gepubliceerd op 24 november 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven
27 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de richtlijn 97/81/EG van de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid;
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 4, § 2, 1°, gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994 en 20 mei 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 1991, bij de wet van 22 juli 1993, bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1997 en 30 april 1999;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juli 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 juli 2000;
Gelet op het protocol nr. 364 van 25 juli 2000 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de geldelijke rechten van de contractuele personeelsleden die bij de toekenning van de tussentijdse verhogingen betrokken zijn op 1 januari 2000 dienen te worden vastgesteld;
Overwegende dat het nodig is binnen de kortst mogelijke termijnen, een einde te stellen aan de discriminatie tussen de contractuele personeelsleden die onvolledige prestaties verrichten, naar gelang zij belast zijn met schoonmaak of bediening in de restaurants, enerzijds, of met andere taken, anderzijds;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 3, § 5, van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries, ingevoegd door het koninklijk besluit van 30 april 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 5. - De diensten verricht door de in artikel 1 vermelde personeelsleden en die niet overeenkomen met volledige prestaties geven, in verhouding tot de verrichte prestaties, recht op de verhogingen in de weddenschaal.
Voor de personeelsleden belast met schoonmaak of bediening in de restaurants kunnen enkel de vanaf 1 mei 1999 verrichte diensten in aanmerking worden genomen om het voordeel van de in het eerste lid bedoelde bepaling te genieten.
Voor de andere personeelsleden kunnen enkel de vanaf 1 januari 2000 verrichte diensten in aanmerking worden genomen om het voordeel van de in het eerste lid bedoelde bepaling te kunnen genieten. ».
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 3.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 oktober 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE