Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2007
gepubliceerd op 25 mei 2007

Koninklijk besluit betreffende de jaarlijkse retributie op de emissierechten die gratis worden toegekend aan de houders van een exploitanttegoedrekening in het nationaal register voor broeikasgassen

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2007022760
pub.
25/05/2007
prom.
26/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/26/2007022760/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de jaarlijkse retributie op de emissierechten die gratis worden toegekend aan de houders van een exploitanttegoedrekening in het nationaal register voor broeikasgassen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De naleving van de verbintenissen van het Kyoto-protocol door België brengt aanzienlijke uitgaven voor de federale overheid met zich mee.

De federale overheid ziet zich gedwongen een aanzienlijk volume broeikasgaskredieten te verwerven zodat de algemene balans van de Kyoto-eenheden op het activa van het land voldoende zou zijn om de uitstoot van broeikasgassen in de drie gewesten tijdens de periode 2008-2012 te dekken.

Volgens de uiteindelijke berekening op basis van de emissierapportage die moest gebruikt worden voor de bepaling van de toegewezen hoeveelheid voor België, moest de Federale Overheid zich inspannen om 2,46 miljoen emissierechten per jaar te verwerven, teneinde deze doelstelling te bereiken.

Dit principe staat op het punt een juridische verplichting te worden sinds het werd opgenomen in een nieuw samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de drie gewesten voor de uitvoering van sommige bepalingen van het Kyoto-protocol dat door het Overlegcomité op 20 december 2006 is goedgekeurd. Op 26 januari 2007 heeft de Ministerraad het samenwerkingsakkoord goedgekeurd en zelfs het wetsontwerp houdende instemming hiermee.

De Federale Overheid moet deze verplichting uitvoeren door het aankopen van broeikasgaskredieten door middel van projecten van gezamenlijke uitvoering en projecten voor schone ontwikkeling en door deel te nemen aan de multilaterale koolstoffondsen.

De aankoopprijs van de eigenlijke kredieten (2, 46 miljoen emissiekredieten x 5 jaar x prijs van de kredieten) zal worden gedekt door de bedragen die afkomstig zijn van het fonds dat door de CREG wordt beheerd en bestemd is om het federale beleid inzake de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen te financieren, krachtens de koninklijke besluiten zoals die op 28 oktober 2004 en 27 december 2006 (respectievelijk 10 en 50 miljoen euro) werden genomen.

Andere soorten kosten ten laste van de Federale Overheidsdienst Leefmilieu die geen eigenlijke aankoopkosten zijn, moeten evenwel worden gedragen, zoals de administratieve kosten die vanaf 2007 aan de koolstoffondsen moeten worden betaald, de kosten voor technische en juridische ondersteuning in het kader van de marktconsultaties die bestemd zijn om projecten te selecteren, en de kosten voor de ondersteuning van de expertiseprocessen.

Bijgevolg heeft de wetgever in de programmawet (I) van 27 december 2006 erin voorzien een jaarlijkse geïndexeerde afname van 0,1 euro per gratis toegekend emissierecht bij de titularissen van een exploitanttegoedrekening in het nationale register voor broeikasgassen vast te leggen. Krachtens deze programmawet, is de Koning gemachtigd om de modaliteiten van deze nieuwe retributie bij een in Ministerraad overlegd besluit vast te leggen. Vandaar deze tekst.

Deze afname is geen taks maar wel een retributie ten laste van de houders van exploitanttegoedrekeningen op het nationaal register voor broeikasgassen. Deze exploitanten halen namelijk een direct voordeel uit de federale verwervingsinspanning, in die mate dat het totale volume van de quotas, die hen werden toegestaan krachtens het nationaal toewijzingsplan 2008-2012, op zich hoger zal zijn dan het grensvolume dat aan België is toegekend krachtens het Kyotoprotocol en krachtens de Europese beslissing nr.2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 (reductie-inspanning van -7,5 % ten aanzien van de emissie-referentieniveaus).

De retributie die door dit koninklijk besluit wordt ingevoerd verschilt dus van de heffingen ten laste van de houders van een tegoedrekening op het nationaal register voor broeikasgassen die werden ingevoerd door de programmawet van 27 december 2004 (art. 239) en door het koninklijk besluit van 14 oktober 2005 betreffende het beheer van dit register (art. 8) : Deze zijn zowel ten laste van de houders van exploitanttegoedrekeningen als van persoonstegoedrekeningen, en de nieuwe retributie treft enkel de houders van exploitanttegoedrekeningen.

De heffingen ingevoerd door de programmawet van 27 december 2004 worden overigens uitsluitend aangewend om de werkingskosten van het nationaal register voor broeikasgassen te dekken (art.238). De nieuwe retributie moet daarentegen bijdragen tot de financiering van de federale inspanning tot verwerving van extra Kyoto-eenheden die bovenop de toegekende hoeveelheid noodzakelijk zijn opdat België op het einde van de verbintenisperiode zou beschikken over genoeg eenheden om zijn verbintenis volgens het Kyotoprotocol na te komen.

We hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaars.

De Minister van Leefmilieu B. TOBBACK

26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit met betrekking tot de jaarlijkse retributie op de emissierechten die gratis toegewezen worden aan de houders van een exploitanttegoedrekening in het nationaal register voor broeikasgassen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, inzonderheid het fonds 25-1 dat bedoeld is voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen van de rubriek 25 van de tabel gevoegd bij deze organieke wet;

Gelet op artikel 239 lid 2 van de programmawet van 27 december 2004;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 12 februari 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 16 februari 2007;

Gelet op advies van de Raad van State, gegeven op 19 maart 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de gewesten in de uitgebreide Interministeriële Conferentie Leefmilieu op 20 april 2007 een schriftelijke informatie hebben ontvangen;

Op voordracht van Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Leefmilieu en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : a) « registeradministrateur » : degene die overeenkomstig de vereisten van de richtlijn, de verordening en de beschikking nr.280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het protocol van Kyoto, het nationaal register beheert en bijhoudt; b) « exploitanttegoedrekening » : elke rekening in het register dat is opgesteld overeenkomstig artikel 15 van de verordening;c) « partijtegoedrekening van België » : de partijtegoedrekening die voor België gecreëerd is overeenkomstig artikel 12 van de verordening;d) « richtlijn » : Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad, zoals gewijzigd door richtlijn 2004/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 met betrekking tot de projectgebonden mechanismen van het Protocol van Kyoto;e) « nationaal toewijzingsplan » : het Belgische nationale plan dat is uitgewerkt overeenkomstig artikel 9 van de richtlijn, dat bestaat uit een federaal toewijzingsplan en gewestelijke toewijzingsplannen, en waarin de totale hoeveelheid emissierechten gepreciseerd wordt die de bevoegde autoriteiten van plan zijn toe te wijzen voor een verbintenisperiode, en de wijze waarop ze van plan zijn ze toe te wijzen;f) « emissierecht » : het recht om gedurende de periode 2005-2007, de periode 2008-2012 en de daaropvolgende periodes van vijf jaar een ton kooldioxide-equivalent uit te stoten, geldig enkel en alleen ter naleving van de vereisten van de richtlijn;g) « verordening » : Verordening (EG) nr.2216/2004 van de Commissie van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig de Richtlijn en de Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad. HOOFDSTUK II. - Jaarlijkse geïndexeerde retributie

Art. 2.De retributie vastgesteld door artikel 239 lid 2 van de programmawet van 27 december 2004 is verschuldigd vanaf 2007 en elk daarop volgend kalenderjaar. Deze retributie legt de bijdrage vast van elke titularis van een exploitanttegoedrekening aan de personeels- en expertisekosten en kosten voor juridisch en financieel advies, aan de promotiekosten evenals aan de diverse kosten die, voor de federale overheid, voortvloeien uit de aankoop van emissierechten via flexibiliteitsmechanismen onder het Protocol van Kyoto of de deelname aan koolstoffondsen.

Art. 3.§ 1. Het basisbedrag van de retributie, per kalenderjaar, bedraagt 0,1 euro per emissierecht. De retributie is gekoppeld aan de schommelingen van de index en wordt berekend aan de hand van de volgende formule : Basisbedrag x nieuwe index/Basisindex § 2. De nieuwe index is de index van de consumptieprijzen van de maand januari van het jaar waarin de registeradministrateur de emissierechten gratis aan de exploitanten toekent.

De basisindex is de index van de consumptieprijzen van januari 2007. § 3. De registeradministrateur berekent het bedrag van de retributie verschuldigd door de exploitant op basis van het aandeel van het totaalaantal emissierechten die hem gratis worden toegewezen op basis van het nationale toewijzingsplan, dat hem voor dat jaar wordt verleend. HOOFDSTUK III. - Inning van de retributie

Art. 4.§ 1. De retributie wordt geïnd door de registeradministrateur overeenkomstig de volgende regels : § 2. Ten laatste drie maanden na de verlening van de emissierechten aan de exploitant stuurt de registeradministrateur een retributieattest per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan de houder van de tegoedrekening van deze exploitant. Dit attest legt het door hem verschuldigde bedrag vast. § 3. In afwijking van § 2 wordt het attest met betrekking tot de afgeleverde emissierechten ten laatste op 1 juli 2007 verzonden, of ten laatste 2 maanden volgend op de publicatie van dit besluit, indien deze na 1 mei 2007 plaats vindt. § 4. De retributie dient door de exploitant gestort te worden binnen de veertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum waarop het attest verzonden is, waarbij de postdatum als bewijs geldt. § 5. Wanneer de retributie niet gestort is binnen de termijn bedoeld in § 3, stuurt de registeradministrateur, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, een herinnering naar de exploitant. Deze herinnering bepaalt dat de exploitant nog een termijn van dertig kalenderdagen de tijd heeft, te rekenen vanaf de datum van verzending, om de retributie te storten. § 6. Indien het verschuldigde bedrag niet betaald is binnen de termijn bedoeld in § 5 stuurt de registeradministrateur de exploitant, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, een aanmaning om het basisbedrag van de retributie te betalen, verhoogd met 1000 euro geïndexeerd om de administratieve kosten te dekken en verhoogd met de nalatingheidsinteresten. § 7. De administratieve kosten worden geïndexeerd volgens de formule bedoeld in artikel 3, § 1 van dit artikel, waarbij de index van de consumptieprijzen van januari 2007 als basisindex geldt. § 8. De registeradministrateur kan de administratie van het kadaster, registratie en domeinen belasten met het innen van de schuldvorderingen waarvan de betaling is uitgebleven. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor het indienen van bezwaren

Art. 5.§ 1. De exploitant die de retributie wenst te betwisten moet een bezwaar indienen bij de registeradministrateur binnen de veertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van het attest, waarbij de postdatum als bewijs geldt. Dit bezwaar heeft geen opschortend effect op de betaling van de retributie. § 2. Het bezwaar moet gemotiveerd worden en mag enkel gebaseerd zijn op : - een materiële fout op het attest en/of -het bewijs dat de emissierechten die als basis dienden voor de berekening van de retributie niet gratis toegewezen zijn volgens het nationale toewijzingsplan. § 3 Het bezwaar wordt behandeld door de registeradministrateur, die zijn beslissing aan de exploitant notificeert in de 45 kalenderdagen volgend de datum van receptie van het bezwaar. § 4. De administratieve beroep beschreven in dit artikel beperkt de gerechtelijk beroep niet. HOOFDSTUK V. - Herziening van de retributie

Art. 6.§ 1. De registeradministrateur kan te allen tijde het initiatief nemen om het attest van de retributie te verifiëren, met name naar aanleiding van een fout of naar aanleiding van verbeteringen die aan het nationale toewijzingsplan werden aangebracht op grond van artikels 38 en 44 van de verordening. § 2. Binnen de kortst mogelijke termijn wordt het geverifieerde attest, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, opgestuurd naar de houder van de exploitanttegoedrekening in kwestie. § 3. De bepalingen van hoofdstuk IV in verband met de procedures voor het indienen van bezwaren zijn eveneens van toepassing in geval van herziening van de retributie. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 7.Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Leefmilieu zijn, ieder wat hem/haar betreft, belast met de utvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 26 april 2007.

ALBERT Par le Roi : De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

^