gepubliceerd op 02 juni 2017
Koninklijk besluit tot vaststelling van boek VIII - Ergonomische belasting van de codex over het welzijn op het werk
28 APRIL 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van boek VIII - Ergonomische belasting van de codex over het welzijn op het werk
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, § 1, genummerd bij de wet van 7 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 28 februari 2014;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het manueel hanteren van lasten;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 augustus 1993Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 27/07/2015 numac 2015000371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel I type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 19/11/2015 numac 2015000628 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel II type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 04/03/2016 numac 2016000121 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel III sluiten betreffende het werken met beeldschermapparatuur;
Gelet op het advies nr. 189 van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 11 december 2015;
Gelet op het advies nr. 60.047/1 van de Raad van State, gegeven op 19 oktober 2016 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Boek VIII.- Ergonomische belasting van de codex over het welzijn op het werk wordt vastgesteld als volgt : "BOEK VIII.- ERGONOMISCHE BELASTING TITEL 1. - WERKZITPLAATSEN EN RUSTZITPLAATSEN Art. VIII.1-1.- § 1. De werkgever is ertoe gehouden voor elke activiteit die staande wordt verricht, een risicoanalyse uit te voeren overeenkomstig artikel I.2 6.
Deze risicoanalyse houdt rekening met het feit of de activiteit aanhoudend of doorgaans staande wordt uitgeoefend, evenals met de duur en de intensiteit van de blootstelling aan de statische belasting, teneinde elk risico voor het welzijn van de werknemers te beoordelen. § 2. Indien uit de resultaten van de risicoanalyse bedoeld in § 1, blijkt dat er een risico voor het welzijn van de werknemers bestaat, neemt de werkgever de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat elke betrokken werknemer over een rustzitplaats beschikt waarop hij bij tussenpozen of na bepaalde tijdruimten kan gaan zitten.
Wanneer de aard van de activiteiten van de betrokken werknemer niet toelaat een rustzitplaats te gebruiken, organiseert de werkgever de activiteiten op dergelijke wijze dat deze werknemer bij tussenpozen of na bepaalde tijdruimten zittend kan werken op een werkzitplaats. § 3. De rusttijden of de zittende werktijden moeten ten minste een kwartier tijdens de eerste helft van de arbeidsdag en ten minste een kwartier tijdens de tweede helft van de arbeidsdag bereiken.
Deze rusttijden of deze zittende werktijden moeten genomen worden ten vroegste na anderhalf uur en ten laatste na twee en een half uur prestaties.
De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer kan, rekening houdend met de risico's waaraan de werknemer wordt blootgesteld of rekening houdend met de resultaten van het gezondheidstoezicht, andere rusttijden of zittende werktijden vaststellen, dan deze bepaald in het eerste en tweede lid.
Art. VIII.1-2.- Voor de werknemers die activiteiten uitoefenen waarvan de aard verenigbaar is met zittend werk, stelt de werkgever een werkzitplaats ter beschikking.
Art. VIII.1-3.- § 1. De werkzitplaatsen en de rustzitplaatsen beantwoorden aan de comfort- en gezondheidseisen.
Voorafgaand aan hun keuze maken ze het voorwerp uit van een risicoanalyse overeenkomstig artikel VIII.1-1, § 1, eerste lid, om het welzijn van de werknemers te waarborgen tijdens het gebruik ervan. § 2. De rustzitplaatsen zijn gemakkelijk bereikbaar, kunnen onmiddellijk gebruikt worden en mogen in geen geval een hindernis vormen voor de doorgang.
Art. VIII.1-4.- De werknemers worden ingelicht omtrent alle maatregelen die genomen worden in toepassing van deze titel.
TITEL 2. - BEELDSCHERMEN Art.VIII.2-1.- § 1. Deze titel is van toepassing op de werkposten uitgerust met beeldschermen. § 2. Deze titel is niet van toepassing op : 1° bestuurdersplaatsen op voertuigen of machines;2° computersystemen in transportmiddelen;3° computersystemen die in de eerste plaats bestemd zijn voor gebruik door het publiek;4° zogenaamde "draagbare" systemen die niet aanhoudend worden gebruikt op een werkpost;5° rekenmachines, kassa's en andere apparatuur die voorzien is van een klein beeldscherm voor gegevens of hoeveelheden, dat nodig is voor het directe gebruik van die apparatuur;6° conventionele schrijfmachines met leesvenster. Art. VIII.2-2.- Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : a) beeldscherm: een alfanumeriek of grafisch scherm, ongeacht het gebruikte afbeeldingsprocédé;b) beeldschermwerkpost: het geheel dat bestaat uit beeldschermapparatuur, in voorkomend geval voorzien van een toetsenbord of voorziening voor gegevensinvoer of de interface mens/machine bepalende programmatuur, facultatieve accessoires, nevenapparatuur met inbegrip van de schijveneenheid, een telefoon, een modem, een printer, een documenthouder, een stoel en een werktafel of werkvlak, alsmede de onmiddellijke werkomgeving. Art. VIII.2-3.- § 1. Onverminderd de bepalingen van boek I, titel 2, is de werkgever ertoe gehouden : 1° minstens om de vijf jaar een risicoanalyse te maken op het niveau van elke groep van beeldschermwerkposten en op het niveau van het individu om de risico's inzake welzijn te evalueren die voor de werknemers voortvloeien uit het werken met een beeldscherm, met name inzake de eventuele risico's voor het gezichtsvermogen en de problemen van lichamelijke en geestelijke belasting;2° passende maatregelen te nemen op grond van de in 1° bedoelde risicoanalyse, teneinde de aldus vastgestelde risico's te voorkomen of te verhelpen, rekening houdend met de samenvoeging of de combinatie van de gevolgen ervan. § 2. De risicoanalyse bedoeld in § 1, 1° wordt indien nodig aangevuld met een bevraging van de werknemers of met een ander instrument dat peilt naar de werkomstandigheden en/of eventuele gezondheidsproblemen gerelateerd aan het werken met een beeldscherm, uit te voeren onder de verantwoordelijkheid van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
De collectieve resultaten hiervan worden door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer overgemaakt aan de werkgever en binnen de twee maanden na de overmaking voorgelegd aan het Comité. § 3. Na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en van het Comité stelt de werkgever de maatregelen vast die nodig zijn om de activiteit van de werknemer zodanig te organiseren dat de dagelijkse werktijd met een beeldscherm op gezette tijden wordt onderbroken door rustpauzes of andersoortige activiteiten, waardoor de belasting van het werken met een beeldscherm wordt verlicht.
Art. VIII.2-4.- § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel I.2-21 moet iedere werknemer een voorafgaande opleiding krijgen betreffende de wijze van gebruik van de beeldschermwerkpost en telkens wanneer de organisatie ervan ingrijpend wordt gewijzigd. § 2.Onverminderd de bepalingen van artikel I.2-16 moeten de werknemers alle informatie ontvangen over alles wat verband houdt met de veiligheid en de gezondheid op hun beeldschermwerkpost en inzonderheid over de maatregelen die krachtens de artikelen VIII.2-3, VIII.2-5 en I.4-5 worden genomen.
Art. VIII.2-5.- Voor de werknemers die gewoonlijk en gedurende een aanzienlijk deel van hun normale werktijd gebruik maken van beeldschermapparatuur, moet de werkgever ervoor waken dat de volgende maatregelen worden genomen : 1° indien uit de bevraging of het ander instrument bedoeld in artikel VIII.2-3, § 2 blijkt dat er mogelijke gezondheidsproblemen zijn, wordt de betrokken werknemer door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer onderworpen aan een aangepaste gezondheidsbeoordeling; 2° als de resultaten van het oftalmologisch onderzoek het vereisen en indien een normaal correctiemiddel de uitoefening van werk op een beeldscherm niet mogelijk maakt, moet de werknemer beschikken over een speciaal correctiemiddel dat uitsluitend met het betrokken werk verband houdt.De kosten van dit speciale middel vallen ten laste van de werkgever.
Art.VIII.2-6.- De werkgever neemt passende maatregelen opdat de beeldschermwerkposten voldoen aan de minimumvoorschriften in bijlage VIII.2-1.
TITEL 3. - MANUEEL HANTEREN VAN LASTEN Art. VIII.3-1.- Voor de toepassing van deze titel wordt onder manueel hanteren van lasten verstaan, elke handeling waarbij een last door één of meer werknemers wordt vervoerd of ondersteund, zoals het optillen, neerzetten, duwen, trekken, dragen of verplaatsen van een last, en die vanwege de kenmerken ervan of ergonomisch ongunstige omstandigheden risico's inhoudt voor de werknemers, met name voor rugletsels.
Art. VIII.3-2.- De werkgever wiens werknemers kunnen belast worden met het manueel hanteren van lasten is er toe gehouden een risicoanalyse uit te voeren waarbij rekening gehouden wordt met de factoren vermeld in het tweede lid.
Het manueel hanteren van een last kan een risico opleveren, met name voor rugletsel, in de volgende gevallen : 1° wanneer de last : - te zwaar of te groot is; - onhandig of moeilijk vast te pakken is; - onstabiel is of de inhoud ervan kan gaan schuiven; - zo ligt dat hij op een afstand van de romp of met voorovergebogen of verdraaide romp gehouden of gehanteerd moet worden; - door zijn vorm en/of consistentie, met name in geval van stoten, voor de werknemer letsels kan veroorzaken; 2° wanneer de lichamelijke inspanning : - te groot is; - slechts mogelijk is door een draaiende beweging van de romp; - kan leiden tot een plotselinge beweging van de last; - wordt uitgevoerd met het lichaam in onstabiele positie; 3° wanneer de taak één of meer van de volgende vereisten stelt : - er moeten lichamelijke inspanningen worden verricht die met name de wervelkolom te vaak of te langdurig belasten; - er zijn onvoldoende rust- of recuperatie-perioden; - de lasten moeten over te grote afstanden worden opgetild, neergezet of gedragen; - het werktempo wordt bepaald door een proces dat door de werknemer niet kan worden aangepast; 4° wanneer de kenmerken van de arbeidsplaats en van de arbeidsomstandigheden het risico kunnen doen toenemen doordat : - er niet genoeg ruimte is, met name in verticale richting, om het werk te verrichten; - de bodem oneffen is, en dus een risico oplevert voor struikelen, of glad is, zodat de werknemer erop kan uitglijden met het schoeisel dat hij draagt; - de ruimte of de arbeidsplaats zodanig is dat de werknemer de lasten niet manueel kan hanteren op een veilige hoogte of in een gunstige houding; - de bodem of de werkplek hoogteverschillen vertoont, zodat de last op verschillende hoogten moet worden gehanteerd; - de bodem of het steunpunt onstabiel is; - de temperatuur, luchtvochtigheid of luchtcirculatie niet aangepast is; 5° wanneer de volgende individuele risicofactoren aanwezig zijn : - lichamelijke ongeschiktheid voor het uitvoeren van de taak; - onaangepastheid van de kledij, de schoenen of andere persoonlijke uitrusting; - onvoldoende of onaangepaste kennis of opleiding.
Art. VIII.3-3.- De werkgever is ertoe gehouden passende organisatorische maatregelen te nemen, passende middelen te gebruiken, of zulke middelen aan de werknemers te bezorgen, inzonderheid arbeidsmiddelen voor het heffen van lasten, om te voorkomen dat de werknemers lasten manueel moeten hanteren.
Art. VIII.3-4.- Wanneer niet kan worden voorkomen dat de werknemers lasten manueel moeten hanteren, treft de werkgever de volgende maatregelen, waarbij hij rekening houdt met de risicoanalyse bedoeld in artikel VIII.3-2: 1° hij richt de werkposten zodanig in dat het hanteren kan gebeuren in optimale voorwaarden betreffende de veiligheid en de gezondheid;2° hij ziet er op toe dat de risico's voor met name rugletsel, worden voorkomen of beperkt door passende maatregelen te treffen. Art. VIII.3-5.- De werkgever stelt de risicoanalyse en de preventiemaatregelen bedoeld in de artikelen VIII.3-2 tot VIII.3-4 vast, na het advies van de bevoegde preventieadviseur en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en dat van het Comité te hebben ingewonnen.
Art. VIII.3-6.- De werkgever informeert de werknemers over alle maatregelen die, in toepassing van deze titel, betreffende het manueel hanteren van lasten worden genomen.
De werknemers ontvangen inzonderheid algemene aanwijzingen en, telkens wanneer het mogelijk is, nauwkeurige inlichtingen betreffende het gewicht van de last en het zwaartepunt of de zwaarste kant, wanneer het gewicht van de inhoud van een verpakking niet over het middelpunt is verdeeld.
Art. VIII.3-7.- Bovendien zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers een adequate opleiding krijgen en nauwkeurige inlichtingen ontvangen : 1° over de manier waarop lasten gehanteerd moeten worden;2° over de risico's die zij lopen wanneer de werkzaamheden niet op een technisch correcte manier worden uitgevoerd; 3° de risicofactoren bedoeld in artikel VIII.3-2, tweede lid, 5°.
Art. VIII.3-8.- De werkgever treft de nodige maatregelen opdat de werknemers belast met het manueel hanteren van lasten worden onderworpen aan een passend gezondheidstoezicht.
Het gezondheidstoezicht wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van boek I, titel 4.
Art. VIII.3-9.- Vooraleer hen met dit werk te belasten, onderwerpt de werkgever de werknemers belast met het manueel hanteren van lasten met risico voor met name rugletsel aan een voorafgaande gezondheidsbeoordeling.
Deze beoordeling omvat inzonderheid een onderzoek van het spierstelsel en beendergestel, en een cardiovasculair onderzoek.
Art. VIII.3-10.- De werkgever onderwerpt de werknemers die manueel lasten moeten hanteren met risico voor met name rugletsel aan een periodieke gezondheidsbeoordeling.
Deze periodieke gezondheidsbeoordeling dient ten minste om de drie jaar te gebeuren en dit zolang de werknemers belast zijn met het manueel hanteren van lasten.
Voor de werknemers die ten minste 45 jaar zijn moet die beoordeling elk jaar worden hernieuwd."
Art. 2.Worden opgeheven: 1° het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het manueel hanteren van lasten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 augustus 2002 en 28 mei 2003;2° het koninklijk besluit van 27 augustus 1993Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 27/07/2015 numac 2015000371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel I type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 19/11/2015 numac 2015000628 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel II type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 04/03/2016 numac 2016000121 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel III sluiten betreffende het werken met beeldschermapparatuur, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 februari 2002, 28 augustus 2002, 28 mei 2003 en 24 april 2014.
Art. 3.De verwijzingen naar de bepalingen van de koninklijke besluiten die opgeheven worden door artikel 2 en die inzonderheid voorkomen in alle documenten die in toepassing van of naar aanleiding van die besluiten werden opgesteld blijven geldig tot ze in overeenstemming zijn gebracht met de bepalingen van dit besluit en dit gedurende een termijn van twee jaar die begint te lopen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 4.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 april 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS
BIJLAGE VIII.2-1 Minimum voorschriften met betrekking tot de apparatuur, de omgeving en de interface computer/mens bedoeld in artikel VIII.2-6 Voor de beeldschermwerkposten bedoeld bij artikel VIII.2-2, dienen volgende minimumvoorschriften in acht te worden genomen, voor zover de betrokken onderdelen op de werkpost voorhanden zijn en de intrinsieke eisen of kenmerken van de taak dit niet beletten. 1° Apparatuur : a) Algemene opmerking : Het gebruik op zich van de apparatuur mag voor de werknemers geen bron van risico's vormen.b) Beeldscherm : De tekens op het beeldscherm moeten voldoende scherp, duidelijk van vorm en voldoende groot zijn, met voldoende afstand tussen de tekens en de regels. Het beeld op het scherm moet stabiel zijn, zonder flikkering of andere vormen van onstabiliteit.
De luminantie van en/of het contrast tussen de tekens en de achtergrond moeten/moet door de gebruiker van beeldschermterminals gemakkelijk kunnen worden bijgesteld en gemakkelijk aan de omgevingsomstandigheden kunnen worden aangepast.
Het beeldscherm moet vrij en gemakkelijk verstelbaar en kantelbaar zijn om aan de behoeften van de gebruiker te kunnen worden aangepast.
Er kan van een afzonderlijke voet voor het beeldscherm of van een instelbare tafel gebruik worden gemaakt.
Het beeldscherm moet vrij zijn van glans en spiegelingen die de gebruiker kunnen hinderen. c) Toetsenbord : Het toetsenbord moet hellend kunnen worden geplaatst en mag geen geheel vormen met het beeldscherm, ten einde voor de gebruiker een comfortabele houding mogelijk te maken die geen vermoeidheid in armen of handen veroorzaakt. Er moet vóór het toetsenbord voldoende ruimte zijn om steun te bieden voor handen en armen van de gebruiker.
Het toetsenbord moet een mat oppervlak hebben om reflecties te voorkomen.
De indeling van het toetsenbord en de vorm van de toetsen moeten zodanig zijn dat het gebruik van het toetsenbord wordt vergemakkelijkt.
De symbolen op de toetsen moeten voldoende contrastrijk en vanuit de normale werkhouding voldoende leesbaar zijn. d) Werktafel of werkvlak : De werktafel of het werkvlak moet een reflectiearm oppervlak hebben, voldoende groot zijn en een flexibele opstelling van beeldscherm, toetsenbord, documenten en accessoires mogelijk maken. De documentenhouder moet stabiel en regelbaar zijn en zodanig zijn geplaatst dat oncomfortabele hoofd- en oogbewegingen tot een minimum worden beperkt.
Er moet voldoende ruimte zijn om een comfortabele houding mogelijk te maken. e) Werkstoel : De werkstoel moet stabiel zijn, de gebruiker bewegingsvrijheid geven en hem een comfortabele werkhouding verschaffen. De zitting moet in de hoogte verstelbaar zijn.
De hoogte en de hellingshoek van de rugleuning moeten verstelbaar zijn.
Desgewenst moet een voetsteun worden aangebracht. 2° Omgeving : a) Ruimte : De werkpost moet, wat afmetingen en inrichting betreft, voldoende plaats bieden om veranderingen van houding en werkbewegingen mogelijk te maken.b) Verlichting : De algemene en/of gerichte verlichting (werklampen) moeten zorgen voor voldoende verlichting en een passend contrast tussen beeldscherm en omgeving, rekening houdende met de aard van het werk en de visuele behoeften van de gebruiker. Mogelijke verblinding en hinderlijke reflecties op het scherm of op alle andere apparaten moeten vermeden worden door de inrichting van de ruimten en de werkposten te coördineren met de situering en de technische kenmerken van de kunstmatige lichtbronnen. c) Verblinding en reflecties: De werkpost moet zo worden ingericht dat lichtbronnen zoals ramen en andere openingen, doorzichtige of doorschijnende wanden, alsmede helgekleurde apparaten en wanden, geen directe verblinding en geen hinderlijke reflecties op het beeldscherm veroorzaken. De ramen moeten zijn uitgerust met een passende instelbare helderheidswering om de intensiteit van het licht dat op de werkpost valt, te verminderen. d) Geluid : Bij de inrichting van de werkpost moet rekening worden gehouden met het geluid dat wordt voortgebracht door de bij de werkpost(en) behorende apparatuur, ten einde vooral verstoring van de aandacht en van het gesproken woord te voorkomen.e) Warmte : De tot de werkpost(en) behorende apparatuur mag geen voor de werknemers hinderlijke warmte veroorzaken.f) Straling: Alle straling, met uitzondering van het zichtbare deel van het elektromagnetisch spectrum, moet worden verminderd tot uit het oogpunt van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers verwaarloosbare niveaus.g) Vochtigheid : Er moet een toereikende vochtigheidsgraad worden gecreëerd en gehandhaafd.3° Interface computer/mens : Bij de uitwerking, de keuze, de aankoop en de wijziging van programmatuur alsmede bij de definitie van de taken die het gebruik van beeldschermen meebrengen, moet de werkgever met de volgende factoren rekening houden : a) de programmatuur moet zijn aangepast aan de te verrichten taak;b) de programmatuur moet gemakkelijk kunnen worden gebruikt en moet in voorkomend geval kunnen worden aangepast aan het kennis- en ervaringsniveau van de gebruiker;er mag zonder medeweten van de werknemers geen gebruik worden gemaakt van een kwantitatief of kwalitatief controlemechanisme; c) de systemen moeten de werknemers gegevens verschaffen over de werking ervan;d) de systemen moeten de informatie visualiseren in een vorm en een tempo die zijn aangepast aan de operateurs;e) in het bijzonder bij de verwerking van informatie door de mens moeten de beginselen van de ergonomie worden toegepast. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit tot vaststelling van boek VIII - Ergonomische belasting van de codex over het welzijn op het werk.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS