTUK VI. - Inning van de bijdrage
Art. 9.Zoals voorzien in hoofdstuk IV - Vorming en opleiding, artikel 13, 2de alinea van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, storten de werkgevers uit de textiel- en breigoednijverheid met ingang van 1 januari 2001 voor de jaren 2001 en 2002 een bijdrage van 0,10 pct. berekend op grond van het volledig loon van hun bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981), aan het Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textiel- en breigoednijverheid.
Deze bijdrage is om het kwartaal verschuldigd en wordt door het Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk geïnd en op de sectie "Opleiding" gestort. HOOFDSTUK VII. - Eindbepalingen
Art. 10.Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en is gesloten voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002.
Zij kan worden opgezegd op vraag van een van de partijen mits een opzegtermijn van 8 dagen gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk vóór 30 november 2002.
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking onder de opschortende voorwaarde dat de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene inspanningen voor de jaren 2001 en 2002 door de Minister van Werkgelegenheid als aanvaarde inspanningen bevonden worden.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 augustus 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX