gepubliceerd op 06 november 2013
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden
24 JUNI 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 juni 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2010 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 4 mei 2010 onder het nummer 99183/CO/109) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en op de arbeid(st)ers die zij tewerkstellen, met inbegrip van de huisarbeid(st)ers. HOOFDSTUK II. - Duur van de overeenkomst en verbintenissen
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2010 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2010. Zij volgt op de collectieve arbeids overeenkomst van 29 november 2007Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 29/11/2007 pub. 19/12/2007 numac 2007031531 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Verordening houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de agglomeratie Brussel voor het begrogtingsjaar 2007 type overeenkomst prom. 29/11/2007 pub. 19/12/2007 numac 2007031530 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Verordening houdende de aanpassing van de middelenbegroting van de agglomeratie Brussel voor het begrotingsjaar 2007 sluiten tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden, die heeft opgehouden van kracht te zijn op 31 december 2009.
Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst waarborgen de ondertekenende partijen de inachtneming van de sociale vrede, hetgeen het volgende inhoudt : 1) alle bepalingen betreffende de lonen en arbeidsvoorwaarden worden stipt nageleefd en kunnen niet in betwisting worden gebracht door de werknemers of de werkgeversorganisaties, noch door de arbeid(st)ers of de werkgevers;2) de werknemersorganisaties en de arbeid(st)ers verbinden er zich toe geen eisen te stellen op nationaal noch op gewestelijk vlak, noch op dat van de onderneming, aangezien alle individuele normatieve bepalingen geregeld zijn door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Toepassingsdatum van de loonaanpassingen
Art. 3.Alle loonaanpassingen in uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden toegepast vanaf de eerste dag van de maand, in de ondernemingen waar per maand of per halve maand wordt betaald.
In de ondernemingen waar de loonperiode op een andere dag dan de eerste dag van de maand begint, worden, indien het aantal kalenderdagen vóór de eerste dag van de maand, kleiner is dan of gelijk is aan het aantal kalenderdagen te rekenen vanaf de eerste dag van de maand, de loonaanpassingen toegekend vanaf de eerste dag van de loonperiode waarin de eerste dag van de maand valt. In het tegengestelde geval worden de loonaanpassingen toegepast vanaf de eerste dag van de loonperiode die een aanvang neemt nss de eerste dag van de maand. HOOFDSTUK IV. - Lonen a) Lonen toepasselijk op arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar die tewerkgesteld worden als industriële leerlingen als jongeren die deeltijds leren en werken en als studenten met een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten Art.4. Dit artikel is van toepassing op de arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar die tewerkgesteld worden als industrieel leerling, als jongeren die deeltijds leren en werken en als studenten met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, ongeacht de modaliteiten van hun tewerkstelling in de onderneming.
De hierna volgende minimumuurlonen worden aan de in dit artikel bedoelde arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar toegekend volgens de leeftijd en anciënniteit in de sector.
Deze minimumuurlonen worden vastgesteld in percentages, welke worden berekend op het aanvangsloon voor de arbeid(st)ers die behoren tot de laagste groep van de classificatie of op het loon van de groep voor dewelke ze worden aangeworven.
De arbeid(st)er jonger dan 21 jaar behoudt het in dit artikel bedoelde baremiek loon dat reeds is verworven in een andere onderneming die valt onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf.
Deze lonen worden aan de in dit artikel bedoelde arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar gewaarborgd tot op het ogenblik waarop zij de in de hierna vermelde tabel voorziene maximum leertijd volgens leeftijd bij aanwerving, sinds zes maanden hebben beëindigd.
De loonaanpassingen worden verleend op vaste data, te weten 1 april en 1 oktober van elk jaar, op voorwaarde dat de arbeid(st)er op die datum tenminste één maand anciënniteit in de onderneming heeft.
Age à l'embauche Leeftijd bij aanwerving
Salaire à l'embauche - Loon bij aanwerving p.c./pct.
1re adaptation 1e aanpassing p.c./pct.
2e adaptation - 2e aanpassing p.c./pct.
3e adaptation 3e aanpassing p.c./pct.
4e adaptation 4e aanpassing p.c./pct.
5e adaptation 5e aanpassing p.c./pct.
16 jaar/ans
85,00
88,00
91,00
94,00
97,00
100,00
17 jaar/ans
88,00
91,00
94,00
97,00
100,00
18 jaar/ans
91,00
94,00
97,00
100,00
19 jaar/ans
94,00
97,00
100,00
20 jaar/ans
97,00
100,00
Art. 5.Indien de arbeid(st)er van minder dan 21 jaar op de in artikel 4 genoemde data, 1 april of 1 oktober, niet gedurende de voorziene tijd ononderbroken in dienst is geweest van dezelfde werkgever, dient de betrokkene op dat ogenblik aan zijn werkgever aan te tonen dat de voorwaarden zijn verenigd om een loonaanpassing te bekomen zoals voorzien bij artikel 4. Dit is eveneens het geval wanneer de arbeid(st)er van minder dan 21 jaar bij indiensttreding een anciënniteit bij één of meer vorige werkgevers wil laten gelden.
Alle geschillen betreffende de toepassing van dit artikel zullen worden besproken in het verzoeningsbureau van het paritair comité alvorens ze aan de bevoegde rechtbank zouden worden voorgelegd.
Art. 6.De minimumloonsverhogingen zijn gelijk aan de loonsverhogingen van de arbeid(st)ers van het aanvangsloon, vermenigvuldigd met de coëfficiënt welke overeenstemt met hun leeftijd en bereikte leertijd, zoals vastgesteld bij artikel 4.
Art. 7.In acht genomen : - enerzijds, dat het loon van de in artikel 4 bedoelde jonge arbeid(st)ers overeen stemt met een deel van het loon van de ongeschoolde arbeid(st)ers van 21 jaar of ouder; - anderzijds, dat de progressieve lonen van de schalen welke zijn vastgesteld bij artikel 4, rekening houden met de beroepsgeschiktheden van de jonge arbeid(st)ers-beginnelingen, moet de arbeid in de ondernemingen derwijze worden ingericht dat van de arbeid(st)ers die per uur worden bezoldigd volgens de lonen van de schaal voorzien in artikel 4, geen prestaties worden geëist welke hun hiervoren bedoelde normale geschiktheden overtreffen.
Art. 8.§ 1. Wanneer in een onderneming om technische en/of organisatorische redenen niet kan worden voldaan aan de beschikkingen van de tweede alinea van artikel 7, dienen de daarin bedoelde jongeren in afwachting van de toepassingen van de beschikkingen van artikelen 10 of 13 van deze overeenkomst, bezoldigd te worden tegen het aanvangsloon, voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden in § 2 van dit artikel. § 2. De bedoelde arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar moeten tewerkgesteld zijn in een systeem waar het werk stuk voor stuk doorgegeven of waar aan de arbeid(st)ers geen individuele keuze van het arbeidsritme toegelaten wordt en waar aan deze jongeren geregeld prestaties worden opgelegd die, qua hoeveelheid en kwaliteit, gelijk zijn aan de normale prestaties welke van een arbeid(st)er van 21 jaar of ouder geëist worden voor hetzelfde werk. § 3. De toepassing van de bepalingen van §§ 1 en 2 van dit artikel is zonder invloed op de beschikkingen van artikel 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. b) Lonen van de arbeid(st)ers-beginnelingen jonger dan 18 jaar Art.9. De artikelen 4 tot en met 8 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn van toepassing op alle arbeid(st)ers-beginnelingen die bij hun aanwerving de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. c) Gewaarborgd minimumuurloon na de leertijd Art.10. De arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar die met zes maanden de periode van de maximumleertijd hebben overschreden welke is voorzien in de tabel vastgesteld bij artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, ontvangen het loon voorzien in de loongroep 1, zoals voorzien in artikel 11 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. d) Minimum en werkelijke uurlonen van de andere arbeid(st)ers Art.11. § 1. Op 1 januari 2010 zijn de minimumuurlonen van de arbeid(st)ers als volgt vastgesteld :
EUR
Salaire de base - Aanvangsloon
9,8293
Groupe de salaires 1 - Loongroep 1
9,8553
Groupe de salaires 1bis - Loongroep 1bis
9,8686
Groupe de salaires 2 - Loongroep 2
9,9663
Groupe de salaires 3 - Loongroep 3
10,1689
Groupe de salaires 4 - Loongroep 4
10,4808
Groupe de salaires 5 - Loongroep 5
10,9114
Groupe de salaires 6 - Loongroep 6
11,1083
Groupe de salaires 7 - Loongroep 7
11,5996
Groupe de salaires 8 - Loongroep 8
11,8493
Groupe de salaires 9 - Loongroep 9
12,1044
Groupe de salaires 10 - Loongroep 10
11,7855
Groupe de salaires 11 - Loongroep 11
12,5703
§ 2. In toepassing van de bepalingen van artikel 3 van de collectieve arbeids
overeenkomst van 29 november 2007Relevante gevonden documenten
type
overeenkomst
prom.
29/11/2007
pub.
19/12/2007
numac
2007031531
bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
Verordening houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de agglomeratie Brussel voor het begrogtingsjaar 2007
type
overeenkomst
prom.
29/11/2007
pub.
19/12/2007
numac
2007031530
bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
Verordening houdende de aanpassing van de middelenbegroting van de agglomeratie Brussel voor het begrotingsjaar 2007
sluiten werd, met uitsluiting van de ondernemingen die toeleveren aan de auto-industrie en de ondernemingen die tenten vervaardigen, behandelen, herstellen, onderhouden, verhuren, plaatsen of er handel in drijven, met ingang van 1 juni 2009 een stelsel van maaltijdcheques ingevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 19bis, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. De maaltijdcheque heeft een nominale waarde van 2,00 EUR per maaltijdcheque, waarbij de tussenkomst van de werkgever 0,91 EUR bedraagt en de tussenkomst van de werknemer 1,09 EUR bedraagt.
In de ondernemingen die reeds beschikten over een stelsel van maaltijdcheques werd de maaltijdcheque verhoogd met 0,91 EUR of met het verschil tussen het reeds toegekende bedrag en het maximum toegelaten bedrag dat is voorzien in artikel 19bis, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders indien dit verschil lager was dan 0,91 EUR, met ingang van 1 juni 2009.
In de ondernemingen waar de hiervoor bedoelde 0,91 EUR niet volledig onder de vorm van maaltijdcheques kon worden toegekend, diende voor het resterende saldo een gelijkwaardig voordeel te worden toegekend.
Dit stelsel dient te worden verder gezet. § 3. Met ingang van 1 april 2010 wordt het bedrag van de werkgevertussenkomst in de maaltijdcheque verhoogd met 0,30 EUR. Vanaf 1 april 2010 heeft derhalve de minimale maaltijdcheque een nominale waarde van 2,30 EUR per maaltijdcheque, waarbij de tussenkomst van de werkgever 1,21 EUR bedraagt en de tussenkomst van de werknemer 1,09 EUR bedraagt.
In de ondernemingen die op 31 maart 2010 reeds beschikken over een stelsel van maaltijdcheques met een nominale waarde hoger dan 2,00 EUR wordt de maaltijdcheque vanaf 1 april 2010 verhoogd met 0,30 EUR of met het verschil tussen het reeds toegekende bedrag en het maximum toegelaten bedrag dat is voorzien in artikel 19bis, § 2. van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
In de ondernemingen waar de hiervoor bedoelde verhoging met 0,30 EUR op 1 april 2010 niet volledig onder de vorm van maaltijdcheques kan worden toegekend, dient voor het resterende saldo met ingang van 1 april 2010 een gelijkwaardig voordeel te worden toegekend. § 4. De collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2009 houdende toekenning van maaltijdcheques zal worden omgezet in een collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
Art. 12.De arbeid(st)ers, van welke leeftijd ook, die gedurende zes maanden een werk uitvoeren dat tot loongroep 2 of tot een hogere loongroep behoort, hebben in elk geval recht op het loon dat voor die groep is voorzien.
Art. 13.Elke loonsverhoging wordt volledig ingerekend in de betalingsmaatstaven van de volgens rendement bezoldigde arbeidssystemen. e) Gewaarborgde werkelijke lonen Art.14. 1° Het minimumuurloon dat betrekking heeft op de functie of op de taak is steeds gewaarborgd en inzonderheid in geval van volgens rendement bezoldigde arbeidssystemen. 2° In de ondernemingen waar een volgens rendement bezoldigd arbeidssysteem is ingevoerd voor stukwerk, tariefwerk of premiewerk en dezelfde productienormen, zowel voor de arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar als voor de arbeid(st)ers van 21 jaar of ouder van toepassing zijn, moet voor de arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar hetzelfde beloningssysteem, eigen aan de onderneming, worden toegepast, derwijze dat zij, bij gelijke prestaties, hetzelfde loon of inkomen verwerven als de arbeid(st)ers van 21 jaar of ouder. Het minimumuurloon volgens leeftijd en anciënniteit, vastgesteld in de loonschaal voor de beginnelingen, blijft aan de arbeid(st)ers jonger dan 21 jaar in ieder geval gewaarborgd. 3° In de ondernemingen waar een systeem van rendementsarbeid, al dan niet gebonden aan een prestatiebeloning bestaat, kunnen de geschillen welke zijn gerezen, ofwel bij de toepassing van het systeem, ofwel bij een wijziging of bij invoering van het systeem, op het verzoek van de meeste gerede partij, het voorwerp uitmaken van een contradictoir onderzoek door een bevoegd technicus, aangeduid door een arbeid(st)ersorganisatie en een bevoegd technicus, aangeduid door Creamoda. De voor de beoordeling van de systemen van rendementsarbeid bevoegde technici moeten door de onderneming in het bezit worden gesteld van alle elementen welke vereist zijn om tot dit onderzoek te kunnen overgaan. f) Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Art.15. De minimumuurlonen, vastgesteld bij artikel 11, evenals de werkelijk uitbetaalde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. g) Huisarbeid Art.16. Het maakloon van elk stuk wordt berekend door het aantal uren dat voor de uitvoering ervan is vereist, te vermenigvuldigen met het uurloon dat overeenstemt met de categorie van het werk (minimum loongroep 3 zoals bepaald bij artikel 11, § 1).
Bij het globaal loon van de huisarbeider(ster)s wordt een forfaitaire vergoeding van 10 pct. van het brutoloon gevoegd als schadeloosstelling voor de algemene onkosten die hun ten laste vallen (verwarming, verlichting, afschrijving materiaal enz.). De werkgevers zijn ertoe gehouden aan de huisarbeid(st)er de benodigdheden zoals garen enz. gratis te leveren.
Nochtans, wanneer de huisarbeid(st)er deze benodigdheden zelf levert, wordt de forfaitaire vergoeding waarvan hoger sprake van 10 op 15 pct. gebracht.
De forfaitaire vergoeding van 10 of 15 pct. wordt afzonderlijk in het loonboekje ingeschreven. h) Ploegenarbeid Art.17. Voor voltijdse arbeid in een arbeidsregime met wisselende opeenvolgende ploegen wordt een ploegenpremie van 6 pct. betaald bovenop het basisloon.
Art. 18.In de ondernemingen die toeleveren aan de auto-industrie, bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 2004 betreffende de toeleveringsbedrijven, algemeen verbindend verkaard bij koninklijk besluit van 1 september 2004, zal voor ploegenarbeid met nachtprestaties, zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 49 van 21 mei 1991, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verkaard bij koninklijk besluit van 4 juli 1991, een vergoeding toegekend worden van 18 pct., berekend op het effectieve uurloon.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juni 2013.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK