Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 oktober 2006
gepubliceerd op 21 november 2006

Koninklijk besluit tot vaststelling van de normen voor de bepaling van de in aanmerking komende kosten en het aandeel, bedoeld in artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000893
pub.
21/11/2006
prom.
25/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/25/2006000893/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de normen voor de bepaling van de in aanmerking komende kosten en het aandeel, bedoeld in artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe de normen te bepalen waarmee de provinciegouverneur rekening moet houden bij het bepalen van de in aanmerking komende kosten en het aandeel dat de groepscentrumgemeenten dragen in de brandweerkosten.

Het voorliggende besluit bepaalt normen voor de gouverneur in drie gevallen : wanneer hij beslist kosten voor het beroepspersoneel boven de wettelijke norm in aanmerking te nemen, wanneer hij de forfaitaire som bepaalt ter dekking van de eventuele versterkingen en wanneer hij het aandeel van de groepscentrumgemeenten bepaalt.

Analyse van de artikelen Artikel 1.

Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 2.

Om de kosten van het beroepspersoneel geheel of gedeeltelijk in aanmerking te nemen boven de grens bepaald in de wet, houdt de gouverneur rekening met de risico's die aanwezig zijn op het grondgebied van de betrokken brandweerdienst.

Het maken van een inventaris en evaluatie van deze risico's is geen nieuwe verplichting voor de gouverneurs. De risico's en de vereiste middelen om er het hoofd aan te kunnen bieden zijn in principe al gekend, met name in het kader van de noodplanning.

De opsomming van risico's in artikel 2 is niet limitatief.

De inventaris van risico's bevat onder meer de beschermde bevolking, de gezondheids- en onderwijsinstellingen, de industriële activiteit, de Seveso-bedrijven en de nucleaire instellingen.

Het risico van de beschermde bevolking hangt samen met het bevolkingsaantal, opgenomen in de officiële lijst in het Belgisch Staatsblad. Het is immers duidelijk dat een hoger aantal te beschermen mensen meer brandweerpersoneel vraagt.

Wat gezondheidsinstellingen, zoals ziekenhuizen, rust- of revalidatiehuizen betreft, bestaat het risico uit een concentratie van minder mobiele personen, die ook 's nachts aanwezig zijn, en waar een snelle interventie en snelle evacuatie van groot belang is.

In onderwijsinstellingen is overdag, en ook 's nachts in het geval van een internaat, een grote concentratie aan kinderen aanwezig, die meer begeleiding nodig hebben ingeval van incident.

Dit soort instellingen kunnen dus een groter personeelsbestand of een hogere permanentie in de brandweerkazerne vereisen.

Het risico dat samenhangt met de industriële activiteit op het grondgebied is zeer divers en afhankelijk van het type industrie. Veel industrie verhoogt de kans op interventies van de brandweerdiensten en kan een groter personeelsbestand of het verzekeren van permanentie noodzakelijk maken.

De inventaris houdt rekening met bedrijven vanaf 50 werknemers.

Niettemin kan een bedrijf met minder dan 50 werknemers dat een belangrijk risico inhoudt, toch opgenomen worden in de risico-inventaris.

De aanwezigheid van Seveso-bedrijven vertegenwoordigt een bijzonder risico waarop de brandweerdienst met de gepaste middelen moeten inspelen. Het voorzien van een gespecialiseerd team of een verhoogde permanentie kan één van deze middelen zijn.

Dezelfde redenering geldt voor nucleaire instellingen. Dit bijzondere risico kan gespecialiseerde middelen of personeel vereisen.

Het moet worden benadrukt dat de risico's lokaal moeten geëvalueerd worden om te bepalen of de kosten van het beroepspersoneel boven de wettelijke grens meegerekend kunnen worden als in aanmerking komende kosten.

Artikel 3 De forfaitaire som tot dekking van de eventuele interventies door de brandweerdiensten van categorie X en Y ter versterking van de brandweerdiensten van categorie Z wordt vastgesteld door de gouverneur in overeenstemming met de wet.

Daarbij houdt de gouverneur rekening met het aangekochte materieel en het aangeworven personeel dat de vereiste capaciteit in mensen en materieel vertegenwoordigt om eventueel ter versterking te kunnen komen.

De grote korpsen moeten immers in staat zijn ter versterking te komen van de brandweerdiensten van categorie Z en moeten daarvoor extra capaciteit in mensen en interventiemiddelen voorzien.

Het betreft een forfaitaire som die de eventuele interventies ter versterking moet dekken. Het doel van een forfait is niet het dekken van de werkelijk uitgevoerde prestaties.

Artikel 4 Voor het vaststellen van het aandeel dat de groepscentrumgemeente moet dragen, bepaalt de gouverneur een formule die ten minste het kadastraal inkomen en de bevolking van de betrokken groepscentrumgemeente bevat.

De formule moet identiek zijn voor alle gemeenten-groepscentrum die over een brandweerdienst van dezelfde categorie beschikken.

Artikel 5 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 6.

Artikel 10, § 2, 3°, derde lid, 4°, derde lid, § 3, derde lid en § 5, van de wet zijn in werking getreden op 1 januari 2006. Deze bepalingen geven de Koning de bevoegdheid om normen te bepalen onder de voorwaarden en in de gevallen bepaald in de wet.

Het voorliggende besluit stelt deze normen vast. De inwerkingtreding van het besluit is voorzien op 1 januari 2006 voor de kosten vanaf deze datum gemaakt voor de brandweerdiensten. Dit houdt in dat de nog lopende berekeningen van de kosten van de voorafgaande jaren geregeld worden door artikel 10 van de wet van 31 december 1963.

Artikel 7.

Dit artikel vereist geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

25 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de normen voor de bepaling van de in aanmerking komende kosten en het aandeel, bedoeld in artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op artikel 10, gewijzigd bij de wetten van 11 januari 1984, 15 januari 1999 en 20 juli 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 23 januari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet onder « wet » verstaan worden, de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.

Art. 2.De gouverneur kan een gemeente machtigen om de kosten in verband met het beroepspersoneel die de grens vastgelegd in artikel 10, § 2, 3°, eerste lid, van de wet overschrijden, geheel of gedeeltelijk mee te rekenen, op basis van de inventaris en de evaluatie van de risico's op het grondgebied van de gewestelijke groep waarbinnen de brandweerdienst intervenieert.

De inventaris en de evaluatie van de risico's hebben minstens betrekking op de volgende risico's : 1° de beschermde bevolking;2° de gezondheidsinstellingen;3° de onderwijsinstellingen;4° de industriële activiteit;5° de Seveso-bedrijven;6° de nucleaire instellingen.

Art. 3.De gouverneur bepaalt de in artikel 10, § 2, 4°, van de wet, bedoelde forfaitaire som op basis van : 1° de inventaris en de evaluatie van de risico's op het grondgebied van de gewestelijke groep;die inventaris omvat minstens de risico's bedoeld in artikel 2; 2° de kosten van het materieel, aangekocht door de brandweerdiensten van de categorieën X en Y om eventueel ter versterking te komen van de brandweerdiensten van categorie Z;3° het personeel van de brandweerdiensten van de categorieën X en Y, aangeworven om eventueel ter versterking te komen van de brandweerdiensten van categorie Z.

Art. 4.De gouverneur bepaalt het in artikel 10, § 3, van de wet, bedoelde aandeel van de in aanmerking komende kosten op basis van een formule die identiek is voor alle gemeenten die over een brandweerdienst van eenzelfde categorie beschikken.

Die formule bevat tenminste : 1° het kadastraal inkomen van de betrokken gemeente;2° het bevolkingscijfer van de betrokken gemeente.

Art. 5.Het ministerieel besluit van 10 oktober 1977 tot vaststelling van de normen voor het bepalen van de forfaitaire en jaarlijkse bijdrage bedoeld in artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming wordt opgeheven.

Art. 6.Dit besluit is van toepassing op de kosten die vanaf 1 januari 2006 voor de brandweerdiensten gemaakt worden.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 oktober 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^