gepubliceerd op 26 oktober 2005
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 april 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik
23 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 april 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 april 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 april 2003 Arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik (Overeenkomst geregistreerd op 10 december 2003 onder het nummer 68898/CO/102.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen van de provincie Luik die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant.
Met de "werklieden" worden bedoeld : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Beroepsclassificatie
Art. 2.De in artikel 1 beoogde werklieden worden in de volgende categorieën ingedeeld : Categorie A : Geschoolde werklieden : de schietmeesters, herklovers, loshouwers, smeden, mecaniciens, elektriciens, conducteurs van mechanische schoppen en bulldozers, conducteurs van locomotieven die door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen erkend zijn.
Categorie B : Geoefende werklieden : de boorders voor springbussen, verbrijzelaars, vrachtwagenbestuurders, werklieden aan de breekmolen, liermachinisten of machinisten van een hellend vlak, machinisten van werflocomotieven, onderhoudswerklieden die geen bepaalde kwalificatie hebben.
Categorie C : Zware hulpwerklieden die met vol rendement werken.
Categorie D : Andere hulpwerklieden. HOOFDSTUK III. - Lonen - arbeidsduur
Art. 3.Voor de werknemers die ten minste 19 jaar oud zijn, worden de brutominimumuurlonen op 1 januari 2003, gekoppeld aan het spilindexcijfer 111,59 van de stabilisatiereeks 110,48 tot 112,71 in een arbeidstijdregeling van veertig uren per week, vastgesteld als volgt.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 4.De op 30 juni 2004 werkelijk betaalde lonen worden vanaf 1 juli 2004 met 0,050 EUR verhoogd.
Art. 5.De wekelijkse arbeidstijdregeling wordt op 38 uur vastgesteld vanaf 1 januari 1982. Er wordt één verlofdag per 20 werkdagen toegekend. Met werkdagen worden gelijkgesteld de feestdagen, de dagen kort verzuim, de dagen die aanleiding geven tot de betaling van het gewaarborgd weekloon, de dagen die voor vakbondsopleiding bestemd zijn en de recuperatiedagen.
De aldus verdiende verlofdagen zullen worden toegekend in december van elk jaar. In afwijking van wat voorafgaat, mogen er buiten de maand december afzonderlijk drie dagen worden genomen op grond van een individueel akkoord tussen de werkgever en de werknemer, maar zij mogen in geen geval samen met de jaarlijkse vakantie worden genomen.
Art. 6.Voor de werknemers die minder dan 19 jaar oud zijn, worden de minimumuurlonen vastgesteld op de volgende percentages, die toepasselijk zijn op de lonen van de werknemers van ten minste 19 jaar oud van de categorie waartoe zij behoren : van 18 jaar tot 18 1/2 jaar (uitgesloten) : 80 pct. van 18 1/2 jaar tot 19 jaar (uitgesloten) : 90 pct. voor de volle 19 jaar : 100 pct.
Art. 7.De werklieden die minder dan 19 jaar oud zijn met dezelfde erkende geschiktheid en rendement als de werkman van dezelfde beroepscategorie die ten minste 19 jaar oud is, hebben recht op hetzelfde loon als de werkman van ten minste 19 jaar oud van deze categorie.
Art. 8.Gedurende deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt er rekening gehouden met drie indexsprongen van 1 pct.
Moest er een vierde indexsprong gebeuren, wordt de verhoging van het uurloon van 0,050 EUR (artikel 4) afgetrokken van dit indexcijfer. HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremies
Art. 9.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 6 en 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971), ontvangen de werklieden waarvan de arbeid wordt georganiseerd in 2 of 3 opeenvolgende ploegen een bijslag van : 0,2318 EUR per uur voor de arbeidsprestaties van 6 tot 14 uur. 0,3369 EUR per uur voor de arbeidsprestaties van 14 tot 22 uur. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 10.De minimumuurlonen, de werkelijk uitbetaalde lonen en de ploegenpremies worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, dat maandelijks door het Ministerie van Economische Zaken wordt vastgesteld en in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.
Art. 11.De waarde van deze lonen en premies stijgt of daalt per schijf van 1 pct. bij elke beweging met hetzelfde percentage van het indexcijfer vanaf het spilindexcijfer.
Het eerste hogere spilindexcijfer wordt op 111,59 vastgesteld.
De opeenvolgende hogere spilindexcijfers zijn dus : 111,59 - 112,71 - 113,84, enz.
Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid. Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.
Art. 12.De in artikel 10 bedoelde beweging van de lonen en premies heeft plaats de eerste dag van de maand die volgt op die waarin het spilindexcijfer schommelt. HOOFDSTUK VI. - Premie voor het feest van "Sinte Barbara"
Art. 13.De werklieden ontvangen een premie van 17,35 EUR ter gelegenheid van het feest van "Sinte Barbara". Deze premie wordt uitbetaald met het loon van de week waarin het feest valt. HOOFDSTUK VII. - Uitkering ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering wegens slecht weer of wegens economische oorzaken
Art. 14.Om de loonderving van de werklieden gedurende de werkloosheidsperioden wegens vorst, regen en/of sneeuw te vergoeden, wordt aan de bij artikel 1 beoogde werklieden een dagelijkse vergoeding toegekend. De werkgever bij wie de werkman was tewerkgesteld op het ogenblik dat zijn recht op vergoeding inging, betaalt deze vergoeding.
Benevens de werkloosheidsuitkeringen toegekend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt deze vergoeding betaald op vertoon van het formulier C3/2 dat in aanmerking is genomen voor de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen.
Art. 15.In geval van werkloosheid wegens slecht weer of wegens economische oorzaken ontvangen de werklieden een dagelijkse aanvullende werkloosheidsuitkering van 7,19 EUR vanaf de eerste dag van de werkloosheid tot maximum 45 werkdagen in een arbeidstijdregeling van vijf dagen per week voor het dienstjaar 2003.
Dezelfde regeling geldt voor 2004.
Het fonds voor bestaanszekerheid zal een bedrag bestemmen om de uitkering van bestaanszekerheid bij te passen voor de ondernemingen geconfronteerd met een grotere economische werkloosheid. De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door de raad van beheer van het fonds.
Art. 16.Het aantal verloren dagen wegens slecht weer of wegens werkloosheid om economische oorzaken dat recht geeft op bij artikel 14 vastgestelde uitkeringen wordt berekend over het kalenderjaar.
Art. 17.De betaling van de bij artikel 14 vastgestelde uitkeringen geschiedt samen met de uitbetaling van het loon over de periode waarin de dagen werkloosheid vallen. HOOFDSTUK VIII. - Eindejaarspremie
Art. 18.Vanaf 2003, wordt een eindejaarspremie toegekend die gelijk is aan 5 pct. van de ontvangen brutolonen, met uitsluiting van de eindejaarspremie, tijdens de referteperiode van 1 november 2002 tot 31 oktober 2003.
Voor 2004, wordt dit percentage gebracht op 6 pct. tijdens de referteperiode van 1 november 2003 tot 31 oktober 2004.
De arbeiders die de onderneming verlaten, ontvangen de premie pro rata van de ontvangen brutolonen tijdens de referteperiode.
Art. 19.De eindejaarspremie wordt uiterlijk op 25 december van het lopende jaar uitbetaald.
Art. 20.In geval van betwisting betreffende de betaling van de eindejaarspremie zal er voor elk geval afzonderlijk een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK IX. - Wekelijkse tegemoetkoming in de vervoerskosten
Art. 21.De werkgevers komen tegemoet in de door de werkman gedragen vervoerskosten om zich van zijn woonplaats naar zijn arbeidsplaats te begeven, wat ook het gebruikte vervoermiddel weze.
Art. 22.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies van 22 december 1992, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan 75 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats, overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK X. - Terugbetaling van de opleiding
Art. 23.Er zal aan de vakbonden een jaarlijks bedrag van 49,58 EUR per werknemer worden gestort volgens de modaliteiten die inzake de premie aan de georganiseerden gelden. HOOFDSTUK XI. - Beëindiging van de loopbaan
Art. 24.Voor de werknemers die 55 jaar en ouder zijn en die een medisch of ander probleem hebben, waardoor zij hun beroepsarbeid niet meer kunnen voortzetten en die ten gevolge hiervan door hun werkgever worden ontslagen, zal er, voor zover zij 20 jaar dienst hebben in de sector, door het fonds voor bestaanszekerheid en op beslissing van de raad van bestuur, een maandelijkse aanvullende uitkering worden toegekend die gelijk is aan de 1/2 van het verschil tussen het maandelijkse netto referteloon en de werkloosheidsuitkering bij het ontslag. Deze uitkering wordt tot maximaal 65 jaar toegekend en wordt gebonden aan het ontvangen van de werkloosheidsuitkering.
Indien nodig kan er tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties overleg plaatshebben.
In het geval van een geschil zal een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité, die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK XII. - Toekenning van voordelen aan de georganiseerde werklieden
Art. 25.Voor 2003 en 2004 verbinden de werkgevers zich ertoe om uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar aan de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te Brussel, Hoogstraat 26-28, een bedrag te storten van 129,91 EUR per jaar per werkman die op 31 december van het vorige jaar is ingeschreven in het personeelsregister, alsmede voor de bruggepensioneerde werklieden.
Indien de werkman die op 31 december van het jaar is ingeschreven geen volledig jaar heeft gewerkt, wordt er pro rata temporis een premie betaald, met een minimum van 6 maanden.
Indien de werknemer niet meer is ingeschreven op 31 december van het jaar, maar in de onderneming heeft gewerkt, zal de premie pro rata temporis worden betaald. Elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledige maand.
Voor iedere werknemer die tijdens het refertejaar meer dan één jaar afwezig is, stort de onderneming niet meer aan het voornoemde fonds.
Met dit bovenvermelde bedrag kan het sociaal fonds aan de werknemers een premie van 123,95 EUR toekennen.
Art. 26.De premie wordt door toedoen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", Hoogstraat 26-28, te Brussel, aan de rechthebbenden betaald en door dit fonds pro rata temporis verdeeld onder de georganiseerde werknemers die lid zijn van een van de vakorganisaties die deze overeenkomst hebben ondertekend. HOOFDSTUK XIII. - Uitzendarbeid
Art. 27.De ondernemingen verbinden er zich toe alleen een beroep te doen op uitzendarbeid op basis van de wetgeving terzake.
Indien, na de periode van vijftien dagen indienstneming, de werkgever de uitzendkracht wenst te behouden, moet hij de goedkeuring verkrijgen van de in het huidige paritair subcomité vertegenwoordigde vakorganisaties. HOOFDSTUK XIV. - Afschaffing van de carenzdag
Art. 28.Vanaf het jaar 1997 is, per semester, de eerste carenzdag van de eerste periode van ziekte in de loop van het jaar afgeschaft. HOOFDSTUK XV. - Langdurige ziekte
Art. 29.De arbeider met een anciënniteit van minstens 2 jaar, geniet in geval van ziekte van minstens 30 opeenvolgende kalenderdagen, van een bijkomende uitkering van 74,37 EUR. HOOFDSTUK XVI. - Brugpensioen
Art. 30.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), wordt het principe van de toepassing van een regeling van conventioneel brugpensioen volgens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 in deze sector aanvaard voor het werkend personeel dat voor deze formule opteert en tussen 1 januari 2003 en 31 december 2004 de leeftijd van 58 jaar bereikt.
Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten.
Art. 31.Ter aanvulling van wat is bepaald bij artikel 30, komen de partijen, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003, overeen om voor een periode beperkt tot de jaren 2003 en 2004 de halftijds brugpensioenleeftijd te verlagen tot 55 jaar ten voordele van de werknemers met een beroepsloopbaan van minstens 25 jaar.
Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten.
Art. 32.Het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de Paritaire Subcomités voor het bedrijf der hardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincies Luik en Namen en voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant" zal de brugpensioenen financieren.
De werkgevers verbinden zich deze financiering over te nemen in het geval dat het fonds niet meer over de nodige financiële beschikbare middelen beschikt. HOOFDSTUK XVII. - Vorming van de jongeren
Art. 33.Het alternerend leren en werken zal worden bevorderd door : - de invoering van de industriële leerovereenkomst; - de invoering van werk-opleiding-overeenkomsten.
Er zal worden onderhandeld over kaderovereenkomsten, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de op het niveau van het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd door het paritair subcomité. HOOFDSTUK XVIII. - Tewerkstellingsbevorderende maatregelen
Art. 34.Overeenkomstig de bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003, verbindt deze sector zich tot : - de invoering van een recht op halftijds brugpensioen op 55 jaar; - de invoering van flexibele uurroosters en beperking van de overuren.
Voor deze twee maatregelen zullen kaderovereenkomsten worden opgesteld, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de interprofessionele organisaties vertegenwoordigd op het niveau van het paritair subcomité en goedgekeurd door dat paritair subcomité. HOOFDSTUK XIX. - Waarborg van het globale tewerkstellingsvolume
Art. 35.De werkgevers verbinden er zich toe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst het globale tewerkstellingsvolume te handhaven, op basis van de personeelssterkte op 31 december 2002.
In het geval van problemen, zal overlegd worden met de vakbondsvrijgestelden. HOOFDSTUK XX. - Geldigheid Art. 36 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en treedt buiten werking op 31 december 2004.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 september 2005.
De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE