Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2014
gepubliceerd op 18 juni 2014

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en werkingsmodaliteiten van de openbare Instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen op het vlak van de fondsen voor middellange en lange termijn

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2014011368
pub.
18/06/2014
prom.
25/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/25/2014011368/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en werkingsmodaliteiten van de openbare Instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen op het vlak van de fondsen voor middellange en lange termijn


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer aan Uwe Majesteit een voorontwerp van koninklijk besluit voor te leggen dat ertoe strekt de uitvoering te verzekeren van artikel 179, § 2, 11°, 5e lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980.

Dit artikel bepaalt dat de retributies die geheven worden om het Fonds op lange termijn te stijven, worden berekend op basis van de kosten die toe te schrijven zijn aan de producenten van radioactief afval en worden geraamd op basis van leidende beginselen die door de Koning worden vastgesteld.

Deze regel werd ingevoegd in artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, door artikel 185 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen. Vóór de goedkeuring van deze wet vond het Fonds op lange termijn zijn wettelijke grondslag in artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 maart 1981.

De uitvoering van artikel 179, § 2, 11°, 5e lid wordt momenteel verzekerd door artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 maart 1981, zoals gewijzigd door het besluit van 3 juli 2012. Dit artikel bevat enkele van de leidende beginselen die bedoeld zijn in de wettelijke bepaling. Bovendien bepaalt het dat deze beginselen worden aangevuld met algemene voorwaarden die door NIRAS worden voorgesteld en U ter goedkeuring worden voorgelegd.

Dit ontwerp heeft ten doel de leidende beginselen bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, 5e lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten aan te vullen.

Naast het feit dat ze een juiste uitvoering van voornoemde wettelijke bepaling mogelijk maken, verbeteren de leidende beginselen die in de ontwerptekst staan ook het systeem voor de financiering van de kosten met betrekking tot de langetermijnopdrachten van NIRAS. Dit betekent dat de regel volgens welke deze beginselen moeten worden aangevuld met algemene voorwaarden die door NIRAS worden voorgesteld en U ter goedkeuring worden voorgelegd, moet worden geschrapt.

Het eerste beginsel bepaalt de diensten die gedekt worden door het Fonds op lange termijn. Het gaat, onder meer, om de realisatie van de opslaginstallaties, het in opslag brengen, het behoud van de veiligheid van de opslagplaats, de opvolging in de tijd, de exploitatie van de opslagplaats, de ontmanteling van de opslagplaats, de bouw van de bergingsinstallatie, het afvoeren van het geconditioneerde afval uit de opslagplaats op de site van de Instelling of haar gemandateerde, de overbrenging naar de bergingssite, het eventueel in overeenstemming brengen met de acceptatiecriteria die gelden op het ogenblik van de overbrenging, het bergen van het afval, de sluiting van de bergingsinstallatie, de ontmanteling van de installaties, de controlefase, alsook de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die specifiek betrekking hebben op de berging, uitgevoerd na het verlenen van de oprichtings- en exploitatievergunning. Het dekt ook de kosten die desgevallend, na de in artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 bepaalde periode van vijftig jaar, worden veroorzaakt door gebreken in het geconditioneerde afval dat door de Instelling werd opgenomen en die niet konden worden voorzien op het ogenblik van de overname van dit afval. Deze lijst is exemplatief. Aangezien de betekenis en de draagwijdte van het eerste beginsel duidelijk zijn, wordt zij niet opgenomen in de tekst van het besluit. Op dit vlak werd de aanbeveling die door de Raad van State werd geformuleerd in zijn advies 55.786/3 van 17 april 2014, niet gevolgd. De weerhouden oplossing biedt het voordeel dat het de lezing van de tekst van het besluit niet verzwaart.

Het eerste beginsel herinnert er bovendien aan dat de retributies die bestemd zijn om het Fonds op lange termijn te stijven, verschuldigd zijn zolang de producenten een deel van de totale kosten van de diensten die door dit fonds moeten worden gefinancierd schuldig zijn.

Het tweede beginsel bepaalt de regels inzake toewijzing van de retributies binnen het Fonds op lange termijn. Het bevat tevens regels over het beschikbaar stellen en bijwerken van informatie betreffende de bijdrage van elke producent in de totale kosten.

Het derde beginsel bevat regels over de berekening van de retributies die de producenten verschuldigd blijven. De periodieke berekening van de retributies dient te gebeuren op basis van het volledige referentieprogramma, inclusief het afval dat reeds overgenomen is door de Instelling.

Deze berekening bepaalt de bedragen die aan elk compartiment worden toegewezen. Indien de bedragen die geïnd worden op de datum van de berekening ontoereikend blijken, wordt overgegaan tot een afrekening, die afgesloten wordt volgens de onder de partijen overeengekomen modaliteiten. Dit beginsel voorziet tevens in de mogelijkheid om de toewijzing van de financiële middelen binnen een compartiment te reorganiseren.

Het vierde beginsel bepaalt de regels inzake thesaurie. Deze garanderen, per compartiment en voor een overeen te komen periode die niet minder dan drie jaar mag bedragen, de toereikendheid en de beschikbaarheid van de financiële middelen. Indien wordt vastgesteld dat de thesaurie van een compartiment ontoereikend is, kunnen voorschotten verschuldigd zijn, op gemotiveerd verzoek van de Instelling. Deze voorschotten, verschuldigd in jaarlijkse schijven, worden toegerekend op de retributies die door de producenten verschuldigd blijven om hun respectieve aandeel in de totale kosten te vereffenen. De Raad van State is in zijn advies 55.786/3 van 17 april 2014 van oordeel dat de regel die in de storting van voorschotten voorziet, geen uitdrukkelijke wettelijke basis heeft. De bepaling werd echter behouden. Zij vindt een rechtsgrond in artikel 179, § 2, 11°, 5e lid, van de wet, gelezen in samenhang met artikel 179, § 2, 12°, dat U machtigt om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de financieringsvoorwaarden voor de activiteiten van de instelling te reglementeren. Artikel 179, § 2, 12° verschaft derhalve ook een wettelijke grondslag om de leidende beginselen vast te leggen die het mogelijk maken de aan het radioactieve afval toe te schrijven lasten te ramen en dus de retributies te berekenen, inclusief deze die vervroegd worden gestort.

Bovendien vullen de 2e en 4e beginselen elkaar aan. Het schrappen van de mogelijkheid om bedragen te storten die voorschotten worden genoemd, zou het evenwicht van de tekst van het besluit verstoren. Het feit dat bepaalde bedragen voorschotten worden genoemd, vindt zijn oorsprong in de noodzaak om elke onzekerheid weg te nemen omtrent het boekhoudkundige stelsel dat erop van toepassing is. Op boekhoudkundig vlak worden deze bedragen als voorschotten beschouwd. Dit gezegd zijnde, vormen deze bedragen - ook al worden ze voorschotten genoemd - retributies op dezelfde wijze als de bedragen bedoeld in de andere leidende beginselen. Ze vergoeden diensten waarvan het bedrag is geraamd, waarvan de uitvoering zeker is en waarvan de raming per producent wordt gemaakt naar rato van de door het afval gegenereerde kosten die eraan toe te schrijven zijn, overeenkomstig het referentieprogramma bedoeld in het 3e beginsel. De voorschotten onderscheiden zich van de andere bedragen die geïnd worden om het Fonds op lange termijn te stijven, doordat ze betaald worden op een ander tijdstip dan dat waarop het afval wordt overgenomen; het tempo waarin de diensten worden verleend die nodig zijn voor het langetermijnbeheer van het afval, is immers niet gelijk aan het tempo waarin dit afval wordt overgenomen door NIRAS. De diensten met betrekking tot het langetermijnbeheer van het radioactieve afval zijn namelijk van nature gespreid in de tijd en sommige diensten moeten kunnen worden verleend vóór de overname van het afval (bv. bouw van een opslaggebouw).

Het behoud van de mogelijkheid om bedragen te betalen op een ander tijdstip dan dat van de overname van afval is dus noodzakelijk om de continuïteit van de financiering van de langetermijnopdrachten met betrekking tot het afval te verzekeren. Het feit dat deze bedragen voorschotten worden genoemd, zorgt voor de coherentie van de bepaling met de boekhoudkundige behandeling van de genoemde bedragen.

Het vijfde beginsel voorziet in waarborgen in termen van optimalisering, verantwoording en transparantie.

Het zesde beginsel stelt een procedure vast die, in eerste instantie, de geschillen beslecht die kunnen ontstaan bij het bepalen van de waarden van de leidende beginselen en van bepaalde modaliteiten voor het stijven van het Fonds op lange termijn, overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6de lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten. Deze bepaling maakt, in geval van een meningsverschil tussen NIRAS en een producent, een geleidelijke overgang mogelijk naar de uitvoering van de procedure voor het bij koninklijk besluit vaststellen van deze bedragen en/of deze modaliteiten.

Dit voorontwerp van besluit vervangt artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 30 maart 1981, zoals gewijzigd door het besluit van 3 juli 2012. De andere bepalingen van dit besluit blijven geldig en volkomen toepasbaar.

Wij hebben de eer U te zijn, Sire, van Uw Majesteit, de zeer eerwaardige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J.MILQUET De Staatssecretaris voor Energie, M. WATHELET

ADVIES 55.786/3 VAN 17 APRIL 2014 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 30 MAART 1981 HOUDENDE BEPALING VAN DE OPDRACHTEN EN DE WERKINGSMODALITEITEN VAN DE OPENBARE INSTELLING VOOR HET BEHEER VAN RADIOACTIEF AFVAL EN SPLIJTSTOFFEN' Op 18 maart 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Energie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 8 april 2014.

De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Wouter Pas, staatsraden, en Marleen Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Eric Lancksweerdt, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 17 april 2014. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de leidende principes bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, vijfde lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980' aan te vullen.Deze aanpassingen aan artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 `houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen' hebben betrekking op de leidende principes inzake het Fonds op lange termijn bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, vierde lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Rechtsgrond 3. In de aanhef van het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit wordt als rechtsgrond verwezen naar artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980', en "in het bijzonder" naar artikel 179, § 2, 11°, vijfde lid, van die wet, dat luidt : "Het Fonds op lange termijn wordt gestijfd door retributies die in rekening worden gebracht van de producenten van radioactief afval. Deze retributies worden berekend op basis van de kosten die toe te schrijven zijn aan het respectieve afval van deze producenten en die worden geraamd op basis van de leidende principes die door de Koning worden vastgesteld, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad." 4. De grote krachtlijnen van het ontwerp, dat een reeks leidende principes omvat met betrekking tot de retributies, zijn de volgende. 4.1. Eerste leidend principe : omschrijving van wat door de retributies gedekt wordt, tot hoelang de producent ze verschuldigd is, vanaf wanneer en volgens welke modaliteiten.

Er wordt bepaald welke technische en andere diensten worden gedekt door de retributies. Hiervoor kan worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning (artikel 108 van de Grondwet), gelezen in samenhang met artikel 179, § 2, 11°, vierde lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten. De Koning preciseert in de ontworpen regeling immers welke kosten en investeringen gedekt worden door de retributies. Het gaat hier om kosten en investeringen die betrekking hebben op het opslaan van radioactief afval, het bouwen, exploiteren en sluiten van bergingsinstallaties voor radioactief afval en het verzekeren van de institutionele controle ervan.

Het principe dat de retributies verschuldigd zijn door de producenten zolang zij een deel van de totale kosten van de bedoelde diensten verschuldigd zijn, vindt zijn rechtsgrond in de bepaling dat het fonds wordt gestijfd door retributies die in rekening worden gebracht van de producenten van radioactief afval (artikel 179, § 2, 11°, vijfde lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten).

De retributies zijn in principe verschuldigd op het ogenblik van de overname van het afval door de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen (hierna : het NIRAS). Ook voor deze regel kan rechtsgrond worden gevonden in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met artikel 179, § 2, 11°, vijfde lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten. 4.2. Tweede leidend principe : de retributies stijven drie verschillende compartimenten, met elk drie subcompartimenten, van het fonds, en er moet bepaalde informatie ter beschikking worden gesteld van de producent.

De retributies stijven drie verschillende compartimenten binnen het fonds op lange termijn, met telkens drie subcompartimenten. De overeenkomsten tussen het NIRAS en de producenten bepalen de modaliteiten volgens dewelke elk compartiment en elk subcompartiment wordt gestijfd.

Het is niet duidelijk wat de rechtsgrond is om in het fonds drie compartimenten met telkens drie subcompartimenten in te richten. Aan de gemachtigde werd gevraagd om hieromtrent verduidelijking te verschaffen. Het antwoord van de gemachtigde luidt : "L'article 1er de l'arrêté royal en projet est réputé contenir les principes directeurs dont il est question à l'article 179, § 2, 11°, 5e alinéa, de la loi du 8 août 1980. Cet article puise son fondement juridique dans la disposition légale précitée, lue en combinaison avec l'article 179, § 2, 12°, de la même loi.

Les 6 principes directeurs énoncés à l'article 1er sont interdépendants et se complètent les uns les autres. Vos questions appellent les compléments d'information suivants : La règle contenue dans le second principe prévoit principalement que les redevances alimentent trois (sous)compartiments distincts et que les producteurs sont régulièrement informés sur la mesure dans laquelle ils ont déjà contribué au coût total estimé relatif à la gestion de leurs déchets. Cette règle est complémentaire au premier principe, qui prévoit que les redevances sont dues par les producteurs tant que ne sont pas couverts tous les coûts nécessaires à la gestion à long terme de leurs déchets respectifs, et ce conformément au principe du pollueur payeur. De plus, outre qu'elle garantit la transparence du système, elle assure de façon continue dans le temps l'adéquation entre le montant prélevé et le service presté par l'ONDRAF, conformément à la nature juridique des redevances." Dit antwoord neemt niet alle twijfels weg. In artikel 179, § 2, is geen formele, duidelijke rechtsgrond aan te treffen (1).

Men kan het systeem van de compartimentering evenwel zien als een nadere uitwerking van de leidende principes overeenkomstig dewelke de kosten worden geraamd, op basis waarvan vervolgens de retributies worden berekend. Als wordt aangegeven voor welk soort berging of opslag betaald wordt, en of de bijdragen betrekking hebben op infrastructuren, exploitatie en sluiting of ontmanteling van de installaties, komt er immers meer duidelijkheid over de kostenberekening. De rechtsgrond is dan te zoeken in artikel 179, § 2, 11°, vijfde lid, van de wet.

Het NIRAS moet bij de berekening van de retributies bepaalde informatie ter beschikking stellen van de producent. Ook dit kan als een "leidend principe" worden gezien. 4.3. Derde leidend principe : concrete en gedetailleerde omschrijving van de criteria op grond waarvan de retributies worden berekend, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met het referentieprogramma.

Er wordt gedetailleerd en concreet aangegeven hoe, op basis van welke criteria, de retributies in concreto moeten worden berekend. Vooral het referentieprogramma is hier van belang. De rechtsgrond hiervoor is eveneens artikel 179, § 2, 11°, vijfde lid, van de wet. 4.4. Vierde leidend principe : de thesaurie van het fonds wordt per compartiment beheerd en er zijn provisionele betalingen mogelijk.

Het NIRAS raamt voor een provisionele periode van ten minste drie jaar en voor elk compartiment, de benodigde inkomsten voor elk compartiment. Er kan een gemotiveerd verzoek tot financiering aan de producent worden gedaan, in mindering te brengen an de verschuldigde retributies.

Het is niet duidelijk welke de rechtsgrond is voor deze voorschotten op de retributies. Hieromtrent bevraagd antwoordde de gemachtigde ambtenaar wat volgt : "Le 2e et le 4e principe se complètent. Le 4e principe prévoit que les moyens disponibles dans le fonds à long terme sont gérés par compartiment. La règle, contenue dans ce dernier principe, suivant laquelle l'ONDRAF peut adresser une demande motivée de financement pour une période prévisionnelle d'au moins trois ans, a principalement pour but d'assurer que l'ONDRAF dispose à tout moment de la trésorerie nécessaire, par compartiment, et évite, par voie de conséquence, de puiser dans un compartiment des fonds destinés à couvrir des coûts relatifs à un autre compartiment. En principe, la redevance est due au moment de la prise en charge d'un déchet par l'ONDRAF. La règle contenue dans le 4e principe a vocation à s'appliquer dans les cas où l'ONDRAF ne prend momentanément en charge aucun déchet d'un producteur donné, alors même qu'il expose des coûts pour assurer la gestion des déchets qu'il a déjà pris en charge. Il faut noter, à cet égard, que la gestion des déchets, et en particulier la gestion à long terme, constitue une opération continue dans le temps. L'anticipation dont il est question dans la disposition vise l'écart de temps entre le moment du paiement et celui où l'ONDRAF prendra en charge d'autres déchets.

C'est pourquoi la règle prévoit que ces montants, dénommés acomptes, doivent être déduits des redevances relatives aux déchets qu'il est prévu d'enlever et de le livrer, conformément au programme de référence. Il reste que les acomptes constituent des redevances au sens juridique du terme, en ce sens qu'ils rémunèrent un service presté par l'ONDRAF en faveur d'un producteur donné." Voor het invoeren van een voorschottenregeling met betrekking tot de retributies is een expliciete rechtsgrondbepaling vereist, die niet voorhanden is. Dit onderdeel van het ontwerp zal dan ook moeten worden weggelaten. 4.5. Vijfde leidend principe : rekening houden met alle aspecten van het langetermijnbeheer van het radioactieve afval, periodieke evaluatie, verantwoording en transparantie.

Bij de berekening van de retributies gelden volgende aandachtspunten : optimalisering van het langetermijnbeheer, periodieke evaluatie, documentatie en verantwoording van de beslissingen en verstrekte inlichtingen. Ook hiervoor kan een rechtsgrond worden gevonden in artikel 179, § 2, 11°, vijfde lid, van de wet. 4.6. Zesde leidend principe : bij geschillen omtrent overeenkomsten is eerst mediatie verplicht.

Er wordt een mediatieprocedure vastgesteld die eerst moet worden doorlopen met het oog op de beslechting van geschillen die kunnen ontstaan bij het bepalen van de waarden van de leidende beginselen en van bepaalde nadere regels voor het stijven van het fonds. De zo-even vermelde waarden en nadere regels worden vastgesteld door de Koning indien, na afloop van de mediatieprocedure, de raad van bestuur van het NIRAS vaststelt dat het onmogelijk is ze door een overeenkomst vast te stellen.

Voor deze regeling kan rechtsgrond worden gevonden in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met artikel 179, § 2, 11°, zesde lid, van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, dat luidt : "De waarden van deze leidende principes, alsook bepaalde modaliteiten voor het stijven van het fonds op lange termijn, worden in onderlinge overeenstemming vastgesteld tussen de instelling en de afvalproducenten, en zijn het voorwerp van daartoe gesloten overeenkomsten. Indien het onmogelijk is deze waarden en modaliteiten door een overeenkomst vast te stellen, worden ze op eensluidend advies van de instelling, vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad".

Uit deze bepaling blijkt dat het uitgangspunt is dat de waarden en nadere regels in een overeenkomst worden vastgesteld, en als dit niet lukt worden ze vastgesteld door de Koning op eensluidend advies van het NIRAS. Door het zesde "leidend beginsel" wordt in een tussenstap voorzien tussen een overeenkomst en de verplichte vaststelling door de Koning.

Bovendien zal een beroep moeten worden gedaan op artikel 1724, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt : "De publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen partij zijn bij een bemiddeling in de bij wet of bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalde gevallen." Onderzoek van de tekst Voorafgaande opmerking 5. Het ontwerp bepaalt een aantal "leidende principes", die worden opgesomd onder zes verschillende punten.Eenzelfde punt heeft soms betrekking op meerdere uiteenlopende aangelegenheden (meerdere "leidende principes"). Zo wordt bijvoorbeeld onder punt 1° bepaald wat door de retributies gedekt wordt, maar ook tot hoe lang de producent ze verschuldigd is, vanaf wanneer en hoe de factureringsmodaliteiten worden beschreven. Het betreft hier verschillende aangelegenheden die omwille van de duidelijkheid beter in verschillende punten worden behandeld.

Aanhef 6. De aanhef dient in overeenstemming te worden gebracht met wat hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond voor het ontworpen besluit.7. Gelet op artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021141 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging' dient in de aanhef van het te nemen besluit melding te worden gemaakt van de uitgevoerde impactanalyse. Artikel 1 8. De preciseringen die in het verslag aan de Koning worden gegeven omtrent het "eerste beginsel" kunnen beter worden opgenomen in de tekst zelf (onder punt 1° ).9. In het vierde lid van punt 1° wordt verwezen naar "artikel 179, § 2, 6°, van de wet".Wellicht moet daar staan : "artikel 179, § 2, 11°, zesde lid, van de wet".

De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, J. Baert. _______ Nota (1) De regeling in verband met de compartimentering staat in tegenstelling tot de regeling met het Lokaal Fonds, waar de wet expliciet bepaalt dat binnen het vermogen van het Lokaal fonds afzonderlijke compartimenten kunnen worden ingericht (artikel 179, § 2, 16°). 25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, artikel 179, § 2, gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, en in het bijzonder 11°, vierde, vijfde en zesde lid en 12° ;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen, in het bijzonder artikel 16, § 1;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 maart 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 14 maart 2014;

Gelet op het advies 55.786/3 van de Raad van State, gegeven op 17 april 2014, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenlomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Economie, van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Staatssecretaris voor Energie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 30 maart 1981, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 juli 2012, wordt vervangen door de volgende bepaling : "

Art. 16.§ 1. Fonds op lange termijn De bedragen van de retributies opgenomen in de overeenkomsten die de producenten van radioactief afval moeten afsluiten met de Instelling, overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet, worden berekend op basis van de volgende leidende beginselen : 1° De retributies dekken de technische en andere diensten die nodig zijn om het geconditioneerde afval op te slaan en te bergen, en die gepland zijn of uitgevoerd worden na het uitreiken van de oprichtings- en exploitatievergunning voor een beheerinstallatie voor radioactief afval.Ze dekken ook de kosten verbonden aan de onroerende investeringen, die vooraf moeten worden gemaakt.

Overeenkomstig het beginsel 'de vervuiler betaalt' zijn de retributies verschuldigd door de producenten van radioactief afval zolang zij een deel van de totale kosten van de in het voorgaande lid bedoelde diensten schuldig zijn.

Deze retributies zijn verschuldigd op het ogenblik van de overname van het afval van de producent door de Instelling, onder voorbehoud van de toepassing van de leidende beginselen 3° en 4° hieronder.

De factureringsmodaliteiten, de desbetreffende informatie en de diensten worden beschreven in de overeenkomsten die gesloten worden tussen de Instelling en de producenten, overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet. 2° De retributies stijven drie verschillende compartimenten, geïdentificeerd binnen het Fonds op lange termijn, die respectievelijk en exclusief bestemd zijn voor de opslag, de oppervlakteberging en de geologische berging.Elk van deze compartimenten bestaat uit drie subcompartimenten die respectievelijk betrekking hebben op de infrastructuren, de exploitatie en de sluiting of de ontmanteling van de installaties. De overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid van de wet gesloten overeenkomsten tussen de Instelling en de producenten bepalen de modaliteiten volgens welke elk compartiment en elk subcompartiment wordt gestijfd, inclusief wat de reeds geheven retributies betreft.

Bij elke berekening van de retributies, of op verzoek van de producent, stelt de Instelling de producenten voor elk compartiment en subcompartiment in kennis van de totale geraamde kosten van de diensten bedoeld in het leidende beginsel 1°, de beschouwde afvalvolumes en de verdeling van de retributies die reeds bij deze laatste geheven zijn.

De Instelling bezorgt de producenten jaarlijks een samenvatting van al het radioactieve afval dat reeds is overgenomen, van de retribitues die voor dit afval geheven zijn en van hun toewijzing in één van de subcompartimenten. 3° De retributies worden berekend per afvalcategorie, rekening houdend met alle uitgaven die nodig zijn voor de realisatie van de beschouwde operatie, op basis van de kostprijs van de technische en andere overeenstemmende diensten.De berekening houdt rekening met de onzekerheden die voortvloeien uit onvoorziene omstandigheden verbonden aan de werkzaamheden en aan het unieke karakter van het project, met uitsluiting van latere wijzigingen van het referentiescenario en van de basishypotheses die ermee verbonden zijn.

De retributies moeten op gelijkmatige wijze verdeeld worden over al het geproduceerde en nog te produceren afval. De berekening wordt gemaakt op basis van het referentiescenario en houdt rekening met de referentieprogramma's en met het afval dat aanwezig is op de site van de Instelling of van haar gemandateerde op de datum van de berekening.

De berekening bepaalt de toewijzing van de retributies per compartiment en per subcompartiment.

Elke producent stelt een referentieprogramma op dat de afvalhoeveelheden bevat die hij van plan is te produceren of die zich in zijn installaties bevinden en/of die hij van plan is te laten ophalen door of te leveren aan de Instelling, alsook de overeenkomstige planningen. De Instelling bepaalt het referentiescenario voor het langetermijnbeheer van het radioactieve afval dat wordt toegepast in het kader van de raming van de kosten van de opslag- en bergingsactiviteiten voor het afval en dat rekening houdt met de referentieprogramma's van de producenten.

Het referentieprogramma en het scenario zijn opgenomen in een bijlage bij de tussen de Instelling en de producenten afgesloten overeenkomsten. Om de vijf jaar of telkens zij het nodig acht, stelt de Instelling een rapport op ter attentie van haar voogdijoverheid, waarin zij de overeenstemming onderzoekt tussen, enerzijds, het referentiescenario en het industriële scenario in uitvoering en, anderzijds, de kenmerken van al het te beheren afval en de referentiescenario's.

Bij elke berekening wordt per producent een afrekening betreffende het overgedragen afval gemaakt. De afrekening moet worden afgesloten volgens de modaliteiten die overeengekomen zijn tussen de Instelling en de producenten.

De berekening van de retributies wordt ten minste om de vijf jaar herzien. Bij die gelegenheid onderzoekt de Instelling de noodzaak om de toewijzing van de retributies binnen een compartiment te reorganiseren en past zij, zo nodig, de overeenkomsten aan die bedoeld zijn in het leidende beginsel 2°. 4° De thesaurie van het Fonds op lange termijn wordt per compartiment beheerd. De Instelling raamt jaarlijks, voor een previsionele periode van ten minste drie jaar en voor elk compartiment, de inkomsten die nodig zijn om alle kosten betreffende het compartiment te financieren, waaronder de investeringen, de exploitatiekosten en de dotaties aan de ontmantelingsvoorzieningen, zodat de Instelling tijdens deze periode van tevoren over de nodige geldelijke middelen beschikt en dit compartiment per boekjaar geen negatief resultaat vertoont. Indien en zodra de Instelling vaststelt dat deze voorwaarden niet vervuld zijn, richt zij een gemotiveerd verzoek tot financiering aan de betrokken producent voor de hierboven vermelde previsionele periode, af te trekken van de retributies met betrekking tot het te produceren en te leveren afval. De voorschotten op retributies worden vastgesteld overeenkomstig de beginselen en modaliteiten bepaald in de overeenkomsten die tussen de Instelling en de producenten worden afgesloten. Ze zijn verschuldigd in jaarlijkse schijven, ten minste één jaar voordat de kosten worden gemaakt. 5° Bij de berekening van de retributies wordt continu rekening gehouden met de optimalisering van alle aspecten van het langetermijnbeheer van het radioactieve afval, in het bijzonder de technische, economische, maatschappelijke en milieuaspecten.De Instelling evalueert periodiek de gebruikte methodes en de in aanmerking genomen hypotheses om de retributies te berekenen. Ze licht het Vast Technisch Comité in over de conclusies van deze evaluaties.

Op hun initiatief of op verzoek zorgen de Instelling en de producenten voor het documenteren en verantwoorden van alle beslissingen die zij nemen en de inlichtingen die zij verstrekken om de retributies te berekenen die bestemd zijn om het Fonds op lange termijn te stijven. 6° Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de arbitrageclausules die zij kunnen bevatten, voorzien de overeenkomsten bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, 6de lid van de wet in een specifieke procedure om geschillen te beslechten die, onder meer, te maken hebben met het afsluiten, wijzigen, uitvoeren en uitdoven van deze overeenkomsten. Deze procedure bepaalt met name dat, in geval van een geschil tussen de partijen bij deze overeenkomsten, deze partijen verplicht zijn mediatie te organiseren door een beroep te doen op een of meer mediatoren die ze daartoe aanstellen. Bovendien bepaalt deze procedure dat de mediatie, binnen een termijn die niet meer dan negentig werkdagen mag bedragen, moet leiden tot een zekere en definitieve oplossing van het geschil of, bij gebrek daaraan, tot het opstellen van een rapport dat het standpunt van elke partij over het geschil bevat. Dit rapport wordt aan de raad van bestuur van de Instelling bezorgd die, na onderzoek ervan, ofwel vaststelt dat het onmogelijk is de waarden en modaliteiten bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, 6de lid van de wet binnen een redelijke termijn door een overeenkomst vast te stellen, ofwel de partijen verzoekt de mediatie voort te zetten, op de voorwaarden en binnen de termijn die de raad zal bepalen, waarbij deze termijn niet meer dan dertig werkdagen mag bedragen. De raad wordt geacht te hebben vastgesteld dat het onmogelijk is deze waarde en modaliteiten door een overeenkomst te bepalen indien de mediatie, na afloop van deze bijkomende termijn, niet tot een oplossing van het geschil heeft geleid.

Overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet worden de in deze bepaling bedoelde waarden en modaliteiten door Ons vastgesteld indien, na afloop van de in het vorige lid bedoelde procedure ter regeling van geschillen, de raad van bestuur van de Instelling vaststelt dat het onmogelijk is ze door een overeenkomst vast te stellen.

Art. 2.Overgangsbepaling De overeenkomsten bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, 6de lid van de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 worden zo spoedig mogelijk en ten laatste op 31 december 2018 afgesloten of aangepast overeenkomstig de leidende beginselen van artikel 1 van dit koninklijk besluit.

Art. 3.De ministers bevoegd voor Energie en Economie zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Energie, M. WATHELET

^