Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2000
gepubliceerd op 29 april 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak

bron
ministerie van financien
numac
2000003261
pub.
29/04/2000
prom.
26/04/2000
ELI
eli/besluit/2000/04/26/2000003261/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Krachtens artikel 2 van Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten, is het niveau van de totale minimumaccijns (ad valorem accijns plus specifieke accijns, exclusief BTW) vastgesteld op 57 % van de kleinhandelsprijs van de sigaretten die tot de meest gevraagde prijsklasse behoren. Bovendien mag, overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten, het specifieke deel van de accijns niet lager zijn dan 5 % noch hoger zijn dan 55 % van het totale belastingbedrag dat resulteert uit de samenstelling van de op deze sigaretten geheven evenredige accijns, de specifieke accijns en de omzetbelasting.

Historisch gezien, hebben België en het Groothertogdom Luxemburg altijd het specifieke deel van de accijns op zijn laagste peil gehouden, namelijk 5 % van het totale belastingbedrag, voor bedoelde sigaretten, en dit om budgettaire redenen.

De laatste jaren hebben sommige marktdeelnemers bezwaren geuit en dit feit heeft België ertoe aangezet ruggespraak te houden met zijn Luxemburgse partner met het oog op het vinden van een oplossing om dit specifieke deel van de accijns te verhogen naar de wens van deze marktdeelnemers. Gedurende deze periode hanteerde België een specifieke accijns van 10 % terwijl het Groothertogdom Luxemburg zijn specifiek deel op het minimum van 5 % heeft behouden.

De tabakssector, vertegenwoordigd door de Belgisch-Luxemburgse Federatie der tabakverwerkende industrieën (FEDETAB) had eveneens aangedrongen op een spoedige wijziging van het percentage van het specifieke deel, teneinde rekening te houden met het feit dat een belangrijk deel van de landen die deel uitmaken van de Europese Unie reeds een specifieke accijns toepasten die gelegen is tussen 20 en 50 % van de totale fiscaliteit.

Een overleg tussen de twee partnerlanden van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie heeft geleid tot een akkoord om dit specifieke deel van de accijns in drie stadia te verhogen.

In een eerste stadium werd, op 4 augustus 1997, de specifieke accijns in het Groothertogdom Luxemburg gebracht van 5 naar 9,97 % van de totale fiscaliteit; deze verrichting was mogelijk zonder de gemeenschappelijke accijns in de twee partnerlanden te wijzigen.

De tweede fase maakte het voorwerp uit van het koninklijk besluit van 19 juni 1998 waarbij de elementen van de voor beide landen gemeenschappelijke accijns werden gewijzigd, teneinde vanaf 1 juli 1998 een overgang van het specifieke deel naar 13 % mogelijk te maken.

Daartoe werd de gemeenschappelijke ad valorem accijns van 50 naar 47,36 % van de kleinhandelsprijs gebracht, werd de gemeenschappelijke specifieke accijns van 102 naar 214 frank per 1.000 stuks gebracht, aangevuld met een verhoging van de autonome specifieke accijns in België van 268 naar 307 frank per 1.000 stuks. Deze twee laatste tarieven stemmen overeen met 12,74 % van de totale belasting van het pakje sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse, namelijk het pakje van 25 stuks tegen de prijs van 138 frank.

De derde fase, die tot doel heeft nieuwe tarieven te vestigen die een specifieke accijns van 15 % van de totale fiscaliteit benaderen, maakt het voorwerp uit van een akkoord gesloten te Luxemburg op 3 november 1999. De nieuw aanvaarde tarieven zijn 45,84 % voor de gemeenschappelijke ad valorem accijns, 281 frank per 1.000 stuks voor de gemeenschappelijke specifieke accijns en 353 frank per 1.000 stuks voor de autonome specifieke accijns in België. Deze twee laatste tarieven stemmen overeen met 15,01 % van de totale belasting van het pakje sigaretten verkocht vanaf 1 mei 2000 overeenkomstig de wens van de marktdeelnemers - aan 142 frank per verpakking van 25 stuks. Deze datum van 1 mei 2000, gewenst door de marktsector teneinde deze periodieke prijsstijgingen toe te passen, werd eveneens weerhouden door de fiscale sector teneinde de wijzigingen aan de tarieven te Luxemburg uit te voeren.

Onderhavig ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe de paragrafen 1 en 2 van artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak te wijzigen en, inzonderheid, de huidige heffingsvoeten voor sigaretten van 47,36 %, 214 frank per 1.000 stuks en 307 frank per 1.000 stuks respectievelijk te vervangen door 45,84 %, 281 frank per 1.000 stuks en 353 frank per 1.000 stuks.

Bovendien heeft de Ministerraad van 13 november 1998 een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, met referentie 1998A20410.170, en houdende als voorwerp een vermindering van de accijns op sigaren en cigarillo's van 10 naar 5 % van de kleinhandelsprijs goedgekeurd. Dit ontwerp kon - om technische rede-nen - niet meer tot uitvoering gebracht worden door de vorige Regering. De huidige Regering heeft het overgenomen. Aldus wijzigt het huidig ontwerp artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak teneinde de verplichting door de vorige Regering op zich genomen na te komen en het accijnstarief op sigaren en cigarillo's van 10 naar 5 % te verminderen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 6 april 2000 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak », heeft op 11 april 2000 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de aanhef als volgt : « De dringende noodzakelijkheid is gemotiveerd door het feit dat dit besluit voornamelijk tot doel heeft de accijnzen op sigaretten te wijzigen overeenkomstig de beslissing genomen te Luxemburg, in het kader van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, op 3 november 1999; dat deze beslissing werd bekrachtigd in het kader van de Rijksmiddelenbegroting voor het jaar 2000; dat de nieuwe tarieven verplicht in werking moeten treden op 1 maart 2000 in de twee partnerlanden; dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel moet worden genomen ».

Onderzoek van het ontwerp Over het ontworpen koninklijk besluit dienen de drie volgende opmerkingen te worden gemaakt : 1. De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat in het verslag aan de Koning en in de aanhef de datum van 1 maart 2000 door die van 1 mei 2000 dient te worden vervangen.2. Het ontworpen besluit bevat geen enkele op zichzelf staande bepaling, aangezien het alleen maar bestaande wetsbepalingen wijzigt. Er wordt derhalve voorgesteld het opschrift als volgt te stellen : « Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak ». 3. Het ontworpen besluit dat strekt tot vervanging van artikel 3, §§ 1 en 2, van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, gewijzigd bij de wet van 4 mai 1999, kopieert dat artikel in zijn geheel.De aangebrachte wijzigingen, die dus het enige onderwerp van het ontworpen besluit vormen, betreffen enkel de percentages en bedragen van de accijnzen vermeld in artikel 3, § 1, a), en 2°, a), alsmede in artikel 3, § 2.

De Raad van State heeft in een advies van 23 februari 1998 (1) reeds opgemerkt dat, als een koninklijk besluit dat bij wet moet worden bekrachtigd, slechts een beperkt aantal wijzigingen in een geldende wet aanbrengt, het niet gebruikelijk is de oorspronkelijke tekst van de wet volledig in het besluit over te nemen. In plaats van artikel 3, §§ 1 en 2, volledig te vervangen, zou het ontworpen besluit er zich gewoon toe moeten bepalen de gewenste wijzigingen in dat artikel aan te brengen.

Daarenboven staat het weliswaar niet aan de Koning de wet te wijzigen tenzij zulks wordt vereist in de strikt te interpreteren regelingen die hem ertoe machtigen wetgevend op te treden, maar komt Hem uit formeel oogpunt evenmin de bevoegdheid toe de wet te « kopiëren, behalve als de tekst leesbaarder moet worden gemaakt, wat hier niet het geval is.

De kamer was samengesteld uit : de heren : J.-J. Stryckmans, eerste kamervoorzitter;

Y. Kreins, P. Vandernoot, staatsraden;

Mevr. J. Gielissen, toegevoged griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, Eerste auditeur-afdelingshoofd.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. Bosquet, Adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De eezrste voorzitter, De griffier, J.-J. Styckmans. J. Gielissen. _______ Nota (1) Advies nr.L. 27.433/2 van 23 februari 1998 over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van de wettelijke bepalingen betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatblad van 27 juni 1998).

26 APRIL 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977, inzonderheid op artikel 13, § 1;

Gelet op Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten, inzonderheid op artikel 16, gewijzigd bij Richtlijn 99/81/EG van de Raad van 29 juli 1999;

Gelet op de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, inzonderheid op artikel 3, §§ 1 en 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 1998 en bekrachtigd bij de wet van 4 mei 1999 houdende bepalingen inzake accijnzen;

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gegeven op 8 februari 2000;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 februari 2000;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 7 maart 2000;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit voornamelijk tot doel heeft de accijnzen op sigaretten te wijzigen overeenkomstig de beslissing genomen te Luxemburg, in het kader van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, op 3 november 1999; dat deze beslissing werd bekrachtigd in het kader van de Rijksmiddelenbegroting voor het jaar 2000; dat de nieuwe tarieven verplicht in werking moeten treden op 1 mei 2000 in de twee partnerlanden; dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel moet worden genomen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 april 2000, bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Besluit :

Artikel 1.In artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 1998 en bekrachtigd door de wet van 4 mei 1999 houdende bepalingen inzake accijnzen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, 1°, a) accijns : de vermelding "10,00 percent" is vervangen door de vermelding "5,00 percent";b) in dezelfde § 1, 2°, a) accijns : de vermelding "47,36 percent" is vervangen door de vermelding "45,84 percent"; c) in § 2, a) accijns : de vermelding "214 frank per 1.000 stuks" is vervangen door de vermelding "278 frank per 1.000 stuks"; d) in dezelfde § 2, b) bijzondere accijns : de vermelding "307 frank per 1.000 stuks" is vervangen door de vermelding "356 frank per 1.000 stuks".

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2000.

Art. 3.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS.

^