Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 december 2020
gepubliceerd op 30 december 2020

Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 25 en 26 van de wet van 20 juli 2020 tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2020044693
pub.
30/12/2020
prom.
24/12/2020
ELI
eli/besluit/2020/12/24/2020044693/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 DECEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 25 en 26 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben ter ondertekening voor te leggen aan Uwe Majesteit wordt genomen ter uitvoering van de artikelen 15, 25 en 26 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten betreffende de toekenning van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 betreffende het statuut van en de controle op kredietinstellingen en beursvennootschappen, hierna "de wet" genoemd.

Het doel van dit besluit is de procedure vast te stellen voor het aanspreken van de staatswaarborg als bedoeld in artikel 15 van de wet, de modaliteiten voor de vaststelling en de betaling van de vergoeding als bedoeld in artikel 25 van de wet en de voorwaarden voor tussentijdse voorschotten en de definitieve afrekening als bedoeld in artikel 26 van de wet.

Algemene toelichting Het doel van deze regels is ervoor te zorgen dat kredietgevers het recht hebben om snel, in geval van wanbetaling of vanaf het moment dat een gewaarborgd krediet achterstallig is, onmiddellijk een tussentijds voorschot te krijgen dat wordt berekend op basis van een deugdelijke raming van het bedrag van de economische verliezen en dat in verhouding staat tot de dekking die door de Staatswaarborg wordt geboden.

Het recht op betaling van een voorschot met een zeker en snel karakter, is één van de voorwaarden waaraan de Staatswaarborg moet voldoen opdat kredietgevers rekening zouden kunnen houden met de Staatswaarborg bij de controle op de naleving van hun verplichtingen die voortvloeien uit de Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de prudentiële vereisten die van toepassing zijn op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012.

Artikelsgewijze toelichting HOOFDSTUK 1. - Definities Het eerste hoofdstuk bevat de definities die relevant zijn voor het besluit. HOOFDSTUK 2. - Vergoeding Het tweede hoofdstuk heeft betrekking op de betaling van de vergoeding.

De wet geeft de Koning de bevoegdheid om de procedure voor de betaling van de vergoeding te bepalen. Deze betaling volgt op de berekening van het te betalen bedrag door de Thesaurie overeenkomstig artikel 23 van de wet.

De gegevens voor de berekening van de vergoeding worden ontleend aan de rapportering als bedoeld in artikel 37 van de Wet. Deze rapportering wordt als gecontroleerd, volledig en definitief beschouwd voor de gewaarborgde portefeuilles drie maanden na het einde van de periode waarin de kredietgever zijn gewaarborgde portefeuille mag opbouwen. De datum van 31 maart 2021 of drie maanden in het geval van een verlenging van de periode is dus een uiterste datum. Het verzoek tot betaling volgt op deze datum.

De vergoeding is verschuldigd per individueel gewaarborgd krediet, maar wordt eenmaal berekend over de looptijd van het gewaarborgde krediet en is gelijktijdig en onsplitsbaar te betalen. HOOFDSTUK 3. - Tussentijdse voorschotten Artikel 3 van het koninklijk besluit werd opgesteld om te voldoen aan de solvabiliteitsvereisten van de Europese Verordening 575/2013. De waarborg moet immers aan bepaalde voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor de berekening van de solvabiliteitsratio's. Het recht op een voorschot maakt hier deel van uit en wordt beschreven in artikel 215, 2., a) van deze Verordening dat bepaalt dat "de leningverstrekkende instelling heeft recht op een zo spoedig mogelijk door de garantiegever te verrichten voorlopige betaling die aan beide volgende voorwaarden voldoet: - Zij vormt een deugdelijke raming van de omvang van het verlies, met inbegrip van de verliezen die voortvloeien uit de niet-betaling van rente en van andere soorten betalingen die de kredietnemer verplicht is te verrichten, dat vermoedelijk door de leningverstrekkende instelling zal worden geleden; - Zij is evenredig met de dekking van de garantie;".

Het begrip "deugdelijke" dat in het koninklijk besluit wordt genoemd, is letterlijk overgenomen uit dit artikel naar aanleiding van de aanbevelingen van de NBB, na overleg met de EBA. In dit artikel wordt bevestigd dat voorschotten een recht vormen in hoofde van de kredietgever ten opzichte van de Staat als borg. De berekening van de voorschotten moet de kredietgever in staat stellen om bij de controle op de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 575/2013 rekening te houden met de staatswaarborg. De voorschotten komen overeen met 80% van het door de Thesaurie geschatte verlies. Deze voorschotten komen dus overeen met 100% van de Staatswaarborg.

De berekening van de geraamde verliezen is het voorwerp van een protocol dat werd afgesloten tussen FEBELFIN en de kredietgevers die niet door FEBELFIN vertegenwoordigd worden, de Nationale Bank van België en de Thesaurie.

Artikel 4 bepaalt dat de aanvraag voor voorschotten moet worden ingediend bij de Thesaurie die een ontvangstbewijs zal afgeven. Aan de aanbeveling van de Raad van State om systemen op te zetten waarin de toegestane wijzen van binnenkomst en doorgifte duidelijk worden aangegeven en waarin een definitieve datum voor de uitwisseling van de betrokken documenten kan worden aangegeven, is voldoende voldaan.

Deze aanvraag voor voorschotten kan het in artikel 15 van de Wet bedoelde aanspreken van de staatswaarborg voorafgaan. Op grond van artikel 4 van de wet kan een aanvraag voor voorschotten worden ingediend zodra er op ten minste één gewaarborgd krediet waarschijnlijke verliezen zullen worden geleden en deze verliezen het voorwerp uitmaken van een deugdelijke raming in de zin van artikel 3.

Hoewel het om een waarborg per individueel krediet gaat en het voorschot betrekking heeft op verliezen per individueel krediet, geldt de aanvraag voor voorschotten, zoals bij het aanspreken van de staatswaarborg, voor alle gewaarborgde kredieten die de gewaarborgde portefeuille van de kredietgever vormen, om meerdere aanvragen voor voorschotten, zowel in de tijd als per krediet, te vermijden.

De aanvraag voor voorschotten geldt voor reeds bekende verliezen, maar ook voor mogelijke toekomstige verliezen die op het moment van het verzoek nog niet bekend waren.

De aanvraag voor voorschotten is "éénmalig" in de zin dat het van toepassing is op alle gewaarborgde kredieten die deel uitmaken van de gewaarborgde portefeuille van de kredietgever. De kredietgever hoeft niet zoveel voorschotten aan te vragen als hij heeft gekregen; hij hoeft er maar één aan te vragen. Daarna wordt de berekening van de voorschotten automatisch elke maand uitgevoerd op basis van de rapportering waarover de NBB beschikt. Het doel ervan is om de gewaarborgde portefeuille van de kredietgever "op eender welk moment" te dekken. De verliezen per krediet kunnen in de loop van de tijd veranderen en ook het aantal kredieten kan in de loop van de tijd veranderen, temeer met het oog op een eventuele verlenging van de termijn bedoeld in artikel 4, § 1 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten.

De Thesaurie vermeldt op haar website het post- en e-mailadres waarnaar de aanvraag moet worden verzonden en de informatie die in de aanvraag moet worden opgenomen, zoals de volledige contactgegevens van de kredietgever en de contactgegevens van een contactpersoon. Dit zijn geen materiële of formele voorwaarden voor de ontvankelijkheid van de voorschotaanvraag.

Het artikel 5 voorziet dat de Thesaurie maandelijks een voorlopige afrekening opmaakt. De voorlopige afrekening is de som van de voorschotten voor elk krediet voor de gehele portefeuille van gewaarborgde kredieten.

Het verschil in tijd tussen de 45 dagen waarover de Staat beschikt om het verschil te betalen en de 30 dagen waarover de kredietgever beschikt, wordt gerechtvaardigd door het verschil in de aanvangsdatum van deze periode. De Staat betaalt het verschil binnen 45 dagen na het einde van de maand die aan de voorlopige afrekening voorafgaat, terwijl de aanvangsdatum van de termijn van 30 dagen voor de kredietgever de ontvangst van het verzoek tot betaling van de Thesaurie is. Dit verschil van 15 dagen is de door de Staat geschatte tijd om de berekening uit te voeren en, indien van toepassing, de factuur uit te reiken.

De betalings- of terugbetalingsvoorwaarden worden door de Thesaurie in overleg met de banksector bepaald.

Voor alle duidelijkheid, de voorlopige afrekening van de maand voorafgaand aan de eerste voorlopige afrekening bestaat niet, deze wordt verondersteld nul te zijn. HOOFDSTUK 4. - Aanspreking van de waarborg Het vierde hoofdstuk bevat de regels voor het aanspreken van de waarborg.

Artikel 6 bepaalt dat het aanspreken van de waarborg moet worden gedaan bij de Thesaurie, die een ontvangstbewijs zal afgeven. De kredietgever moet het aanspreken van de waarborg bij voorkeur op elektronische wijze indienen. In overeenstemming met de wet zal het aanspreken van de waarborg betrekking hebben op alle gewaarborgde kredieten, met dien verstande dat deze kredieten niet langer het voorwerp kunnen uitmaken van heronderhandelingsmaatregelen buiten een gerechtelijk kader. Evenzo is het aanspreken van de staatswaarborg niet onderworpen aan de voorwaarde dat de kredietgever, op het moment van de aanspreking, bewijs levert van het bestaan van een verlies, overeenkomstig artikel 12, eerste lid, van de wet.

Het aanspreken van de staatswaarborg kan ten vroegste op 1 januari 2021 worden gedaan, zodra de volledige gewaarborgde portefeuille van de kredietgever is samengesteld.

De Thesaurie zal op haar website het post- en e-mailadres vermelden waarnaar het aanspreken van de staatswaarborg moet worden verzonden en de informatie die in deze aanspreking moet worden vermeld, zoals de volledige contactgegevens van de kredietgever en de gegevens van een contactpersoon. Dit zijn geen inhoudelijke of formele voorwaarden voor de ontvankelijkheid van het aanspreken van de staatswaarborg. HOOFDSTUK 5. - Definitieve afrekening Artikel 8 bepaalt dat de kredietgever de Thesaurie in kennis stelt van elk verlies dat definitief is geworden overeenkomstig artikel 12, eerste lid, van de wet. In de praktijk wordt deze informatie gecommuniceerd door middel van de rapportering zoals bedoeld in artikel 37 van de wet.

In de praktijk wordt het definitieve verlies automatisch verrekend in de maandelijkse voorlopige afrekening van alle kredieten waarvan de kredietgever de Thesaurie op de hoogte heeft gebracht dat het definitieve verlies bekend is.

Artikel 9 bepaalt dat de Minister of zijn afgevaardigde te allen tijde een overeenkomst kan sluiten met de kredietgever over de definitieve afrekening. De bevoegdheid van de Koning om te voorzien in een overeenkomst over de definitieve afrekening is gebaseerd op artikel 26 van de wet. Het doel van deze overeenkomst is namelijk om, in het belang van beide partijen, een definitieve regeling te kunnen treffen voor een gewaarborgde portefeuille wanneer de terugvorderingsprocedures voor een paar specifieke gewaarborgde kredieten bijzonder lang zouden duren, bijvoorbeeld een uitzonderlijk lange faillissementsprocedure, en de beëindiging van de garantie op onredelijke wijze zou vertragen. Artikel 9 is niet bedoeld om een afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 4 van de wet toe te staan.

Artikel 11 bepaalt dat dit besluit in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, zodat de kredietgever snel een voorschot kan aanvragen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-eersteminister en Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

ADVIES 68.367/2 VAN 16 DECEMBER 2020 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT UITVOERING VAN DE ARTIKELEN 15, 25 EN 26 VAN DE WET VAN 20 JULI 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten TOT VERSTREKKING VAN EEN STAATSWAARBORG VOOR BEPAALDE KREDIETEN AAN KMO'S IN DE STRIJD TEGEN DE GEVOLGEN VAN HET CORONAVIRUS EN TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 25 APRIL 2014 OP HET STATUUT EN TOEZICHT OP KREDIETINSTELLINGEN EN BEURSVENNOOTSCHAPPEN Op 26 november 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van de artikelen 15, 25 en 26 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen' Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 16 december 2020. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Patrick Ronvaux en Christine Horevoets, staatsraden, Christian Behrendt en Marianne Dony, assessoren, en Béatrice Drapier, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne Stéphanie Renson, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 16 december 2020.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerking De artikelen 2, derde lid, 5, vierde lid, 7 en 8, vierde lid, van het voorliggende ontwerp verplichten de kredietgever om "binnen 30 dagen na de verzending van het betalingsverzoek" een terugbetaling te doen.

In dat verband dient men de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof na te leven naar luid waarvan bepalingen die de termijn om bepaalde rechtshandelingen te stellen doen ingaan op de dag van de verzending van een beslissing, in strijd zijn met het grondwettelijke beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie (1) .

De voornoemde artikelen moeten dienovereenkomstig worden herzien.

Bijzondere opmerkingen Aanhef In het derde lid moet ook de datum van de akkoordbevinding van de staatssecretaris vermeld worden.

Dispositief Artikel 2 In de toelichting van het artikel wordt het volgende gesteld: "De gegevens voor de berekening van de vergoeding worden ontleend aan de rapportering als bedoeld in artikel 37 van de Wet".

Omwille van de rechtszekerheid moet die precisering in het dispositief worden opgenomen.

Artikel 3 Naar aanleiding van een vraag over de strekking van artikel 3 hebben de gemachtigden van de minister het volgende meegedeeld: " Le projet d'arrêté royal veille à respecter les conditions dictées par les articles 213 et 215 du règlement pour que la garantie soit éligible. La protection du crédit est directe, l'ampleur de la protection de crédit est clairement définie et indubitable et les dispositions établissant la protection de crédit ne contiennent aucune clause dont le respect échappe au contrôle direct du prêteur. En outre, le projet d'arrêté royal veille à ce que l'établissement ait le droit d'obtenir rapidement du garant un versement provisionnel qui satisfasse les deux conditions suivantes: - Il représente une estimation solide du montant des pertes économiques - Il est proportionnel à la couverture fournie par la garantie ".

Meer specifiek op een vraag over de strekking van het begrip "deugdelijke raming van de omvang van het verlies" dat in het eerste lid voorkomt, hebben de gemachtigden van de minister het volgende geantwoord: " L'article 3 du projet d'arrêté royal a été rédigé afin de satisfaire les exigences de solvabilités requises par le règlement européen 575/2013. En effet, la garantie doit satisfaire certaines conditions pour qu'elle puisse être éligible dans le calcul des ratios de solvabilité. Le droit à une avance en fait partie et il est décrit à l'article 215, 2, a), de ce Règlement qui dispose que `l'établissement a le droit d'obtenir rapidement du garant un versement provisionnel qui satisfasse les deux conditions suivantes : - Il représente une estimation solide du montant des pertes économiques, y compris des pertes résultant d'un défaut de paiement des intérêts et autres types de versements que l'emprunteur est tenu d'effectuer que l'établissement prêteur est susceptible de supporter; - Il est proportionnel à la couverture fournie par la garantie;' La notion de `solide' mentionnée dans l'arrêté royal est reprise textuellement de cet article suite aux recommandations de la BNB, après discussion avec l'ABE ".

Die preciseringen zouden in het verslag aan de Koning moeten staan.

Voorts valt op te merken dat in het tweede en het derde lid, anders dan in het eerste lid, geen sprake is van een "deugdelijke" raming van de verliezen. Dat is een gebrek aan overeenstemming dat moet worden verholpen.

Artikel 4 1.In het eerste lid staat niet hoe de aanvraag om tussentijdse voorschotten moet worden ingediend. In het vierde lid staat voorts niet hoe, en evenmin binnen welke termijn, de Thesaurie bevestiging geeft van de ontvangst van de aanvraag om voorschotten.

Omwille van de rechtszekerheid moet de ontworpen bepaling op die punten worden aangevuld. In dat verband verdient het aanbeveling regelingen in te voeren die duidelijk aangeven hoe stukken mogen worden ingediend en overgezonden en waarbij met zekerheid kan worden vastgesteld op welke datum de betreffende stukken zijn overgezonden (2).

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 6, eerste en tweede lid. 2. Naar aanleiding van een vraag over de strekking van het derde lid hebben de gemachtigden van de minister het volgende gesteld: " La demande d'avance est `unique' en ce sens qu'elle vaut pour l'ensemble des crédits garantis qui constituent le portefeuille garanti du prêteur.Le prêteur ne doit pas introduire autant de demandes d'avance qu'il a de crédits garantis ; il doit en introduire une seule. Par la suite le calcul des avances se fera automatiquement tous les mois sur base du reporting disponible à la BNB. Elle a pour objet le portefeuille garanti du prêteur `à tout moment'.

Les pertes par crédit peuvent évoluer dans le temps et le nombre de crédits peut également évoluer dans le temps, d'autant plus compte tenu d'une éventuelle prolongation du délai prévu à l'article 4, § 1er, de la loi du 20 juillet 2020 ".

Die precisering zou in het verslag aan de Koning moeten staan. 3. Bij het vijfde lid wordt de Thesaurie gemachtigd "op haar website de informatie [te specificeren] die de kredietgever moet vermelden in de aanvraag voor voorschotten". Die machtiging is aanvaardbaar aangezien ze volgens het verslag aan de Koning geen betrekking heeft op het vaststellen van nieuwe inhoudelijke of vormelijke elementen. Dat zou echter in het dispositief moeten worden vermeld.

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 6, derde lid.

Artikel 5 1. Op het verzoek om de definitie van "voorlopige afrekening", die in het tweede lid staat, toe te lichten, hebben de gemachtigden van de minister het volgende geantwoord: " Suite à la question du Conseil d'Etat, il y a lieu de remplacer `à la fin du mois précédent le décompte provisionnel' par `sur la base du reporting relatif à la situation du portefeuille à la fin du mois précédent' ". Het tweede lid moet in die zin worden gewijzigd. 2. Op een vraag over het verschil tussen de betalingstermijnen die worden bepaald in het derde en in het vierde lid, hebben de gemachtigden van de minister het volgende geantwoord: " La différence de délais entre les 45 jours dont dispose l'Etat pour verser la différence et les 30 jours dont dispose le prêteur se justifie par la différence du point de départ de ce délai.L'Etat verse la différence endéans les 45 jours de la fin du mois précédent le décompte provisionnel alors que le point de départ du délai de 30 pour le prêteur est l'envoi de la demande par la Trésorerie. Cette différence de 15 jours est le délai estimé par l'Etat pour effectuer le calcul et établir la facture le cas échéant ".

De rechtvaardiging die dienaangaande al in het verslag aan de Koning staat, moet worden aangevuld met de laatste zin van de bovenstaande rechtvaardiging.

Artikel 8 In artikel 8 staat niet wie de definitieve afrekening moet doen.

Op een vraag daarover hebben de gemachtigden van de minister het volgende geantwoord: " Le décompte définitif est établi `automatiquement' sur la base des données enregistrées par le prêteur dans le reporting visé à l'article 37 de la loi du 20 juillet 2020. Il a lieu dès que tous les crédits du portefeuille sont `cochés' comme `définitifs' c'est-à-dire lorsque la perte est définitive ou lorsque le crédit a été entièrement remboursé.

C'est la Trésorerie qui établit le décompte définitif.

Si le Conseil d'Etat l'estime utile, l'article 8, alinéa 2, peut être complété et modifié par la phrase suivante : `La Trésorerie établit le décompte définitif. Il représente le montant de la perte garantie définitive pour le portefeuille de crédits garantis'".

Het voorstel van de gemachtigden van de minister kan worden gevolgd.

Het tweede lid moet in die zin worden aangevuld.

Artikel 9 Volgens de huidige redactie van artikel 9 kan over het definitieve verlies van een gewaarborgd krediet een overeenkomst worden gesloten tussen de minister van Financiën of zijn gemachtigde en de kredietgever.

In de toelichting van het artikel staat daarover het volgende te lezen: "De bevoegdheid van de Koning om te voorzien in een overeenkomst over het definitieve verlies van een gewaarborgd krediet is gebaseerd op artikel 26 van de wet. Het doel van deze overeenkomst is namelijk om, in het belang van beide partijen, een definitieve regeling te kunnen treffen voor een gewaarborgde portefeuille wanneer bijvoorbeeld de terugvorderingsprocedures voor een paar specifieke gewaarborgde kredieten bijzonder lang zouden duren, bijvoorbeeld een uitzonderlijk lange faillissementsprocedure, en de beëindiging van de garantie op onredelijke wijze zou vertragen" Op die manier, via het sluiten van een "overeenkomst" tussen de kredietgever en de minister van Financiën of zijn gemachtigde, lijkt artikel 9 het mogelijk te maken dat wordt afgeweken van de begrippen "verlies" en "gewaarborgd verlies" zoals die zijn vastgesteld in hoofdstuk 4 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten `tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen'. Maar alhoewel artikel 26 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten de Koning inderdaad machtigt om "de wijze [te bepalen] waarop de definitieve afrekening gebeurt", moeten die regels wel de andere bepalingen van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten respecteren, in het bijzonder hoofdstuk 4 van die wet, waarin de begrippen "verlies" en "gewaarborgd verlies" worden gedefinieerd. (3) Naar aanleiding van een vraag daarover hebben de gemachtigden van de minister het volgende gesteld: " L'accord prévu à l'article 9 ne vise pas à déroger aux règles du chapitre 4 de la loi. Cet accord a pour objet d'établir un décompte définitif pour l'ensemble du portefeuille garanti lorsque des procédures de recouvrements pour certains crédits garantis sont exceptionnellement longues. La perte définitive est un élément pour établir le décompte définitif. L'accord sur la perte définitive ne porte que dans le cadre de l'habilitation au Roi d'établir un accord sur le décompte définitif.

Si le Conseil d'Etat l'estime utile, l'article 9 peut être reformulé comme suit : `Le décompte définitif peut également faire l'objet à tout moment d'un accord entre le Ministre des Finances ou son délégué et le prêteur' ".

Het antwoord van de gemachtigden van de minister maakt duidelijk dat artikel 9, anders dan wat uit de formulering ervan blijkt, niet inhoudt dat kan worden afgeweken van de bepalingen van hoofdstuk 4 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten. Die precisering moet in het verslag aan de Koning staan. Het voorstel tot herformulering van artikel 9 kan worden gevolgd, met dien verstande dat het bijwoord "ook" ("également") uit de voorgestelde tekst kan worden weggelaten.

In artikel 9 moet ten slotte aanvullend worden gepreciseerd in welke gevallen een dergelijke overeenkomst kan worden gesloten, (4) zodat men zich ervan kan vergewissen dat de vereisten van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie worden nageleefd.

Artikel 11 Het verslag aan de Koning zou moeten worden aangevuld met de specifieke redenen op grond waarvan wordt afgeweken van de algemene regel, vastgesteld in artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', dat besluiten de tiende dag na die van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad in werking treden.

De griffier B. Drapier De voorzitter P. Vandernoot _______ Nota's (1). GwH 29 maart 2006, nr. 48/2006, B.5 tot B.12 (in verband met de termijn om een rechterlijk beroep in te stellen); 12 november 2009, nr. 178/2009, B.8.3 (in verband met de termijn om een administratief beroep in te stellen); 2 juni 2010, nr. 66/2010, B.10 tot B.15 (in verband met de termijn om te reageren op een bericht van wijziging van een aangifte in de inkomstenbelasting). (2) Zie in die zin advies 40.301/4, op 15 mei 2006 gegeven over een ontwerp van besluit van de Waalse Regering `modifiant divers arrêtés du Gouvernement wallon applicables à la matière des déchets' (http://www.raadvst consetat.be/dbx/adviezen/40301.pdf). (3) Zo bepaalt artikel 3, vijfde lid, van het ontwerp terecht dat de definitieve afrekening wordt opgesteld overeenkomstig hoofdstuk 4 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten.(4) Gelet op de toelichting van het artikel en op het antwoord van de gemachtigden van de minister gaat het om het geval waarin "des procédures de recouvrement pour certains crédits garantis sont exceptionnellement longues et retarderaient déraisonnablement la fin de la garantie". 24 DECEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 25 en 26 van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, artikelen 15, 25 en 26;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 14 november 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatsecretaris voor Begroting, d.d. 24 november 2020;

Gelet op het advies 68.367/2 van de Raad van State, gegeven op 16 december 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Vice-eersteminister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de Thesaurie : de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën;2° de wet : de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 24/07/2020 numac 2020042398 bron federale overheidsdienst financien Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen sluiten tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;3° de gewaarborgde portefeuille : alle door een kredietgever toegekende gewaarborgde kredieten, bedoeld in artikel 4, § 4, van de wet;4° de vergoeding : de vergoeding zoals bedoeld in artikel 21 van de wet. HOOFDSTUK 2. - Vergoedingen

Art. 2.Op 30 maart 2021 berekent de Thesaurie overeenkomstig artikel 23 van de wet de door de kredietgever verschuldigde vergoeding voor de gewaarborgde portefeuille die op 31 december 2020 is samengesteld. De gegevens voor de berekening van de vergoeding worden ontleend aan de rapportering zoals bedoeld in artikel 37 van de wet.

Indien de periode waarin de kredieten bedoeld in artikel 4 van de wet kunnen worden toegekend, wordt verlengd tot na 31 december 2020, wordt de vergoeding 3 maanden na het einde van de bijkomende periode berekend. Indien de verlenging meer dan 12 maanden duurt, wordt de vergoeding elke 31 maart berekend op basis van de gewaarborgde portefeuille die op 31 december van het voorgaande jaar werd samengesteld.

De vergoeding moet binnen 30 dagen na ontvangst door de kredietgever van het betalingsverzoek van de Thesaurie worden betaald. Indien dit niet het geval is, wordt het bedrag van de vergoeding verhoogd met rente tegen het tarief dat is vastgesteld in de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. HOOFDSTUK 3. - Tussentijdse voorschotten

Art. 3.Onverminderd de vormvereiste beschreven in artikel 4, heeft de kredietgever het recht om tussentijdse voorschotten te verkrijgen die een deugdelijke raming vormen van de omvang van het verlies dat vermoedelijk zal worden geleden per gewaarborgd krediet. Deze voorschotten komen overeen met het totaal van de dekking die door de staatsgarantie wordt geboden.

De deugdelijke raming van de verliezen wordt berekend door de Thesaurie op basis van de rapportering bedoeld in artikel 37 van de wet.

De deugdelijke raming van de verliezen omvat de verliezen die voortvloeien uit de niet-betaling van de betalingen die de kredietnemer verplicht is te verrichten. Het houdt rekening met de volgende elementen : 1° de verschuldigde en onbetaalde bedragen van achterstallige gewaarborgde kredieten die niet in gebreke zijn in de zin van artikel 178 van Verordening nr.575/2013; en 2° de geraamde verliezen, berekend met inachtneming van het uitstaande bedrag, de waarde van de zekerheden en garanties en de waarde van terugvorderingen, voor de gewaarborgde kredieten ten aanzien waarvan zich een wantbetaling heeft voorgedaan in de zin van artikel 178 van Verordening nr.575/2013.

De kredietgever hoeft geen bewijs van het bestaan van een verlies bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet te leveren om voorschotten aan te vragen.

De toekenning van voorschotten door de Thesaurie doet geen afbreuk aan de opstelling van een definitieve afrekening overeenkomstig hoofdstuk 4 van de wet en laat de eventuele toepassing van de in hoofdstuk 6 van de wet genoemde gronden in de definitieve afrekening onverlet.

Art. 4.De kredietgever dient bij voorkeur op elektronische wijze de aanvraag om tussentijdse voorschotten in bij de Thesaurie.

Deze aanvraag kan worden gedaan vóór de aanspreking van de staatswaarborg bedoeld in artikel 15 van de wet.

De aanvraag voor voorschotten is éénmalig. De aanvraag heeft betrekking op de gewaarborgde portefeuille van de kredietgever op eender welk moment.

De Thesaurie bevestigt via elektronische wijze de ontvangst van de aanvraag voor voorschotten binnen vijf werkdagen. In de ontvangstbevestiging wordt de datum van ontvangst van de aanvraag voor voorschotten vermeld.

De Thesaurie specificeert op haar website het post- of e-mailadres waarnaar de aanvraag voor voorschotten moet worden gestuurd en de informatie die de kredietgever moet vermelden in de aanvraag voor voorschotten. De vermelding van deze informatie vormt geen materiële of formele voorwaarde voor de ontvankelijkheid van de aanvraag voor voorschotten.

Art. 5.Op basis van de rapportering bedoeld in artikel 37 van de wet maakt de Thesaurie maandelijks een voorlopige afrekening op voor de gewaarborgde portefeuille van de kredietgever.

Deze voorlopige afrekening komt overeen met het totale bedrag van de tussentijdse voorschotten, bedoeld in artikel 3, waarop de kredietgever recht heeft op basis van de rapportering over de portefeuillesituatie aan het einde van de voorgaande maand. Voor de gewaarborgde kredieten waarvan de kredietnemer de Thesaurie heeft meegedeeld dat het definitieve verlies gekend was, zoals voorzien in artikel 8, wordt dit definitieve verlies opgenomen in de voorlopige afrekeningen volgend op de mededeling.

Als het bedrag van de voorlopige afrekening hoger is dan het bedrag van de voorlopige afrekening van de voorgaande maand, betaalt de Staat het verschil binnen 45 dagen na het einde van de maand die aan de voorlopige afrekening voorafgaat.

Als het bedrag van de voorlopige afrekening lager is dan het bedrag van de voorlopige afrekening van de voorgaande maand, betaalt de kredietgever het verschil aan de Staat binnen 30 dagen na ontvangst door de kredietgever de verzending van het betalingsverzoek van de Thesaurie.

De voorlopige afrekening van de maand vóór de eerste voorlopige afrekening wordt op nul gesteld. HOOFDSTUK 4. - Aanspreking van de staatswaarborg

Art. 6.Vanaf 1 januari 2021 en tot de uiterste datum voor het aanspreken van de staatswaarborg bedoeld in artikel 15 van de wet, kan de kredietgever bij voorkeur op elektronische wijze de aanspreking van de staatswaarborg indienen bij de Thesaurie.

De Thesaurie bevestigt via elektronische wijze de ontvangst van het aanspreken van de staatswaarborg binnen vijf werkdagen. In de ontvangstbevestiging wordt de datum van ontvangst van het aanspreken van de staatswaarborg vermeld.

De Thesaurie specificeert op haar website het post- of e-mailadres waarnaar het aanspreken van de staatswaarborg moet worden gestuurd en de informatie die de kredietgever moet vermelden in het aanspreken van de staatswaarborg. De vermelding van deze informatie vormt geen materiële of formele voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het aanspreken van de staatswaarborg.

Art. 7.Indien de kredietgever nalaat de staatswaarborg aan te spreken binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 15 van de wet, vervalt zijn staatwaarborg en betaalt de kredietgever elk mogelijk ontvangen voorschot terug aan de Staat binnen de 30 dagen na de ontvangst door de kredietgever van het betalingsverzoek van de Thesaurie. HOOFDSTUK 5. - Definitieve afrekening

Art. 8.Wanneer de aanspreking van de staatswaarborg is ingediend, stelt de kredietgever de Thesaurie op de hoogte wanneer het definitieve verlies van een gewaarborgd krediet bekend is of wanneer een krediet volledig is afgelost.

De Thesaurie stelt de definitieve afrekening op. Zij vertegenwoordigt het bedrag van het definitieve gewaarborgde verlies voor de portefeuille van gewaarborgde kredieten.

Als het bedrag van de definitieve afrekening hoger is dan het bedrag van de voorlopige afrekening die aan de definitieve afrekening voorafgaat, betaalt de Staat het verschil aan de kredietgever binnen 45 dagen na het einde van de maand die aan de definitieve afrekening voorafgaat.

Als het bedrag van de definitieve afrekening lager is dan het bedrag van de voorlopige afrekening die aan de definitieve afrekening voorafgaat, betaalt de kredietgever het verschil aan de Staat terug binnen 30 dagen na de ontvangst door de kredietgever van het verzoek tot betaling van de Thesaurie.

Art. 9.Wanneer de invorderingsprocedures voor bepaalde gewaarborgde kredieten uitzonderlijk lang duren en de beëindiging van de waarborg onredelijk vertragen, kan de definitieve afrekening het voorwerp uitmaken van een overeenkomst tussen de Minister van Financiën, of zijn gemachtigde, en de kredietgever.

Art. 10.Het opstellen van de definitieve afrekening beëindigt de staatswaarborg op de gewaarborgde portefeuille. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 12.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Ciergnon, 24 december 2020.

FILIP Van Koningswege : De Vice-eersteminister en Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

^