gepubliceerd op 14 juni 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet
26 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd door de wetten van 6 juli 1992, 4 augustus 1992, 8 december 1992, 11 februari 1994, 6 juli 1994, 5 juli 1998, 30 oktober 1998, 11 december 1998, 11 april 1999, 10 augustus 2000 en 7 januari 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet, inzonderheid op artikel 10 en bijlage V;
Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 3 maart 2000;
Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 6 april 2000;
Overwegende dat, vanaf 1 januari 2002, de voorbeelden opgenomen in bijlage V van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet, betreffende de berekeningsmodaliteiten van de vermindering of de teruggave geregeld door artikel 10 van dit besluit, in euro dienen gegeven te worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De voorbeelden van bijlage V, ingevoegd door het koninklijk besluit van 15 april 1994 tot wijziging en aanvulling van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet, worden vervangen door de voorbeelden opgenomen in de bijlage van dit besluit.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 3.Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE
Bijlage De hierna vermelde voorbeelden worden gegeven in euro, maar dezelfde berekeningswijzen worden toegepast wanneer de kredietovereenkomst in frank werd afgesloten.
Voorbeeld 1 Verkoop op afbetaling van een goed ter waarde van 2.500 euro. De kredietovereenkomst voorziet een voorschot van 500 euro en 24 maandelijkse termijnbedragen van 100 euro. Het jaarlijkse kostenpercentage bedraagt 19,75 %. Vervroegde terugbetaling juist na de 10e betalingstermijn.
In dat geval : T = 100; m' = 24; f = 10; n = 12; x = 19,75 % Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld M = (24 - 10) * 100 - 1.289,86 = 110,14 Op de vervaldag van de 10e betalingstermijn (S10 = 10/12), zal de consument zijn schuld kunnen kwijten door maximaal te storten : T + r = 100 + 1.289,86 = 1.389,86 euro Voorbeeld 2 Lening op afbetaling van een bedrag van 3.750 euro terugbetaalbaar in 12 trimesteriële betalingstermijnen van 375 euro. Het jaarlijkse kostenpercentage bedraagt 12,21 %. Vervroegde terugbetaling na 4 betalingstermijnen.
In dat geval : T = 375; m' = 12; f = 4; n = 4; x = 12,21 % Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld M = (12 - 4) * 375 - 2.730,81 = 269,19 euro Op de vervaldag van de 4e betalingstermijn (S4 = 4/4 = 1), zal de consument zijn schuld kunnen kwijten door maximaal te storten : T + r = 375 + 2.730,81 = 3.105,81 euro.
Voorbeeld 3 Financieringshuur van een goed ter waarde van 15.000 euro. De kredietovereenkomst voorziet 48 maandelijkse termijnbedragen van 365 euro; het eerste termijnbedrag dient betaald te worden vanaf de terbeschikkingstelling van het goed. De residuele waarde op het einde van de 48 maanden is 1.000 euro. Het jaarlijkse kostenpercentage bedraagt 11,17 %.
Vervroegde terugbetaling 3 jaar na de terbeschikkingstelling van het goed en dus bij het verstrijken van de 36e betalingstermijn (de eerste betalingstermijn komt niet in aanmerking voor de berekening van het aantal termijnen).
In dat geval : T = 365;
S = 1000; m' = 48; f = 36; n = 12; x = 11,17 % Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld M = (48 - 1 - 36) * 365 + 1000 - 4.785,47 = 229,53 euro Op de vervaldag van de 36e termijn (S36 = 36/12 = 3, de eerste betalingstermijn is niet inbegrepen) zal de consument zijn schuld kunnen kwijten door maximaal te storten : T + r = 365 + 4.785,47 = 5.150,47 euro.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 26 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE