gepubliceerd op 07 mei 2024
Koninklijk besluit houdende het kennismakingstraject
24 MAART 2024. - Koninklijk besluit houdende het kennismakingstraject
VERSLAG AAN DE KONING Sire, A. Doel van het besluit Dit ontwerp van koninklijk besluit creëert een statuut voor personen met een handicap bedoeld in artikel 1 van het
koninklijk besluit van 6 oktober 2005Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
06/10/2005
pub.
25/10/2005
numac
2005002116
bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage
sluiten houdende de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties, namelijk: "het kennismakingstraject".
Het kennismakingstraject is een alternatieve vorm van de klassieke stage. Het is geen verplicht parcours dat personen met een handicap moeten afleggen om als rijksambtenaar te worden benoemd. De optie om een gewone statutaire stage af te leggen, eventueel gecombineerd met een indiensttreding op basis van de voorrangsregel, blijft naast dit traject bestaan.
Het kennismakingstraject is opgebouwd uit verschillende componenten.
Ten eerste houdt het een soepele aanwervingsprocedure in. Ten tweede is het traject gericht op de intensieve begeleiding en opleiding van het personeelslid. Ten slotte bevat het kennismakingstraject een beloningselement in de zin dat een positieve wederzijdse ervaring uitmondt in een stabiele arbeidsrelatie.
Concreet bevat het kennismakingstraject vier fases: 1° een verlichte selectieprocedure;2° een andere stagevorm gedurende zes maanden, eventueel verlengd;3° een klassieke statutaire stage van zes maanden, eventueel verlengd;4° een benoeming tot rijksambtenaar bij een positieve evaluatie. Het hoofddoel van dit specifieke statuut is de rol van hefboom op te nemen tussen de specifieke doelgroep enerzijds en de federale overheid als aantrekkelijke en inclusieve werkgever anderzijds. Daarom voorziet het traject in een periode van wederzijdse aanpassing tussen de werkgever en de werknemer.
B. Artikelsgewijze bespreking Artikel 1.
Dit artikel bevat enkele definities.
Artikel 2.
Dit artikel bepaalt ten eerste de specifieke doelgroep die in het kennismakingstraject kan worden aangeworven. Elke federale dienst die het quotum bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/10/2005 pub. 25/10/2005 numac 2005002116 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage sluiten houdende de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties, niet bereikt, kan beslissen om een vacante betrekking in te vullen met een kennismakingstraject. Het jaarverslag van de Begeleidingscommissie voor de Inclusie van Personen met een Handicap in het federaal openbaar ambt geeft weer welke federale diensten aan dit quotum voldoen.
Daarnaast verduidelijkt deze bepaling de opzet en de filosofie van het traject.
Ten slotte bepaalt het dat de aanwervende federale dienst een begeleider moet aanstellen voor het personeelslid. Het is de bedoeling dat deze persoon bepaalde opleidingen volgt om zijn competenties te ontwikkelen zodat hij zijn taken als begeleider optimaal kan volbrengen.
De rol van begeleider vormt een prestatiedoelstelling waarmee tijdens de evaluatie rekening moet worden gehouden. De begeleider krijgt de nodige tijd om deze rol in te vullen. Het is aan de aanwervende dienst om ervoor te zorgen dat hij over de nodige competenties beschikt.
Artikel 3.
Dit artikel regelt het mechanisme van het kennismakingstraject.
Het personeelslid dient om benoemd te worden als rijksambtenaar geen stage te volgen in de klassieke zin van het woord. Technisch gezien moet hij namelijk slagen in zijn kennismakingstraject. Het traject houdt een andere vorm van de stage in waarbij het personeelslid het statuut heeft van een stagiair, behoudens de specifieke afwijkingen die dit besluit voorziet.
Voor de verloning van het personeelslid geldt artikel 28bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
Het personeelslid heeft het statuut van een stagiair. Daaruit volgt dat artikel 38, § 3, van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, geldt. Dit betekent dat het kennismakingstraject niet kan worden gebruikt om een mandaatfunctie in te vullen. Deze hebben immers het statuut van een rijksambtenaar en niet van een stagiair.
Artikel 4.
De directeur-generaal is bevoegd voor de organisatie van de vergelijkende selectie. Deze bevoegdheid volgt uit artikel 20 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel. Het ontwerp vereist dat de kandidaat minstens een mondelinge proef aflegt die leidt tot een rangschikking. Dit betekent dat de directeur-generaal of diens afgevaardigde een verlichte en soepele vergelijkende selectievorm kan organiseren.
Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 blijft onverminderd van toepassing. Dit betekent dat voor functies binnen de klassen A3 tot en met A5, waar steeds een promotieprocedure dient te worden gelanceerd, geen kennismakingstraject kan worden voorzien. Voor functies binnen de klasse A2 kan het kennismakingstraject wel worden georganiseerd wanneer er alleen beroep wordt gedaan op aanwerving.
Artikel 5.
Het kennismakingstraject duurt in principe één jaar. Dit volgt uit artikel 37 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.
De berekening van de duur verloopt gelijkaardig aan die van de klassieke stage. Artikel 38 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt regelt de berekeningswijze.
Tijdens de eerste zes maanden verschilt het verlofstelsel van het personeelslid namelijk van dat van een stagiair. Na zes maanden komen de afwezigheden bedoeld in artikel 38, § 2, tweede lid, van het van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, niet in aanmerking voor de berekening van de dertig werkdagen.
Artikel 6.
Het kennismakingstraject voorziet in zes evaluatiemomenten, namelijk: één planningsgesprek, vier functioneringsgesprekken en één gesprek op het einde.
Deze gesprekken bieden de mogelijkheid eventuele redelijke aanpassingen te bespreken. Deze aanpassingen kunnen noodzakelijk zijn om de werkomgeving af te stemmen aan de specifieke situatie van het personeelslid. De verplichting om redelijke aanpassing te onderzoeken volgt uit zowel nationale als internationale wetgeving.
De begeleider kan aanwezig zijn tijdens de evaluatie als het personeelslid dit wenst.
Twee van de vier functioneringsgesprekken moeten plaatsvinden tijdens de eerste zes maanden van het kennismakingstraject. Deze periode kan worden verlengd overeenkomstig artikel 5 van het ontwerp.
Voor het overige verlopen de evaluaties op dezelfde manier als bij een klassieke stage. De relevante bepalingen bevinden zich in hoofdstuk 2 van titel III van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.
De hiërarchische meerdere kan bij een functioneringsgesprek de vermelding "onvoldoende" toekennen. Artikel 23 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt bepaalt de relevante criteria. In voorkomend geval geldt artikel 47 van datzelfde koninklijk besluit. Het evaluatiedossier van het personeelslid wordt dan overgemaakt aan de evaluatiecommissie behoudens bij een uitdrukkelijk akkoord tussen de evaluator, de stagiair en de P&O-directeur.
Op het einde van het kennismakingstraject vindt een laatste evaluatiegesprek plaats. Als de hiërarchische meerdere hier een onvoldoende toekent, gelden de artikelen 48 en 49 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt. Het evaluatiedossier wordt dan overgemaakt aan de evaluatiecommissie.
De benoemingsvoorwaarden zijn dezelfde als die van een stagiair. De artikelen 33, § 1, en 37, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, bevatten de relevante voorwaarden.
Artikel 7.
Dit artikel regelt het verlofstelsel tijdens de eerste zes maanden van het kennismakingstraject. Deze periode kan worden verlengd overeenkomstig artikel 5 van het ontwerp. Dit verlofstelsel verzekert de intensiteit de eerste fase van het kennismakingstraject zonder afbreuk te doen aan een basispakket van verloven.
Na zes maanden bekomen zij hetzelfde verlofstelsel als dat van een stagiair.
Artikel 8.
Dit artikel behoeft geen commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken, P. DE SUTTER
Raad van State afdeling Wetgeving Advies 74.663/4 van 8 november 2023 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende het kennismakingstraject' Op 16 oktober 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende het kennismakingstraject'.
Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 8 november 2023 . De kamer was samengesteld uit Bernard Blero, kamervoorzitter, Luc Cambier en Dimitri Yernault, staatsraden, Christian Behrendt, assessor, en Charles-Henri Van Hove, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Ambre Vassart, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Bernard Blero .
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 november 2023 .
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Algemene opmerkingen 1. Met het oog op het bepalen van het toepassingsgebied van dit ontwerp wordt in artikel 1, 2°, ervan de volgende definitie gegeven: "federale dienst: een dienst binnen het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken". Luidens artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 omvat het federaal administratief openbaar ambt de rechtspersonen van publiekrecht die in die wet vermeld worden en waarvan de rechtspersoonlijkheid zich onderscheidt van die van de Staat.
Artikel 22ter van de Grondwet luidt als volgt: "Iedere persoon met een handicap heeft recht op volledige inclusie in de samenleving, met inbegrip van het recht op redelijke aanpassingen.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht." In die bepaling is een formeel legaliteitsbeginsel vervat naar luid waarvan de wetgever de essentiële elementen moet bepalen van het recht op volledige inclusie van personen met een handicap.
Hoewel de Koning aan de artikelen 37 en 107 van de Grondwet de bevoegdheid ontleent om de gecentraliseerde overheidsdiensten te organiseren en om het statuut van de personeelsleden van die diensten vast te stellen, onder meer door maatregelen te nemen met het oog op de integratie van personen met een handicap, geldt dat niet voor de diensten waarvan de rechtspersoonlijkheid zich onderscheidt van die van de eigenlijke federale Staat en die in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 vermeld worden en evenmin voor de leden van hun personeel, aangezien die diensten bij wet opgericht zijn.
Daaruit volgt dat het, wat die rechtspersonen betreft, aan de wetgever staat om vooraf de essentiële elementen te bepalen van het recht op volledige inclusie van hun personeelsleden. Een delegatie ter zake aan de Koning is niet in strijd met het legaliteitsbeginsel voor zover de machtiging nauwkeurig genoeg omschreven is en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de essentiële elementen vooraf door de wetgever vastgesteld zijn.
Onder dat belangrijke voorbehoud worden de volgende opmerkingen geformuleerd. 2. Artikel 3, § 1, van het ontwerp luidt als volgt: "De bepalingen van het statuut van het federaal openbaar ambt die betrekking hebben op stagiairs zijn van toepassing op het personeelslid, behoudens de afwijkingen voorzien in dit besluit." Paragraaf 3 van datzelfde artikel 3 luidt als volgt: "De bepalingen van titel III, Hoofdstuk I en II, van het evaluatiebesluit zijn niet van toepassing op het kennismakingstraject." Tegelijk wordt bij een aantal bepalingen een specifieke regeling ingevoerd inzake verloven en gesprekken (artikelen 5 en 6) gedurende de eerste zes maanden van de stage.(1) In andere bepalingen van het ontwerp wordt bevestigd of voorgeschreven dat "in voorkomend geval" bepalingen van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten `betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt' van toepassing zijn.
Dat is het geval: - met artikel 8, § 2, dat als volgt luidt: "De vermelding `onvoldoende' kan worden toegekend overeenkomstig artikel 23 van het evaluatiebesluit. In dat geval is artikel 47 van het evaluatiebesluit (...) van toepassing"; en - met artikel 9, § 3, dat als volgt luidt: "In voorkomend geval zijn de artikelen 48 en 49 van het evaluatiebesluit (...) van toepassing op het evaluatiegesprek bedoel[d] in paragraaf 1." 3. In het ontwerp wordt bijgevolg verwezen naar verschillende bepalingen betreffende het statuut van het federaal openbaar ambt, nu eens om daar uitdrukkelijk naar te verwijzen, terwijl het beginsel van een automatische toepassing in de tekst verankerd is, dan weer om daarvan af te wijken.De aldus gehanteerde methode dreigt afbreuk te doen aan de rechtszekerheid en aan een goed begrip van de tekst.
Het zou dan ook beter zijn om ofwel in voorliggend ontwerp als algemene regel te stellen dat de federale bepalingen van toepassing zijn en vervolgens alleen te vermelden van welke bepalingen afgeweken wordt, ofwel in dit ontwerp zelf het statuut in kwestie in zijn geheel en uitdrukkelijk te regelen, in voorkomend geval door te verwijzen naar de toepasselijke bepalingen van bestaande teksten. 4. Bovendien blijkt uit het verslag aan de Koning het volgende: "De evaluaties zijn geregeld in de artikelen 6 tot en met 11 van dit besluit.Ze verlopen op een gelijkaardige manier als bij de klassieke stage. De bepalingen omtrent de aanhangigmaking bij de evaluatiecommissie en omtrent de gevolgen voor de loopbaan zijn niet van toepassing op het personeelslid gedurende de eerste zes maanden van het kennismakingstraject. De beëindigingsmodaliteiten zijn bepaald in artikel 9. De evaluaties die plaatsvinden na deze periode zijn wel onderhevig aan de eventuele tussenkomst van de evaluatiecommissie." De regel dat het statuut van de stagiair zich gedurende de eerste zes maanden van zijn stage onderscheidt van het regulier statuut, blijkt onvoldoende uit het ontwerp, aangezien die regel alleen uitdrukkelijk blijkt uit artikel 5, dat betrekking heeft op de verloven.
Die regel dient uitdrukkelijker geformaliseerd te worden in het dispositief. 5. Het ontwerp moet in het licht van de voorgaande opmerkingen herzien worden en in het verslag aan de Koning moeten alle nodige verduidelijkingen opgenomen worden. Bijzondere opmerkingen Aanhef Het vijfde lid moet aldus aangevuld worden dat daarin melding gemaakt wordt van de datum en het nummer, namelijk nr. 826, van het protocol van onderhandelingen van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten dat vervat is in het dossier dat aan de afdeling Wetgeving bezorgd is.
Dispositief Artikel 4 Luidens paragraaf 1, tweede lid, begint het kennismakingstraject "bij voorkeur" op de eerste dag of op de vijftiende dag van de maand. De afdeling Wetgeving vraagt zich af wat de normatieve draagwijdte is van deze bepaling. De bepaling moet verduidelijkt worden.
Artikel 5 In het eerste lid, 4°, moeten de haakjes weggelaten worden.
De griffier, De voorzitter, Charles-Henri VAN HOVE Bernard BLERO _______ Nota (1) Uit het verslag aan de Koning blijkt het volgende: "Zij beschikken gedurende de eerste zes maanden, eventueel verlengd, van het kennismakingstraject over een apart verlofstelsel om te verzekeren dat de periode van eerste begeleiding en kennismaking op intensieve wijze kan verlopen zonder afbreuk te doen aan een basispakket van verloven. Na een periode van zes maanden, eventueel verlengd, bekomen zij hetzelfde verlofstelsel als dat van een persoon die zich in de klassieke stage bevindt."
24 MAART 2024. - Koninklijk besluit houdende het kennismakingstraject FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikelen 37 en 107, tweede lid;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wet van 24 december 2002;
Gelet op de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 30/04/1999 numac 1999002040 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken sluiten houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, artikel 25, § 1;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 6 juni 2023;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën van 7 juni 2023;
Gelet op het advies van het College van de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid, gegeven op 14 juni 2023;
Gelet op het protocol nr. 826 van 12 oktober 2023 van het Comité voor de federale, gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op advies nr. 74.663/4 van de Raad van State, gegeven op 8 november 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de vrijstelling van een impactanalyse op basis van artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Overwegende het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van de Verenigde Naties aangenomen op 13 december 2006 en geratificeerd op 2 juli 2009, in het bijzonder de artikelen 2, 5 en 27;
Overwegende het artikel 22ter van de Grondwet dat het recht aan personen met een handicap erkent op volledige inclusie, met inbegrip van het recht op redelijke aanpassingen;
Overwegende de wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie van 10 mei 2007, in het bijzonder de artikelen 4, 12° en 14° ;
Overwegende het advies van de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap in het federaal openbaar ambt van 14 februari 2023;
Overwegende het advies nr. 2022/05 van de Nationale Hoge Raad Personen met een Handicap van 20 februari 2023;
Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° personeelslid: de stagiair die zich in het kennismakingstraject bevindt;2° federale dienst: een dienst binnen het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;3° werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen;4° verlofbesluit: het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;5° evaluatiebesluit: het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.
Art. 2.§ 1. Een federale dienst die niet voldoet aan het quotum bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/10/2005 pub. 25/10/2005 numac 2005002116 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage sluiten houdende de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties, kan een persoon met een handicap bedoeld in artikel 1 van het voornoemde koninklijk besluit aanwerven in het kennismakingstraject.
Het kennismakingstraject beoogt: 1° de werkgelegenheid voor personen met een handicap te bevorderen door een periode van wederzijdse aanpassing tussen de federale dienst en het personeelslid in te lassen;2° de persoon met een handicap op te leiden en te begeleiden bij de uitoefening van zijn functie. § 2. Het personeelslid krijgt een begeleider toegewezen die hem ondersteunt bij de uitoefening van zijn functie en zijn integratie binnen de federale dienst.
Het personeelslid kan vragen om van begeleider te veranderen.
In geen geval kan de hiërarchische meerdere van het personeelslid diens begeleider zijn.
De evaluatie van de begeleider houdt rekening met de tijd die hij aan zijn rol heeft besteed.
Art. 3.De bepalingen van het statuut van het federaal openbaar ambt die betrekking hebben op stagiairs gelden voor het personeelslid, behoudens de afwijkingen voorzien in dit besluit.
De voorwaarde bedoeld in artikel 15, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, geldt niet voor het personeelslid.
Art. 4.De vergelijkende selectie bestaat minstens uit een mondelinge proef.
Art. 5.In afwijking van artikel 38, § 2, tweede lid, van het evaluatiebesluit, komen de volgende afwezigheden niet in aanmerking voor de berekening van de dertig werkdagen tijdens de eerste zes maanden van het kennismakingstraject: 1° het vakantieverlof bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van het verlofbesluit;2° het verlof bedoeld in artikel 14 van het verlofbesluit;3° het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 15 van het verlofbesluit.
Art. 6.De stagegesprekken bieden de mogelijkheid om: 1° de wederzijdse aanpassing te bespreken;2° redelijke aanpassingen te onderzoeken. In afwijking van artikel 41, 2°, van het evaluatiebesluit, bevat het kennismakingstraject minstens vier functioneringsgesprekken.
Minstens twee functioneringsgesprekken vinden plaats tijdens de eerste zes maanden van het kennismakingstraject. Deze periode kan worden verlengd overeenkomstig artikel 5.
De begeleider is op vraag van het personeelslid aanwezig tijdens de gesprekken bedoeld in het eerste lid.
Art. 7.In afwijking van artikel 1, § 2, van het verlofbesluit, heeft het personeelslid gedurende de eerste zes maanden van het kennismakingstraject recht op de volgende verloven en afwezigheden: 1° het vakantieverlof bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van het verlofbesluit;2° het verlof bedoeld in artikel 14 van het verlofbesluit;3° het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 15 van het verlofbesluit;4° het zorgverlof bedoeld in artikel 20 van het verlofbesluit;5° de moederschapsbescherming bedoeld in Hoofdstuk IV van het verlofbesluit;6° het ouderschapsverlof bedoeld in hoofdstuk V van het verlofbesluit;7° het verlof wegens ziekte en verminderde prestaties wegens medische redenen bedoeld in hoofdstuk VIII van het verlofbesluit;8° de disponibiliteit wegens ziekte bedoeld in hoofdstuk IX van het verlofbesluit;9° de controle op de afwezigheden ten gevolge van ziekte of ongeval bedoeld in hoofdstuk IXbis van het verlofbesluit;10° de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid bedoeld in artikel 140 van het verlofbesluit;11° het verlof bedoeld in de artikelen 81, §§ 1 en 2, 82, 83 en 84, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. De periode bedoeld in het eerste lid kan worden verlengd overeenkomstig artikel 5.
Art. 8.De minister bevoegd voor Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 maart 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, P. DE SUTTER