Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 juli 2007
gepubliceerd op 08 augustus 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012327
pub.
08/08/2007
prom.
26/07/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 JULI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 juli 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2005 Sectoraal akkoord 2005-2006 (Overeenkomst geregistreerd op 1 augustus 2005 onder het nummer 75903/CO/120) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1er.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoed-ondernemingen en op alle erin tewerkgestelde arbeiders en arbeidsters (ook werklieden genoemd) die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de NV Celanese waarvoor de hoofdstukken V en VII evenwel van toepassing zijn en met uitzondering van de ondernemingen en de erin tewerkgestelde werklieden die onder de bevoegdheid vallen van de Paritaire Subcomités voor textiel Verviers (P.S.C. 120.01), voor het vlas (P.S.C. 120.02) en voor de jute (P.S.C. 120.03). HOOFDSTUK II. - Index en lonen

Art. 2.Tijdens de jaren 2005 en 2006 wordt de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1974 houdende ordening van de collectieve arbeidsovereenkomsten waarbij de lonen in de textielnijverheid en het breiwerk aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld, ongewijzigd verder toegepast.

Art. 3.Tijdens de jaren 2005 en 2006 wordt er geen conventionele loonsverhoging toegekend op de baremieke en effectieve lonen, tenzij in geval van toepassing van artikel 4.

Art. 4.Wanneer er tijdens de jaren 2005 en 2006 geen tweede indexatie van de lonen is, worden de baremieke en effectieve lonen vanaf 1 november 2006 met 2 pct. verhoogd ten aanzin van de effectieve en baremieke lonen geldend in september 2006 en dat tot op het ogenblik dat de eerste indexaanpassing in 2007 valt overeenkomstig voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1974.

Art. 5.Wanneer er tijdens de jaren 2005 en 2006 geen tweede indexatie van de lonen is, worden de baremieke en effectieve lonen op de datum waarop de lonen in de loop van 2007 voor het eerst geïndexeerd worden overeenkomstig voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1974, geïndexeerd met 2 pct. ten aanzichte van de baremieke en effectieve lonen geldend in september 2006.

Art. 6.Wanneer er tijdens de jaren 2005 en 2006 geen tweede indexatie van de lonen is, storten de werkgevers een bijdrage die overeenstemt met de kost van 2 pct. loonsverhoging op de baremieke en effectieve lonen voor de maand oktober 2006 aan het waarborg- en sociaal fonds.

De concrete modaliteiten voor de inning van voornoemde bijdrage worden vastgesteld door de raad van bestuur van het waarborg- en sociaal fonds.

Art. 7.Wanneer er tijdens de jaren 2005 en 2006 geen tweede indexatie van de lonen is, wordt de in artikel 5 omschreven eerste indexatie van de lonen in 2007 aangerekend op de kost van de collectieve arbeidsovereenkomst 2005-2006.

Art. 8.Ondertekenende partijen verbinden er zich toe de uitzonderlijke regeling voorzien in artikel 4 tot en met 7 niet als een precedent voor de toekomst te zullen inroepen. HOOFDSTUK III. - Tewerkstellingsmaatregelen Principe

Art. 9.Volgende tewerkstellingsbevorderende maatregelen worden genomen : - verlenging van de tewerkstellingsverbintenissen; - halftijds brugpensioen; - toepassing collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad.

Tewerkstellingsverbintenissen

Art. 10.De tewerkstellingsverbintenissen vermeld in de artikelen 4 tot en met 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 juli 1989, aangevuld en verlengd voor de jaren 1991 en 1992 bij artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 1991 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1991-1992, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 augustus 1991, aangevuld en verlengd voor de jaren 1993 en 1994 bij artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 juli 1994, verlengd voor de jaren 1995 en 1996 bij artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1995-1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 februari 1996, verlengd voor de jaren 1997 en 1998 bij artikel 3 van de collectieve overeenkomst van 25 april 1997, verlengd voor de jaren 1999 en 2000 bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999 houdende uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 1999 en 2000, verlengd voor de jaren 2001 en 2002 bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2001 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2001 en 2002 en verlengd voor de jaren 2003 en 2004 bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003 en 2004, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2004, gelden eveneens voor de jaren 2005 en 2006 zonder evenwel afbreuk te doen aan de toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen.

Art. 11.Hierboven vermelde verlenging van 2 jaren van de tewerkstellingsverbintenissen behelst volgende principes : a) Verbod van afdanking om economische of technische redenen.Van dit principe kan, overeenkomstig voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989, worden afgeweken. b) Wanneer overeenkomstig artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 waarvan hierboven sprake wordt vastgesteld dat de afdanking in strijd is met voormelde principes wordt een eenmalige forfaitaire schadevergoeding toegekend aan de afgedankte arbeider(ster) van 991,57 EUR.c) De arbeiders(sters) die overeenkomstig de geldende sectorale collectieve arbeids-overeenkomsten brugpensioen, op brugpensioen worden gesteld moeten vervangen worden overeenkomstig artikel 9 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989.Van deze verplichting kan afgeweken worden op basis van de artikelen 10 en 11 van deze collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 en mits naleving van de wettelijke bepalingen op het stuk van de vervangingsplicht van bruggepensioneerden. d) Arbeiders(sters) die worden afgedankt om andere redenen dan de redenen aangehaald onder litterae a) en c) hierboven moeten worden vervangen binnen de drie maanden na het verstrijken van de vooropzeg of bij ontstentenis van de vooropzeg binnen de drie maanden na de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst.Van deze verplichting kan eveneens afgeweken worden overeenkomstig de bepalingen dienaangaande opgenomen in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989.

Halftijds brugpensioen

Art. 12.Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld overeenkomstig collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, ingeval van halvering van de arbeidsprestaties.

De minimumleeftijd om op halftijds brugpensioen gesteld te worden is vastgesteld op 56 jaar.

Aan de werklieden die in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 tot het halftijds brugpensioen toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk". Het fonds draagt eveneens de kost van de eventuele capitatieve bijdrage en staat in voor de administratieve verwerking.

De nadere regels werden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 2005 die integrerend deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2005 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering dergelijk brugpensioenstelsel zal toelaten.

Tevens worden de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk" aangepast met hetgeen voorafgaat.

Tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking

Art. 13.Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, worden volgende afwijkingen waarvan sprake in de hiernavolgende artikelen 14 tot en met 19 overeengekomen.

Deze artikelen zijn niet van toepassing voor de ondernemingen in herstructurering zoals bepaald in artikel 9 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen. In dit laatste geval dient de uitvoering van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis geregeld te worden op het vlak van de onderneming.

Art. 14.In uitvoering van artikel 2, § 3, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in de volle of halve overbruggingsploegen de toepassing van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis beperkt tot het stelsel van tijdskrediet waarbij de arbeidsprestaties volledig worden geschorst.

Tevens wordt gesteld dat geen andere uitsluitingen uit het toepassingsgebied van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis op ondernemingsvlak kunnen worden doorgevoerd.

Art. 15.In uitvoering van artikel 3, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 5 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

Het opnemen van het tijdskrediet na uitputting van het 1e jaar gebeurt per periode van 12 maanden. Hiervan kan op ondernemingsvlak niet worden afgeweken.

Art. 16.In uitvoering van artikel 6, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in ploegen het recht op 1/5 loopbaanvermindering toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders(sters).

Art. 17.In uitvoering van artikel 9, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de vermindering van de arbeidsprestaties voor de werklieden van 50 jaar en ouder, tewerkgesteld in ploegen toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders.

Art. 18.Voor de toepassing van artikel 15, § 5, 1e alinea, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst 77bis wordt de "één eenheid" vervangen door "twee eenheden".

Art. 19.In uitvoering van artikel 15, § 7, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis komen de partijen overeen de drempel waarvan sprake in artikel 15, § 1, van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst niet te wijzigen.

Op ondernemingsvlak kan deze drempel verhoogd worden : - hetzij op initiatief van de werkgever; - hetzij op gemotiveerde vraag van de werknemers of hun vertegenwoordigers waarop de werkgever gemotiveerd al dan niet zijn akkoord betuigt en waarbij de partijen zich dienen aan te sluiten. HOOFDSTUK IV. - Vorming en opleiding

Art. 20.De sector doet voor de periode 2005-2006 een inspanning op het vlak van vorming en opleiding, die wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,10 pct. op de lonen gedurende de jaren 2005 en 2006. Aldus levert de sector een inspanning op het vlak van permanente vorming. Deze 0,10 pct. bijdrage zal aangewend worden in het kader van de opleidingsplannen en het trekkingsrecht. Hierover zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Daarnaast doet de sector voor de periode 2005-2006, een inspanning van 0,20 pct. vóór de vorming en opleiding van risicogroepen. Over de vorming en opleiding van deze risicogroepen zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden die vóór 1 juli 2005 zal neergelegd worden op de Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Bijgevolg zal voor de jaren 2005 en 2006 van de textiel- en breigoedondernemingen een globale bijdrage van 0,30 pct. ten laste van de werkgevers geïnd worden voor vorming en opleiding. De raad van beheer van het waarborg- en sociaal fonds zal jaarlijks een enveloppe vastleggen voor het sectoraal opleidingsgebeuren die de globale werkgeversbijdrage van 0,30 pct. niet kan overstijgen. De statuten van het waarborg- en sociaal fonds zullen in die zin aangepast worden. HOOFDSTUK V. - Conventioneel brugpensioen Algemeen stelsel

Art. 21.Het stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1981, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1981, respectievelijk verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 december 1985 tot 31 december 1989, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 tot 31 december 1990, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 1991 tot 31 december 1992, bij collectieve arbeids-overeenkomst van 4 maart 1993 tot 31 december 1994, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995 tot 31 december 1996, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1997 tot 31 december 1998, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999 tot 31 december 2000, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2001 tot 31 december 2002 en bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 tot 31 december 2004, wordt met een nieuwe termijn verlengd tot en met 30 juni 2007 binnen de voorwaarden aangeduid door hiernavolgend artikel 22.

Art. 22.a) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen wordt vanaf 1 januari 2005 de minimumleeftijd om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen vastgesteld op 58 jaar. b) Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 dienen de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitvoorwaarden : - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.

Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3 van voormeld koninklijk besluit.

Art. 23.Aan de werklieden die in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 24.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel werden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 2005 die integrerend deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2005 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering dergelijk brugpensioenstelsel zal toelaten.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid.

Conventioneel brugpensioen voor werklieden met nachtprestaties

Art. 25.Er wordt een stelsel van aanvullende vergoeding, ten gunste van sommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen, ingesteld vanaf 1 januari 2005 ten voordele van de werklieden van 56 jaar met nachtprestaties.

Deze werklieden moeten voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot dit bijzonder conventioneel brugpensioenstelsel mogelijk maken, evenals aan de anciënniteitsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 22, littera b) hierboven.

Art. 26.Aan voormelde werklieden die in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 27.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel werden vastgelegd in een afzonderlijk collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 2005 die integrerend deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2005 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering dergelijk brugpensioenstelsel zal toelaten.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid. HOOFDSTUK VI. - Waarborg- en sociaal fonds

Art. 28.Vanaf 1 januari 2005 wordt de werkgeversbijdrage voor de sectie aanvullende vakantievergoeding met 0,50 pct. verhoogd en dus van 9,10 pct. op 9,60 pct. gebracht. Aangezien de eerste en tweede inning 2005 reeds zijn verricht, worden de derde en vierde inning 2005 op 10,10 pct. gebracht. Deze bijdrage wordt terug op 9,60 pct. gebracht vanaf de eerste inning van 2006.

Art. 29.De bepalingen van artikel 27 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003-2004, betreffende het toekennen van (een) bezoldigde afwezigheidsdag(en) worden samen met de praktisch uitgewerkte toepassingsmodaliteiten voor onbepaalde tijd verder gezet.

In afwijking van de regeling geldend op basis van hetzelfde artikel 27 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003, worden het loon en de sociale lasten voor de anciënniteitsdagen ten laste genomen door de ondernemingen.

Artikel 30.Het stelsel van sociale begeleiding voorzien in artikel 28 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003-2004, wordt gedurende de jaren 2005 en 2006 onder dezelfde voorwaarden verder gezet.

Art. 31.Vanaf 1 januari 2006 wordt de duur van de sociale begeleiding, zoals voorzien in artikel 10, littera c), eerste alinea, van de statuten van het waarborg- en sociaal fonds, voor de nieuwe rechthebbenden van minder dan 50 jaar - met uitzondering van de ontslagen langdurig zieke werknemers - gebracht op : a. Bij afdanking tengevolge van sluiting of van reorganisatie wegens afslanking of productiviteitsverhoging : - jonger dan 30 jaar : 8 maanden; - van 30 tot minder dan 40 jaar : 11 maanden; - van 40 jaar en ouder : 20 maanden. b. Bij afdanking om een andere reden dan deze hierboven vermeld of bij overmacht : - jonger dan 30 jaar : 3 maanden; - van 30 tot minder dan 40 jaar : 4 maanden; - van 40 jaar en ouder : 7 maanden.

Onder "nieuwe rechthebbenden" in de zin van onderhavig artikel wordt verstaan : de werklieden van wie de arbeidsovereenkomst na 31 december 2005 een einde neemt en die op het ogenblik van de uitdiensttreding de leeftijd van 50 jaar nog niet hebben bereikt.

Art. 32.Met uitzondering van de bruggepensioneerden, gepensioneerden en de werklozen vanaf 50 jaar wordt voor de nieuwe rechthebbenden, de toekenning van het niet-terugvorderbaar voorschot van de sociale toelage, zoals voorzien in artikel 7 van de statuten van het waarborg- en sociaal fonds, beperkt tot het refertedienstjaar tijdens hetwelk zij werden ontslagen, behoudens om dringende redenen, en de twee jaren volgend op het voornoemde refertedienstjaar.

Onder "nieuwe rechthebbenden" in de zin van dit artikel wordt verstaan : de werklieden die ontslagen werden en waarvan de arbeidsovereenkomst een einde neemt na 30 juni 2005 en die niet in pensioen of brugpensioen gaan en die op het ogenblik van de uitdiensttreding de leeftijd van 50 jaar nog niet hebben bereikt.

Art. 33.In de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1974 houdende ordening van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 10 december 1971 en 5 mei 1974 inzake de vorming ingericht door de vakorganisaties, wordt artikel 3, littera b), vervangen door de volgende bepaling : "De werkgever zal deze vergoeding als voorschot aan de werknemers uitbetalen en als loon behandelen. Het bedrag van deze vergoeding evenals de hierop verschuldigde patronale sociale lasten zal hij terugvorderen bij het waarborg- en sociaal fonds. Voor vorming ingericht door de vakorganisaties vanaf 1 juli 2005 wordt het percentage patronale sociale lasten forfaitair vastgesteld op 50 pct. (op loon aan 100 pct.)."

Art. 34.Het waarborg- en sociaal fonds stelt voor de jaren 2005 en 2006 telkens een bedrag overeenstemmend met een bijdrage van 0,05 pct. van de jaarlonen (aan 100 pct.) ter beschikking voor het bevorderen van de internationale solidariteit. De verhoudingsgewijze toewijzing van dit bedrag aan de drie ondertekenende werknemersorganisaties gebeurt op dezelfde manier als voor de collectieve arbeidsovereenkomst 2001-2002.

Art. 35.De statuten van het waarborg- en sociaal fonds worden aangepast met hetgeen voorafgaat.

Tevens zal in het waarborg- en sociaal fonds een protocol worden gesloten waarin gewaarborgd wordt dat alle beheerders hun verantwoordelijkheid opnemen en gelijkwaardige zeggenschap hebben voor wat de werking van het waarborg- en sociaal fonds betreft, meer in het bijzonder met betrekking tot het personeelsbeleid, de investeringen en de beleggingspolitiek.

Art. 36.De werkgevers geven een garantie voor de uitbetaling van de sociale voordelen en de daarmee verbonden belastingen, toegekend in het kader van het waarborg- en sociaal fonds gedurende de jaren 2005 en 2006. HOOFDSTUK VII. - Fonds voor bestaanszekerheid

Art. 37.Vanaf 1 januari 2005 wordt de werkgeversbijdrage, voorzien in artikel 13, littera c), van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk", met 0,05 pct. verhoogd en dus van 1,45 pct. op 1,50 pct. gebracht. Aangezien de eerste en tweede inning 2005 reeds zijn verricht, worden de derde en vierde inning 2005 op 1,55 pct. gebracht. Deze bijdrage wordt terug op 1,50 pct. gebracht vanaf de eerste inning van 2006.

Art. 38.De beslissing van het paritair comité inzake overstap van het vervroegd (ondernemings-) brugpensioen naar het sectoraal brugpensioen wordt voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 verder gezet. De modaliteiten van deze overstapregeling werden vastgelegd in de beslissing van het paritair comité van 20 mei 2005.

Art. 39.De statuten van het fonds voor bestaanszekerheid worden aangepast met hetgeen voorafgaat.

Tevens zal het in het fonds voor bestaanszekerheid een protocol worden gesloten waarin gewaarborgd wordt dat alle beheerders hun verantwoordelijkheid opnemen en gelijkwaardige zeggenschap hebben voor wat de werking van het fonds voor bestaanszekerheid betreft, meer in het bijzonder met betrekking tot het personeelsbeleid, de investeringen en de beleggingspolitiek. HOOFDSTUK VIII. - Tijdelijke werkloosheid

Artikel 40.De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe om in het kader van de toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, een eenparig positief advies in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk uit te brengen, met het oog op het bekomen van de verlenging van de bestaande afwijkingsbesluiten inzake tijdelijke werkloosheid. HOOFDSTUK IX. - Paritaire werkgroepen

Art. 41.Tijdens de jaren 2005 en 2006 worden de volgende thema's besproken in verschillende paritaire werkgroepen : flexibiliteit en de permanente evaluatie van de sectorale tewerkstellings- en industriepolitiek. HOOFDSTUK X. - Mobiele werknemers

Art. 42.Met betrekking tot de mobiele werknemers zal de voorzitter van het Paritair comité een voorstel doen conform de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen. HOOFDSTUK XI. - Duur van de overeenkomst en verbintenissen van de contracterende partijen

Art. 43.Deze overeenkomst bepaalt het geheel der nieuwe sociale voordelen en is van toepassing vanaf 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006, met uitzondering van de brugpensioenstelsels voorzien in de artikelen 12 en 21 tot en met 27 en de overstapregeling voorzien in artikel 38, die van toepassing zijn gedurende de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007.

Bijgevolg waarborgen de contracterende partijen gedurende de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 de inachtneming van de aangegane verbintenissen met betrekking tot de sociale vrede en de opvoering van de productiviteit hetgeen het volgende inhoudt : a) tijdens gans de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen de syndicale en patronale organisaties de sociale vrede in de ondernemingen waarborgen, alsmede de effectieve medewerking verzekeren van het personeel bij de uitvoering van de maatregelen die getroffen worden door toepassing van de paritair aanvaarde schikkingen met het oog op de opvoering van de productiviteit, zowel voor wat betreft het gebruik van nieuwe werktuigen en productiemachines, als voor wat betreft de wijzigingen aan de arbeidsmethodes;b) het geheel der schikkingen in verband met de arbeidsvoorwaarden zal stipt worden toegepast en kan onder geen enkel geval terug in betwisting worden gebracht door de syndicale organisaties, de werknemers, de patroonsvereniging of de werkgevers;c) de syndicale organisaties en de werknemers verbinden er zich toe geen enkele eis te stellen noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsvlak, en geen enkel conflict uit te lokken of te doen uitbreken om welke reden het ook moge wezen;d) wanneer zich op sectoraal- of ondernemingsvlak moeilijkheden zouden voordoen inzake het sociaal overleg, is het een goede praktijk om paritaire verzoening te bevoordelen en zo nodig het vraagstuk formeel aanhangig te maken bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Art. 44.De hierboven vermelde verbintenissen inzake sociale vrede vallen onder toepassing van de bepalingen die door ondertekenende partijen in het nationaal protocol van 26 juni 1969 dienaangaande werden vastgesteld.

Art. 45.De ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zou verklaard worden per koninklijk besluit.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 juli 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^