Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 oktober 2013
gepubliceerd op 16 december 2013

Koninklijk besluit tot uitvoering van Verordening nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerlucht-vaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2013014373
pub.
16/12/2013
prom.
25/10/2013
ELI
eli/besluit/2013/10/25/2013014373/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 OKTOBER 20213. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerlucht-vaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012;

Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart, artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/06/2004 pub. 29/06/2004 numac 2004014125 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van helikopters sluiten tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van helikopters;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/03/2008 pub. 09/05/2008 numac 2008014093 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen sluiten tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 oktober 1982 houdende regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vrije ballon;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 maart 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 6 mei 2013;

Gelet op advies 53.281/4 van de Raad van State, gegeven op 28 mei 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de minister bevoegd voor de Luchtvaart;2° Verordening (EU) nr.1178/2011 : de Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012, en alle latere wijzigingen ervan; 3° Verordening (EG) nr.216/2008 : de Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009, alsook bij Verordening (EG) nr. 1108/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009, en alle latere wijzigingen ervan; 4° Verordening (EU) nr.290/2012 : de Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en alle latere wijzigingen ervan; 5° bijlage I : bijlage I (« deel FCL ») van de Verordening (EU) nr. 1178/2011; 6° bijlage IV : bijlage IV (« deel MED ») van Verordening (EU) nr. 1178/2011; 7° bijlage VI : bijlage VI (deel ARA) van Verordening (EU) nr. 1178/2011; 8° bijlage VII : bijlage VI (« deel ORA ») van Verordening (EU) nr. 1178/2011; 9° ATO : een erkende opleidingsorganisatie zoals bedoeld in ARA.GEN.105, 3), van bijlage VI van Verordening (EU) nr. 1178/2011; 10° aanvaardbare wijzen van naleving (Acceptable Means of Compliance, afgekort als AMC) : niet-bindende normen die het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart veiligheid heeft aangenomen ter illustratie van methoden om overeenstemming te bereiken met de Verordening (EG) nr.216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan; 11° alternatieve wijzen van naleving : wijzen die een alternatief voorstellen op een bestaande aanvaardbare wijze van naleving of die een nieuwe methode voorstellen om overeenstemming te bereiken met de Verordening (EG) nr.216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan waarvoor het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart geen bijbehorende aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) heeft vastgesteld; 12° DGLV : Directoraat-generaal Luchtvaart van de FOD Mobiliteit en Vervoer;13° directeur-generaal : de Directeur-generaal van het DGLV;14° Verdrag van Chicago : het Verdrag betreffende de Internationale Burgerlijke Luchtvaart op 7 december 1944 te Chicago ondertekend. TITEL II. - Uitvoering van Verordening (EU) nr. 1178/2011 Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen

Art. 2.De Minister of zijn gemachtigde kan : 1° alternatieve wijzen van naleving gebruikt door de bevoegde autoriteit bepalen;2° alternatieve wijze van naleving van organisaties onder het toezicht van de bevoegde autoriteit goedkeuren. Indien organisaties onder het toezicht van de bevoegde autoriteit alternatieve wijzen van naleving wensen te gebruiken richten zij hiervoor een schriftelijke aanvraag aan de Directeur-generaal.

Art. 3.Bij gebreke aan alternatieve wijzen van naleving bedoeld in artikel 2 wordt er voor de tenuitvoerlegging van de Verordening (EU) nr. 1178/2011 rekening gehouden met de aanvaardbare wijzen van naleving zoals vastgesteld en gepubliceerd door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart.

Art. 4.Het DGLV wordt aangeduid als bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 11ter van de Verordening (EU) nr. 1178/2011.

Hoofdstuk 2. - De uitvoering van bijlage I van Verordening (EU) nr. 1178/2011 Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 5.Het DGLV wordt aangeduid als bevoegde autoriteit bedoeld in FCL.001 van de bijlage I bij de Verordening (EU) nr. 1178/2011.

Art. 6.Voor de toepassing van bijlage I bij de Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt verstaan onder : 1° nacht : de tijd begrepen tussen dertig minuten na zonsondergang en dertig minuten voor zonsopgang;2° verschillentraining : de opleiding met het oog op het verwerven van bijkomende kennis en opleiding op geschikte opleidingshulpmiddelen of luchtvaartuigen;3° familiarisatietraining : opleiding met het oog op het verwerven van bijkomende kennis.

Art. 7.De aanvraag voor de afgifte, wijziging, verlenging of hernieuwde afgifte van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring, certificaat of toelating wordt schriftelijk ingediend bij het DGLV. De Directeur-generaal bepaalt het formulier dat gebruikt wordt voor het indienen van de aanvraag bedoeld in het eerste lid.

Art. 8.De Directeur-generaal bepaalt : 1° de procedure voor aanvraag voor de vakbekwaamheidbeoordeling voor instructeurs en examinatoren;2° de methode voor de evaluatie en monitoring van de examinatoren;3° de methode, de procedure en de eisen die de examinator in acht moet nemen bij het afnemen van een vaardigheidstest;4° de formulieren die gebruikt moeten worden door de examinator;5° het procedure handboek. Afdeling 2. - Theorie-examens

Art. 9.De Directeur-generaal bepaalt de organisatie, de procedure en de precieze inhoud van de theoretische examens. Afdeling 3. - Klasse- en typebevoegdverklaringen

Art. 10.De Directeur-generaal geeft een speciaal certificaat bedoeld in FCL. 700, b), af indien de veiligheid voldoende gewaarborgd wordt.

Het speciaal certificaat bedoeld in het eerste lid bevat de voorwaarden en eventuele beperkingen. Afdeling 4. - Instructeurs

Onderafdeling 1. - Algemeen

Art. 11.De Directeur-generaal kan, overeenkomstig ARA.GEN.355, het certificaat als instructeur beperken, schorsen of intrekken, als de instructeur : 1° een sanctie in de zin van ARA.FCL.250 heeft opgelopen gedurende de laatste drie jaar; 2° één van de maatregelen bedoeld in artikel 35 of 36 heeft opgelopen. Onderafdeling 2. - Opleidingscursus en beoordeling van de vakbewaamheid

Art. 12.De aanvraag voor de vakbewaamheidsbeoordeling bedoeld in FCL.935 wordt schriftelijk ingediend bij het DGLV. De Directeur-generaal bepaalt het formulier dat gebruikt wordt voor het indienen van de aanvraag bedoeld in het eerste lid.

Onderafdeling 3. - Het specifiek certificaat in geval van introductie van nieuwe luchtvaartuigen

Art. 13.§ 1. De Directeur-generaal geeft een specifiek certificaat bedoeld in FCL. 900, b), af aan een houder van een certificaat als instructeur die minstens 100 uren ervaring heeft in een luchtvaartuig van een gelijkaardig type of dezelfde klasse. § 2. Indien het nieuwe luchtvaartuig reeds is geïntroduceerd in de vloot van een andere lidstaat, Zwitserland, Liechtenstein, IJsland of Noorwegen, wordt het specifiek certificaat afgegeven aan een kandidaat die reeds bevoegd is als eerste bestuurder op dit luchtvaartuig.

Art. 14.De Directeur-generaal beperkt het specifiek certificaat overeenkomstig FCL.900, b), 1).

Onderafdeling 4. - Kandidaten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid uitgereikt door een derde land

Art. 15.De Directeur-generaal kan een certificaat als instructeur uitreiken aan een kandidaat die houder is van een bewijs van bevoegdheid uitgereikt door een derde land in overeenstemming met bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, indien de kandidaat voldoet aan de in FCL. 900, c) bepaalde eisen.

Het in het eerste lid bedoelde certificaat is slechts geldig voor vlieginstructie die wordt gegeven in een ATO buiten het grondgebied van : 1° een lidstaat;2° IJsland;3° Liechtenstein;4° Noorwegen;5° Zwitserland.

Art. 16.De Directeur-generaal kan de voorwaarden bepalen om aan te tonen dat een kandidaat instructeur de adequate kennis van de regels inzake luchtvaartveiligheid heeft. Afdeling 5. - Examinatoren

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 17.Een examinator dient integer, voldoende gekwalificeerd en objectief te zijn.

Art. 18.De Directeur-generaal houdt rekening met de persoonlijkheid en het karakter van de kandidaat-examinator en met diens samenwerking met het DGLV.

Art. 19.Een examinator toont aan dat hij geen strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen die afbreuk doet aan zijn moraliteit rekening houdend met de functies die hij uitoefent.

Art. 20.De Directeur-generaal weigert het certificaat als examinator, als de kandidaat : 1° niet beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in onderafdeling K van bijlage I of aan de artikelen 17 tot 19 van dit besluit; 2° het voorwerp heeft uitgemaakt van een sanctie zoals bedoeld in punt ARA.FCL.250 in de drie jaar voorafgaand aan zijn aanvraag; 3° één van de maatregelen bedoeld in artikel 36 heeft opgelopen.

Art. 21.De Directeur-generaal kan, in overeenkomstig met de voorwaarden van ARA.GEN.355, het certificaat als examinator beperken, schorsen of intrekken, als de examinator : 1° niet beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in onderafdeling K van bijlage I of aan afdeling 5 van dit hoofdstuk; 2° de voorrechten verbonden aan zijn toelating heeft uitgeoefend in voorwaarden strijdig met FCL.1005 en artikelen 22 en 23; 3° een sanctie in de zin van ARA.FCL.250 heeft opgelopen gedurende de laatste drie jaar; 4° één van de maatregelen bedoeld in artikel 35 of 36 heeft opgelopen. Onderafdeling 2. - Objectiviteitsvereisten voor de examinator (FCL 1005)

Art. 22.De examinator wordt geacht om niet objectief te zijn in geval de kandidaat : 1° een bloed- of aanverwant tot in de vierde graad is, tenzij voorafgaand schriftelijk akkoord van de minister of zijn gemachtigde;2° de echtgenoot/echtgenote of partner is van de examinator.

Art. 23.De examinator moet kunnen aantonen op vraag van de DGLV dat zijn objectiviteit niet is aangetast, indien de kandidaat : 1° bevriend is met de examinator;2° dezelfde economische belangen heeft, zoals bijvoorbeeld het behoren tot dezelfde werkgever. Onderafdeling 3. - Standaardisatiecursus (FCL 1015)

Art. 24.De Directeur-generaal bepaalt de procedure voor de standaardisatiecursus.

Art. 25.De Directeur-generaal kan de inhoud van de in FCL. 1015 bedoelde standaardisatiecursus aanvullen of preciseren.

Art. 26.De Directeur-generaal kan een ATO erkennen om de in FCL. 1015 bedoelde standaardisatiecursus te onderwijzen.

Art. 27.De inhoud van de bovenvermelde standaardisatiecursus wordt op voorhand goedgekeurd door de Directeur-generaal.

Onderafdeling 4. - Herhalingscursus (FCL 1025)

Art. 28.De Directeur-generaal kan een ATO erkennen om de herhalingscursus, bedoeld in FCL.1025, b), te onderwijzen.

Art. 29.De inhoud van de herhalingscursus wordt op voorhand goedgekeurd door de Directeur-generaal.

Onderafdeling 5. - Specifiek certificaat in geval van de introductie van nieuwe luchtvaartuigen (FCL 1000, b, 1)

Art. 30.De Directeur-generaal kan een examinator een specifiek certificaat afgeven in een geval bedoeld in FCL. 1000, b), indien de veiligheid voldoende gewaarborgd wordt.

Art. 31.Het speciaal certificaat bevat de voorwaarden en eventuele beperkingen.

Onderafdeling 6. - Senior examinator

Art. 32.§ 1. De Directeur-generaal kan een senior examinator machtigen om de vakbekwaamheidsbeoordeling van een examinator uit te voeren bedoeld in FCL.1020. § 2. De senior examinator heeft : 1° de laatste tien jaar geen in punt FCL.1010, b) bedoelde sanctie opgelopen; 2° minstens 3 jaar ervaring als examinator en ten minstens 12 examens tijdens de laatste drie jaar afgenomen;3° een briefing, cursus of seminarie gevolgd die georganiseerd is door de minister of zijn gemachtigde;4° met succes het examen afgelegd onder toezicht van een persoon die aangewezen is door de minister of zijn gemachtigde.

Art. 33.§ 1. De Directeur-generaal beperkt de geldigheid van de machtiging bedoeld in artikel 32, § 1, tot de noodzakelijk geachte periode om de vakbekwaamheidsbeoordeling af te leggen. In ieder geval is de geldigheid beperkt tot de geldigheid van het certificaat als examinator. § 2. De Directeur-generaal kan de machtiging bedoeld in artikel 32, § 1, verlengen indien de senior examinator nog steeds voldoet aan de eisen van artikel 32, § 2.

Hoofdstuk 3. - De uitvoering van bijlage III van Verordening (EU) nr. 1178/2011

Art. 34.§ 1. De minister of zijn gemachtigde bepaalt de in artikel 8, derde paragraaf, van Verordening (EU) nr. 1178/2011, bedoelde vrijstelling § 2. De minister of zijn gemachtigde kan eisen bepalen bovenop deze voorzien in bijlage III van Verordening (EU) nr. 1178/2011. § 3. De minister stelt het conversierapport vast.

Hoofdstuk 4. - Administratieve maatregelen

Art. 35.De Directeur-generaal kan, overeenkomstig ARA.GEN.355, het bewijs van bevoegdheid en daarmee samenhangende bevoegdverklaringen of certificaten beperken of schorsen : 1° in de gevallen bedoeld in ARA.FCL. 250 van bijlage VI; 2° voor de duur van elke strafvordering die één der veroordelingen bedoeld in artikel 36, 3°, 4°, en 6° tot gevolg kan hebben;3° indien het strafblad van een piloot melding maakt van veroordelingen die direct verband houden met de voorrechten van zijn bewijs van bevoegdheid of die van aard zijn een gevaar voor de luchtvaartveiligheid te vormen;4° bij nalatigheid in de uitoefening van de door het bewijs van bevoegdheid en daarmee samenhangende bevoegdverklaringen of certificaten toegekende voorrechten;5° in geval van overtreding, bewust of onbewust, van de vigerende regelgeving betreffende de luchtvaart; ingeval van een veroordeling wegens het besturen van een voertuig met een alcoholconcentratie boven de toegelaten limiet en dit voor een duur die niet minder kan zijn dan de duur van de intrekking van het rijbewijs opgelegd door de Rechtbank.

Art. 36.De Directeur-generaal weigert of trekt een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat in indien de houder : 1° één van de feiten bedoeld in ARA.FCL.205 van bijlage VI heeft begaan; 2° verslaafd is aan alcohol, verdovende middelen of psychotrope stoffen;3° veroordeeld is geweest tot een criminele straf of tot enige straf wegens aanslag op de inwendige of uitwendige veiligheid van de Staat;4° ten minste twee maal, veroordeeld is geweest tot een correctionele straf omdat hij de regeling betreffende de luchtvaart heeft overtreden, de laatste straf uitgesproken minder dan vijf jaar geleden;5° het voorwerp heeft uitgemaakt van een administratieve maatregel voor het meermaals schenden van dezelfde bepaling van de regelgeving betreffende de luchtvaart in een periode van 36 maanden;6° ten minste twee maal, veroordeeld is wegens het besturen van een voertuig met een alcoholconcentratie boven de toegelaten limiet. TITEL III. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 37.Artikel 30 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 mei 2000 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart, wordt vervangen als volgt : « § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° Verordening (EG) nr.216/2008 : de Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009, alsook bij Verordening (EG) nr. 1108/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009, en alle latere wijzigingen ervan; 2° Verordening (EU) nr.1178/2011 : de Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012, en alle latere wijzigingen ervan. § 2. Een lid van het boordpersoneel van een luchtvaartuig moet een bewijs van bevoegdheid of een toelating en bevoegdverklaringen bezitten die met zijn functie overeenstemmen. § 3. Met uitzondering van een boordwerktuigkundige, de piloot van een ULM of paramotor, bezit een lid van het boordpersoneel van een luchtvaartuig zoals bedoeld in bijlage II van Verordening (EG) nr. 216/2008 : 1° een bewijs van bevoegdheid overeenkomstig bijlage I van Verordening (EU) nr.1178/2011; en, 2° de vereiste nationale bevoegdverklaring(en) voor het luchtvaarttuig waarop hij zijn functies uitoefent. De minister of zijn gemachtigde bepaalt de bevoegdverklaring(en) die vereist is (zijn) voor het in het vorige lid bedoelde luchtvaartuig en beperkt deze tot vluchten boven het nationale grondgebied.

In afwijking van het eerste lid, mag een leerling-piloot solo vliegen, indien toegestaan door en onder toezicht van een vlieginstructeur. § 4. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op : 1° bestuurders van luchtvaartuigen zoals bedoeld in bijlage I van de Verordening (EG) nr.216/2008; 2° bestuurders van luchtvaartuigen zoals bedoeld in bijlage II, punt a), ii) en punten b) en h), van de Verordening (EG) nr.216/2008 wanneer deze worden gebruikt voor de commerciële luchtvaart; 3° de bewijzen van bevoegdheid, de bevoegdverklaringen en de certificaten die in toepassing van bijlage I van de Verordening (EU) nr.1178/2011 zijn afgegeven. ».

Art. 38.In artikel 33 van hetzelfde besluit wordt het cijfer « 30, » ingevoegd tussen de woorden « in de artikelen » en de woorden « 31 en 32 opgesomde vergunningen ».

Art. 39.Artikel 57, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende lid : « Het besturen van een zweefvliegtuig is vanaf 8 april 2015 onderworpen aan de bepalingen van de Verordening (EU) nr. 1178/2011. ».

TITEL IV. - Opheffingsbepalingen en slotbepalingen

Art. 40.Opgeheven worden : 1° op 8 april 2014, het koninklijk besluit van 21 juni 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/06/2004 pub. 29/06/2004 numac 2004014125 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van helikopters sluiten tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van helikopters gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 juni 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/06/2004 pub. 29/06/2004 numac 2004014125 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van helikopters sluiten tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van helikopters;2° op 8 april 2014, het koninklijk besluit van 4 maart 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/03/2008 pub. 09/05/2008 numac 2008014093 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen sluiten tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 mei 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/03/2008 pub. 09/05/2008 numac 2008014093 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen sluiten tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen;3° op 8 april 2015, het ministerieel besluit van 27 oktober 1982 houdende regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vrije ballon.

Art. 41.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 8 april 2013.

Art. 42.Bijlage III van de Verordening (EU) nr. 1178/2011 is vanaf 8 april 2014 van toepassing op piloten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid en bijbehorend medisch certificaat dat is afgegeven door een derde land dat betrokken is bij de niet-commerciële exploitatie van de in artikel 4, lid 1, onder b) of c), van Verordening (EG) nr. 216/2008 bedoelde luchtvaartuigen.

ORA.GEN.200, a), 3), van bijlage VII van de Verordening (EU) nr. 1178/2011 is vanaf 8 april 2014 van toepassing.

Art. 43.De minister bevoegd voor de Luchtvaart is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 oktober 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Mobiliteit, M. WATHELET

^