gepubliceerd op 24 september 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 november 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het stads- en streekvervoer van het Waalse Gewest, betreffende het voltijds brugpensioen
25 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 november 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het stads- en streekvervoer van het Waalse Gewest, betreffende het voltijds brugpensioen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het stads- en streekvervoer van het Waalse Gewest;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 november 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het stads- en streekvervoer van het Waalse Gewest, betreffende het voltijds brugpensioen, met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 april 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.
Bijlage Paritair Subcomité voor het stads- en streekvervoer van het Waalse Gewest Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 november 2000 Voltijds brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 22 januari 2001 onder het nummer 56237/CO/328.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het stads- en streekvervoer van het Waalse Gewest.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst wordt onder werknemers verstaan : de werklieden en werksters, de mannelijke en vrouwelijke bedienden met inbegrip van het directiepersoneel. HOOFDSTUK II. - Principes en modaliteiten
Art. 2.De ondertekenaars komen overeen een stelsel op te richten van aanvullende vergoedingen ten gunste van sommige oudere werknemers bij toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974 en conform het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.
Art. 3.De werknemers van 58 jaar of ouder op de laatste dag van hun arbeidscontract die op dat moment 25 jaren beroepsloopbaan kunnen aantonen als loontrekkende hebben recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun werkgever als ze door deze laatste zijn ontslagen, behalve om dringende reden in de zin van de wetgeving op de arbeidscontracten en voor zover zij werkloosheidsvergoedingen genieten.
Voor de berekening van de beroepsloopbaan kan er verwezen worden naar artikel 70 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsmodaliteiten van de werkloosheidsreglementering en artikel 2 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.
Art. 4.De werknemers bedoeld in artikel 3 genieten de aanvullende vergoeding tot zij hun wettelijk pensioen ontvangen.
Art. 5.Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan 1 pct. van het referteloon van de werknemer per dienstjaar in de onderneming.
Voor de berekening van de dienstjaren moeten de jaren in aanmerking genomen worden die effectief in de dienst van een onderneming voor stads- en streekvervoer zijn doorgebracht, uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Elke overschrijding van 6 maanden of meer buiten de hele jaren wordt berekend voor een volledig jaar.
De werknemers van 50 jaar en meer en die halftijds werken in het raam van de wettelijke en sectorale bepalingen betreffende de loopbaanonderbreking worden beschouwd als voltijdse werknemers voor de berekening van de dienstjaren.
Art. 6.Het referteloon bedoeld in artikel 5 wordt als volgt berekend : Voor de arbeiders (uurloon x norm) + vast bedrag.
Het uurloon dat in aanmerking genomen wordt is hetgeen vermeld staat op de laatste loonfiche.
De jaarlijkse norm is gelijk aan 1983,6 uren.
De waarde van het vast bedrag bedraagt momenteel 49 796 BEF. Voor de bedienden (brutomaandloon x 12) + vast bedrag.
Het maandloon dat in aanmerking wordt genomen is de baremieke vergoeding vermeld op de laatste loonfiche, met uitzondering van de premies en vergoedingen die niet direct gekoppeld zijn aan het voordeel van de loonschaal.
De waarde van het vast loon bedraagt momenteel 49 796 BEF.
Art. 7.De aanvullende vergoeding wordt gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen.
De vergoeding wordt ook verhoogd bij de wijzigingen van de loonschalen van toepassing op het actieve personeel als deze wijzigingen het gevolg zijn van een collectieve arbeidsovereenkomst, behalve als deze laatste er anders over beslist.
Art. 8.De aanvullende vergoeding wordt elke maand gestort na het vervallen van de termijn.
Art. 9.De jaren tijdens dewelke de werknemer de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst geniet komen in aanmerking om de factor "n" te bepalen waarmee rekening gehouden wordt bij de berekening van het aanvullend pensioen.
Art. 10.De werknemers die zijn ontslagen in uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst zullen de eindejaarspremie genieten voor het jaar tijdens hetwelk hun arbeidscontract afloopt, naar rato van hun tewerkstellingsperiode tijdens dit jaar.
Art. 11.De werkgever zal aan de ontslagen werknemers het eventuele saldo van hun kledingbudget storten in uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst.
Art. 12.Het eventuele saldo van het sociale voorschot is recupereerbaar bij het vertrek van de werknemer. HOOFDSTUK III. - Geldigheidsduur
Art. 13.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2001.
Deze overeenkomst is gesloten voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001; ze blijft van kracht na 31 december 2001 tegenover de werknemers die ze genieten op het moment dat ze buiten werking treedt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX