gepubliceerd op 05 september 2005
Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur en de zondagsrust in de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren (1)
24 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur en de zondagsrust in de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren (PC 116) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 16, eerste en derde lid, artikel 19, derde lid, 2°, artikel 20, § 2, vierde lid, en artikel 24, § 1, 1° en 2°, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 september 1977 betreffende de arbeidsduur en de zondagsrust in de ondernemingen welke onder het Nationaal Paritair Comité de scheikundige nijverheid ressorteren;
Gelet op de richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;
Gelet op het advies nr. 38.422/1 van de Raad van State, gegeven op 26 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren en op hun werkgevers. HOOFDSTUK II. - Arbeidsduur
Art. 2.Worden voor de bepaling van de arbeidsduur van de werklieden die aan vervoerwerken worden tewerkgesteld, niet als tijd beschouwd gedurende dewelke de werkman ter beschikking is van de werkgever : de rusttijden ten belope van driemaal één half uur per dag, en de tijd voor het nemen van een maaltijd ten belope van één half uur per dag.
Art. 3.De arbeidstijd die de werknemer die aan vervoerwerken wordt tewerkgesteld eventueel voor rekening van meer dan één werkgever zou presteren, zal de som zijn van de gepresteerde uren. De werkgever verzoekt de werknemer die aan vervoerwerken wordt tewerkgesteld schriftelijk hem een overzicht van de bij andere werkgevers gepresteerde arbeidstijd voor te leggen. Deze werknemer verstrekt deze gegevens schriftelijk.
Art. 4.De dagelijkse grens van de arbeidsduur der werklieden die, wegens de afstand van de werkplaats, niet elke dag naar hun woon- of verblijfplaats kunnen terugkeren, wordt op elf uren gebracht.
Deze afwijking betreft evenwel enkel de werklieden die tewerkgesteld zijn aan werkzaamheden welke worden verricht buiten de bedrijfszetel waar zij normaal worden tewerkgesteld, inzonderheid aan monterings- en samenvoegingswerken, met uitsluiting van de werken van vervoer bedoeld in de artikelen 2 en 6.
Art. 5.De bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 gestelde grenzen mogen overschreden worden voor de uitvoering van voorbereidend werk of nawerk dat noodzakelijk buiten de voor de algemene productie vastgestelde tijd moet worden verricht.
Als voorbereidend werk of nawerk worden beschouwd de werken die betrekking hebben op : 1. het klaarmaken van kleuren en gommengsels, het harsgieten;2. het aansteken, onder druk brengen en afzetten van ketels, stoomgenerators en luchtverwarmers;3. het aan de gang brengen en afzetten van drijfkracht, het op temperatuur brengen van machines, het voorverwarmen van fabricagetoestellen;4. het aansteken van vuren ter voorbereiding van het koken der vernissen;5. het vullen van de munitie met gesmolten springstof (aanvoer en op temperatuur brengen);6. het klaarmaken van de continu-machines voor lucifers;7. het afstellen, regelen, demonteren en onderhouden van machines;8. het aftappen van harsreservoirs, alsmede het reinigen van de filters van verfreservoirs;9. de laboratoriumtesten;10. het verwisselen en het op de pers testen van vormen.
Art. 6.De arbeidsduur van de werklieden die aan werken van vervoer, laden en lossen worden tewerkgesteld, mag de bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen overschrijden, op voorwaarde dat over een periode van maximum één trimester, gemiddeld niet langer dan veertig uren per week wordt gewerkt. HOOFDSTUK III. - Zondagsrust
Art. 7.De inhaalrust waarop de werklieden recht hebben die krachtens artikel 12 of artikel 66, 11° van de arbeidswet van 16 maart 1971 's zondags worden tewerkgesteld, wordt verleend binnen vier weken die op deze zondag volgen.
Art. 8.De duur van de bij artikel 7 bedoelde inhaalrust is gelijk aan die van de verrichte zondagsarbeid.
Art. 9.De werkgevers die werklieden bij opeenvolgende ploegen tewerkstellen worden er toe gemachtigd het werk der nachtploegen te verlengen tot zondagmorgen 6 uur.
Art. 10.Het koninklijk besluit van 16 september 1977 betreffende de arbeidsduur en de zondagrust in de ondernemingen welke onder het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren, wordt opgeheven.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 24 augustus 2005.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971. Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.
Koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, Belgisch Staatsblad van 15 december 1983.
Koninklijk besluit van 16 september 1977, Belgisch Staatsblad van 23 december 1977.