gepubliceerd op 25 juli 2000
Koninklijk besluit tot instelling van een werkstructuur met het oog op de uitvoering van de politiehervorming
23 MEI 2000. - Koninklijk besluit tot instelling van een werkstructuur met het oog op de uitvoering van de politiehervorming
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, inzonderheid op het artikel 9;
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, gewijzigd bij wet van 24 maart 1999, 19 april 1999 en 13 mei 1999;
Overwegende het akkoord dat tussen politieke partijen van meerderheid en oppositie werd gesloten op 23 mei 1998;
Overwegende dat voor de uitwerking van de omvangrijke en complexe taken, die verbonden zijn aan de aan de gang zijnde reorganisatie van de politie, het noodzakelijk is op een permanente wijze een beroep te kunnen doen op de medewerking van bevoegde personen uit de verschillende betrokken instanties en instellingen;
Overwegende dat het om dezelfde redenen noodzakelijk is een efficiënte coördinatie- en beslissingsstructuur in te richten;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 14 oktober 1999;
Gelet op de akkoordverklaring van de Minister van Begroting, gegeven op 25 januari 2000;
Gelet op de akkoordverklaring van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 3 maart 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het absoluut noodzakelijk is zo snel mogelijk een werkstructuur in te stellen om de continuïteit te verzekeren van de werkzaamheden inzake de politiehervorming;
Dat de verdere uitwerking van de concrete maatregelen en uitvoeringsinstrumenten onverwijld moet worden verdergezet vermits de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus imperatieve termijnen oplegt waarbinnen de diverse bepalingen van kracht worden;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Er wordt een begeleidingscomité ingesteld dat de bevoegde ministers bijstaat bij de coördinatie van de werkzaamheden ter uitvoering van de politiehervorming.
Daarnaast stelt de Minister van Binnenlandse Zaken de nodige werkgroepen in ter uitvoering, onder zijn gezag, van bepaalde deelaspecten van de politiehervorming.
Art. 2.Het begeleidingscomité wordt voorgezeten door de Minister van Binnenlandse Zaken en vergadert in aanwezigheid van de Minister van Justitie. Het heeft de volgende samenstelling : - de Regeringscommissaris belast met het grootstedenbeleid; - de commandant van de rijkswacht, de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie en de voorzitter van de Vaste Commissie voor de Gemeentepolitie; - twee provinciegouverneurs; - een magistraat aangeduid door het College van procureurs-generaal; - de directeur-generaal bij de algemene directie van de Algemene Rijkspolitie.
Een lid van het korps van de Inspectie van Financiën, aangewezen door de Minister van Begroting, kan deelnemen aan de vergaderingen van het begeleidingscomité.
Het begeleidingscomité bereidt de diverse beslissingen voor die door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie moeten worden genomen met betrekking tot het realiseren van een geïntegreerde politiehervorming. Daartoe worden de diverse voorbereidende werkzaamheden, met name de inhoud en de timing van de werkzaamheden van de in artikel 3 vermelde werkgroepen, besproken binnen het begeleidingscomité.
De voorzitter van het begeleidingscomité wordt bijgestaan door een stuurgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie en uit experten afkomstig uit de magistratuur en uit de drie politiediensten.
De leden van deze stuurgroep nemen deel aan de vergaderingen van het begeleidingscomité.
Art. 3.Elke werkgroep bestaat uit een voorzitter, aangeduid door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie hiertoe gezamenlijk optredend, bijgestaan door één of meerdere administratieve coördinatoren, ambtenaar bij de algemene directie van de Algemene Rijkspolitie en minstens één lid van elk van de drie politiekorpsen.
De Minister van Binnenlandse Zaken stelt de leden van deze werkgroepen aan, op voorstel van de directeur-generaal van de algemene directie van de Algemene Rijkspolitie en van de vertegenwoordigers van de drie politiekorpsen binnen het begeleidingscomité. Hij kan, binnen de perken van de beschikbare kredieten, aan de werkgroepen ook één of meerdere experten toevoegen.
Onder de administratieve coördinatoren stelt hij ook één hoofdcoördinator aan die belast is met de algemene coördinatie van de administratieve en logistieke ondersteuning van de werkgroepen.
De werkgroepen zijn, onder het gezag van de Minister van Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereiden en uitwerken van de voor de politiehervorming noodzakelijke uitvoeringsbesluiten en met het voorbereiden van de te nemen maatregelen, met inbegrip van de overgangsmaatregelen. Ze zijn belast met alle noodzakelijke voorbereidende taken, zoals ondermeer de studie van de diverse te nemen maatregelen, het instellen en het opvolgen van onderzoeken en pilootprojecten, het verzamelen van een documentatie en het opvolgen van de werkzaamheden van de experten en andere personen met een tijdelijke opdracht.
Tenzij anders bepaald, voeren de voorzitter en de leden van werkgroepen deze taken uit naast hun werkzaamheden binnen de dienst of het korps waartoe ze behoren.
De werkgroepen rapporteren geregeld over de resultaten van hun werkzaamheden aan het begeleidingscomité.
Art. 4.De voorzitters van de werkgroepen kunnen het begeleidingscomité voorstellen voor bepaalde opdrachten of deelopdrachten een beroep te doen op de bevoegde administraties of op de politiediensten. Ze kunnen daarbij de nodige richtlijnen voorstellen. De teksten en maatregelen, uitgewerkt door een administratie of een politiedienst, worden voorgelegd aan de bevoegde werkgroep.
Na overleg binnen het begeleidingscomité, kan de Minister van Binnenlandse Zaken binnen de grenzen van de beschikbare kredieten op voorstel van de werkgroepen ook specifieke opdrachten toevertrouwen aan derden.
Art. 5.Aan de voorzitters van de werkgroepen, de hoofdcoördinator en de experten, wordt een toelage toegekend, waarvan het jaarlijkse bedrag het volgende is : voorzitter : F 260 813; expert : F 233 359; hoofdcoördinator : F 137 270.
Deze toelage wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald. De maandtoelage is gelijk aan 1/12 van het jaarlijks bedrag.
De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de ministeries, geldt ook voor de in dit artikel bepaalde toelage.
Ze wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 6.Het Ministerie van Binnenlandse Zaken verleent de nodige logistieke ondersteuning aan de werkgroepen. Hetzelfde departement staat in voor de uitbetaling van de in artikel 5 voorziene toelage en voor de financiering van de diverse kosten die betrekking hebben op de werkzaamheden van de werkgroepen, met inbegrip van de kosten gemaakt door de leden van de werkgroepen naar aanleiding van hun werkzaamheden voor de werkgroep.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1999.
Art. 8.Onze Eerste Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 mei 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN