Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2014
gepubliceerd op 04 juni 2014

Koninklijk besluit tot wijziging van de bijlagen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2014000431
pub.
04/06/2014
prom.
25/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/25/2014000431/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de bijlagen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt de uitvoering van artikel 13, eerste lid, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, vervangen bij de wet van 16 juli 1993.

Voorafgaand De vrijwilligers van brandweer en civiele bescherming zijn, ingevolge de interpretatieve bepaling van art. 186 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen, uitgesloten van het toepassingsgebied van de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector. In dit besluit worden de beginselen van de Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, gerespecteerd voor wat betreft de vrijwillige brandweerlieden van de gemeenten, in overeenstemming met de adviezen van de Europese Commissie.

Voor de leden van de civiele bescherming zal een gelijkaardige regeling worden overgenomen in een besluit dat de specifieke situatie van deze personeelscategorie regelt.

Art. 1 - nieuw art. 24/3 Er wordt bepaald dat een arbeidsprestatie 24 uren niet mag overschrijden.

De absolute grenzen per week en per dag mogen enkel worden overschreden in twee gevallen van overmacht. Deze gevallen van overmacht zijn namelijk de werken om het hoofd te bieden aan een ongeval of de werken die door een onvoorziene noodzakelijkheid worden vereist.

De draagwijdte van deze afwijkende regel is beperkt, want de criteria voor overmacht moeten evenwel aanwezig zijn : een onvoorzienbare en dringende gebeurtenis die derhalve niet kadert in de gebruikelijke activiteit van de hulpdienst en die niet voortvloeit uit een fout (bijvoorbeeld een slechte arbeidsorganisatie). Alle niet-dringende interventies kunnen dus geen aanleiding geven tot toepassing van dit artikel. Een schouwbrand is bijvoorbeeld wel dringend en onvoorzienbaar, maar is eigenlijk een gebruikelijke activiteit van een hulpdienst. Grote rampen of catastrofen zijn eveneens onvoorzienbaar en dringend, maar kunnen wel de oorzaak zijn dat meer moet gewerkt worden dan 24 uren om de bescherming van de bevolking te kunnen blijven verzekeren.

Als binnen bovenstaande voorbeeld van een week een ramp voorkomt zoals die van Wetteren, dan kan wel meer dan 24u gewerkt worden. Alle uren die dan boven de 24u gepresteerd worden, moeten dan wel gecompenseerd worden binnen de 14 dagen na de prestatie ervan.

Art. 2 - nieuw art. 24/4 § 1 In het reglement worden de algemene regels vastgelegd die een vrijwilliger moet respecteren inzake zijn beschikbaarheden. Het reglement kan bepalingen bevatten over : - welke procedures gebruikt worden voor het aan- en afmelden (b.v. via sms, internet, telefoon, ....); - welke verschillende statussen mogelijk zijn (b.v. beschikbaar binnen 2, 5, 10 of 30 minuten, beschikbaar voor niet-dringende interventies, onbeschikbaar,...); - welke de minima inzake beschikbaarheid zijn per maand of per jaar; - welke gevolgen er zijn als iemand zich als beschikbaar had aangemeld, maar toch niet opgedaagd is; - hoe het statusmeldingssysteem precies functioneert (b.v. in combinatie met een systeem van ploeg van wacht of niet); - hoe ver op voorhand men voorzienbare periodes van onbeschikbaarheid moet melden; - hoe men periodes van onvoorzienbare onbeschikbaarheid (b.v. ziekte) moet melden; - welke gerechtvaardigde redenen zijn om zich korte tijd niet beschikbaar te stellen (b.v. geboorte van een kind, overlijden van een naaste, huwelijk,...); - hoe langere periodes van onbeschikbaarheid kunnen worden opgevangen (b.v. afspraken in verband met omwisselen van wachtdiensten tijdens vakantieperiodes); -...

Art. 2 - nieuw art. 24/4 § 2 Al de algemene regels die in het reglement worden bepaald, worden in de praktijk omgezet tijdens overlegmomenten met de hiërachie. Er wordt in overleg gezocht naar een passende invulling van eventuele wachtdiensten in de kazerne, het opvangen van periodes van afwezigheid,... rekening houdend met zowel de behoeften van de dienst als de mogelijkheden van de vrijwilliger. Hoe vaak dergelijke momenten gepland worden kan ook opgenomen worden in het reglement.

Art. 2 - nieuw art. 24/6 De vrijwillige leden van de brandweer kunnen op alle momenten van de week en van de dag opgeroepen worden. Dit betekent dat ze ook 's nachts hun diensttijd moeten vervullen.

Gelet op de specifieke situatie van de vrijwilligers, is het niet aangewezen om specifieke beschermende maatregelen te nemen voor nachtwerk, zoals die wel bestaan voor de beroepsleden (b.v. afhankelijk van leeftijd en medische situatie kan gevraagd worden om geen nachtarbeid meer te moeten presteren).

Een vrijwilliger die enkele nachten geen interventies wil uitvoeren, kan zich gewoon niet beschikbaar melden voor die periodes. Iemand die dit systematisch niet meer wil doen, kan in overleg met de korpsleiding naar de meest geschikte oplossing zoeken (cfr. art 24/4), bijvoorbeeld wel nog wachten in de kazerne uitvoeren in het weekend overdag, maar niet meer gedurende de nachturen.

Art. 2 - nieuw art. 24/7 De vrijwillige leden van de brandweer hebben recht op minstens een wekelijkse rustperiode van 35 u, naar analogie met artikel 7, § 4, van de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten. Dit komt overeen met de zondagsrust die voorzien is voor de werknemers die in dagdienst werken. Voor de vrijwillige leden valt dit niet noodzakelijk samen met een zondag.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

ADVIES 55.156/4 VAN 10 FEBRUARI 2014 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN DE BIJLAGEN 2 EN 3 VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 6 MEI 1971 TOT VASTSTELLING VAN DE MODELLEN VAN GEMEENTELIJKE REGLEMENTEN BETREFFENDE DE ORGANISATIE VAN DE GEMEENTELIJKE BRANDWEERDIENSTEN' Op 24 januari 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van de bijlagen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 10 februari 2014.

De kamer was samengesteld uit Pierre Liénardy, kamervoorzitter, Jacques Jaumotte en Bernard Blero, staatsraden, Christian Behrendt en Marianne Dony, assessoren, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Roger Wimmer, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Liénardy.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 februari 2014.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. In advies 55.165/2, dat op 6 februari 2014 is gegeven over een ontwerp van koninklijk besluit `tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones', heeft de afdeling Wetgeving inzonderheid de volgende opmerkingen geformuleerd : "Boek 13. - Organisatie van de diensttijd van de vrijwillige personeelsleden Artikelen 172 tot 178 1. De artikelen 172 tot 178 van het ontwerp regelen de organisatie van de diensttijd van de vrijwillige personeelsleden. Ze lijken de tegenhanger te vormen van verscheidene bepalingen van het voorontwerp van wet `tot vaststelling van bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones', waarover de Raad van State op 8 januari 2014 advies 54.614/2 heeft gegeven.

Daardoor past het voorliggende ontwerp in dezelfde logica als dat voorontwerp van wet, namelijk de omzetting van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 `betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd'.

In artikel 1 van titel 1 van boek 13 zou dus dienen te worden gepreciseerd dat dat boek strekt tot de omzetting van richtlijn 2003/88/EG. 2. De ontworpen bepalingen betreffen evenwel enkel de regeling van de werk- en de rusttijd.Ze hebben niet zoals het voornoemde voorontwerp van wet betrekking op de voorwaarden waaronder nachtwerk mag worden verricht. Op dat punt zou het voorliggende ontwerp dus onvolledig zijn, aangezien de vrijwillige personeelsleden hun werk ook 's nachts kunnen uitvoeren, wat wordt bevestigd in artikel 177 van het ontwerp, luidens hetwelk : `[d]e diensttijd [alle uren van de dag] kan worden vervuld'.

Het ontwerp dient op dat punt te worden aangevuld. 3. In het verslag aan de Koning zou moeten worden aangegeven hoe aan de vereisten van richtlijn 2003/88/EG wordt tegemoetgekomen die één dag bedraagt door te voorzien in afwijkingen van de maximumduur van de werkperiode (artikel 174, § 2, eerste lid, van het ontwerp) en in bijzondere regelingen met betrekking tot de rust of - eventueel - inhaalrust (artikelen 174, § 2, derde lid, en § 3, en artikel 178 van het ontwerp).In het verslag aan de Koning dienen daartoe concrete voorbeelden te worden gegeven ter illustratie.

Bovendien zou, aangezien de vrijwillige personeelsleden van de hulpverleningszones hun activiteit uiteraard uitoefenen in de gevallen opgesomd in artikel 174, § 2, van het ontwerp (1), in het verslag aan de Koning dienen te worden verduidelijkt, eveneens aan de hand van voorbeelden, welke gevallen bedoeld worden, aangezien die bepalend zijn voor de overschrijding van de reeds lange werkperiode van 24 uur.

Die verduidelijkingen zijn des te belangrijker daar uit artikel 22, 1°, van het ontwerp volgt dat, hoewel er onverenigbaarheid is tussen de functie van beroepspersoneelslid en de functie van vrijwillig personeelslid van dezelfde zone, die combinatie wel mogelijk is wanneer het personeelslid zijn respectieve functies uitoefent in twee verschillende zones.

Er mag wat dat betreft niet over het hoofd worden gezien dat de uitzonderingen en afwijkingen die de voornoemde richtlijn 2003/88/EG toelaat, restrictief moeten worden uitgelegd, omdat dat instrument anders wordt ontdaan van zijn bestaansgrond, te weten de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers (2). 4. De artikelen 172 tot 178 dienen in het licht van de voorgaande opmerkingen te worden herzien." De ontworpen tekst geeft mutatis mutandis aanleiding tot dezelfde opmerkingen. 2. Het ontworpen besluit ontleent zijn rechtsgrond aan artikel 13, § 1, van de wet van 31 december 1963 `betreffende de civiele bescherming', vervangen bij de wet van 16 juli 1993. Het eerste lid van de aanhef moet dan ook worden aangevuld. 3. In sectie 1/1 moeten, in de Franse tekst, de woorden "Article 1er" worden vervangen door de woorden "Art.24/1". In het ontworpen artikel 24/2 moeten de woorden "artikels 3, 5 en 7" worden vervangen door de woorden "artikelen 24/3, 24/5 en 24/7". 4. De afdeling Wetgeving stelt vast dat het ontwerpbesluit slechts een gedeeltelijke omzetting oplevert van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 `betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd'.Het is namelijk alleen van toepassing op de "leden-vrijwilligers" van de openbare brandweerdiensten en bevat geen enkele bepaling met betrekking tot de "leden-vrijwilligers" van de operationele eenheden van de civiele bescherming.

De griffier, Colette Gigot.

De voorzitter, Pierre Liénardy. _______ Nota's (1) Voetnoot 16 van het geciteerde advies : Namelijk het uitvoeren van dringende interventies om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval of aan een onvoorziene noodzakelijkheid.(2) Voetnoot 17 van het geciteerde advies : Overwegingen 1 en 3 en artikel 6 van de voornoemde richtlijn 2003/88/EG. 25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de bijlagen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, artikel 13, § 1, vervangen bij de wet van 16 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 25 november 2013;

Gelet op advies 55.156/4 van de Raad van State, gegeven op 10 februari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, artikel 3;

Overwegende de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen, artikel 186;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In de bijlagen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten, wordt in hoofdstuk II, punt II, een sectie 1/1 ingevoegd die de artikelen 24/1, 24/2, 24/3, 24/4, 24/5, 24/6 en 24/7 bevat, luidende : "Sectie 1/1. - Diensttijd van de leden-vrijwilligers

Artikel 24/1.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° diensttijd : de uren die een lid-vrijwilliger presteert, verdeeld in vijf categorieën : - interventies; - brandvoorkoming; - oefeningen en opleidingen; - onderhouds- en administratieve taken; - wachtdiensten in de kazerne. 2° rust : de tijd die geen diensttijd is;3° wachtdienst in de kazerne : een periode waarin het lid-vrijwilliger verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn.Deze periode wordt volledig als diensttijd aangerekend; 4° oproepbaarheidsdienst : een periode waarin het lid-vrijwilliger, zonder in de kazerne te moeten zijn, zich beschikbaar verklaart om gevolg te geven aan een oproep voor een interventie.Enkel de periode van de interventie wordt als diensttijd aangerekend.

Art. 24/2.De gemeenteraad kan beslissen dat er voor de leden-vrijwilligers met de graad van kapitein wordt afgeweken van de artikels 24/3, 24/5 en 24/7.

Art. 24/3.§ 1. De officier-dienstchef of zijn afgevaardigde organiseert de dienst zodanig dat de diensttijd maximaal vierentwintig uren per week bedraagt, berekend over een referentieperiode van twaalf maanden. § 2. De duur van elke werkprestatie mag nooit vierentwintig uren overschrijden, behoudens voor het verrichten van : - dringende interventies om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval; - dringende interventies die door een onvoorziene noodzakelijkheid worden vereist.

Deze overschrijdingen worden binnen de veertien dagen gecompenseerd met een even lange periode waarin het lid-vrijwilliger geen oproepbaarheidsdienst kan uitoefenen.

In het geval van dergelijke overschrijdingen worden alle maatregelen genomen om zo snel mogelijk het lid-vrijwilliger te vervangen. § 3. Elke dienstprestatie waarvan de duur tussen twaalf uren en vierentwintig uren bedraagt, moet worden gevolgd door een rustperiode van minimum twaalf opeenvolgende uren.

Art. 24/4.§ 1. De minimale beschikbaarheden voor de diensttijd van het lid-vrijwilliger en de modaliteiten waaronder hij wordt opgeroepen en terugkeert naar de post worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement. § 2. De officier-dienstchef of zijn afgevaardigde vult in overleg met het lid-vrijwilliger zijn beschikbaarheden voor de diensttijd in, overeenkomstig het in paragraaf 1 vermelde reglement.

Art. 24/5.Wanneer de arbeidstijd per dag meer dan zes uur bedraagt, wordt een half uur pauze toegekend, met uitzondering van de interventies waar uit hun aard blijkt dat een pauze onmogelijk is. Bij dergelijke interventies neemt het lid-vrijwilliger de pauze na afloop van de interventie.

Tijdens deze pauze blijft het lid-vrijwilliger beschikbaar om gevolg te geven aan een oproep voor interventie.

De precieze modaliteiten van de pauze worden opgenomen in het huishoudelijk reglement.

De duur van de pauze wordt mee in rekening genomen voor de berekening van de vergoeding van de prestaties.

Art. 24/6.De diensttijd kan worden vervuld gedurende alle dagen van de week en alle uren van de dag.

Art. 24/7.Per periode van zeven dagen, wordt minstens een ononderbroken periode van zesendertig uren rust toegekend.

Van het eerste lid kan worden afgeweken op voorwaarde dat gelijkwaardige periodes van inhaalrust toegekend worden in de loop van de veertien volgende dagen."

Art. 2.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

^