gepubliceerd op 05 januari 1999
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 125 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, op de leden van het operationeel kader, en de categorie bijzonder politie personeel van de rijkswacht alsmede de officieren en agenten van de gerechtelijke politie bij de parketten
23 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 125 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, op de leden van het operationeel kader, en de categorie bijzonder politie personeel van de rijkswacht alsmede de officieren en agenten van de gerechtelijke politie bij de parketten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 125 en 260, Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt en de ambtsontheffmg van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, inzonderheid op artikelen 54 en 55, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 december 1995 en 8 oktober 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1998 tot uitvoering van artikel 126 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 20 november 1998;
Gelet op het Protocol nr. 104/1bis van 8 december 1998 van het gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten, Gelet op het Protocol nr. N-058441 van 11 december 1998 van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht;
Gelet op het Protocol nr. 63 van 11 december 1998 van het onderhandelingscomité van het personeel van de rijkswacht;
Gelet op de gemotiveerde hoogdringendheid door het feit dat de totstandkoming van de geïntegreerde politie nog heel wat reglementair uitvoeringswerk vergt en de wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, derhalve zo snel mogelijk in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt. Dat o.a. artikel 125 van die wet, m.b.t. de onregelmatige afwezigheid van meer dan tien dagen, in werking zal treden de dag van voormelde bekendmaking en van toepassing zal zijn op de personeelsleden van de actueel bestaande diverse politiediensten. Dat dit evenwel niet kan zonder dat reeds de nadere regels dienaangaande anticipatief worden voorbereid, op risico van de beschikbaarheid van de politiediensten in het gedrang te brengen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In dit besluit worden verstaan onder : 1° « de wet », de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;2° « de politieambtenaar », het lid van het operationeel korps en van de categorie bijzonder politie personeel van de rijkswacht alsmede de officier of agent van de gerechtelijke politie bij de parketten;3° « de korpschef », de commandant van de rijkswacht, wat betreft de leden van de rijkswacht en de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie wat betreft de leden van de gerechtelijke politie;4° « de Minister », de Minister van Binnenlandse Zaken voor de leden van de rijkswacht en de Minister van Justitie voor de leden van de gerechtelijke politie;5° « de bevoegde overheid », de overheid die de politieambtenaar benoemd heeft in zijn laatste graad.
Art. 2.Wanneer een politieambtenaar onregelmatig afwezig is, stelt zijn korpschef of de door hem gemachtigde officier, de betrokkene met een ter post aangetekende brief in kennis van de inhoud van artikel 125 van de wet, van de bepalingen van dit besluit en van de datum vanaf de welke de in artikel 125 van de wet bedoelde termijn van 10 dagen berekend wordt.
Art. 3.Wanneer de termijn van tien dagen verstreken is, licht de korpschef onmiddellijk de Minister in over de onregelmatigheid van de afwezigheid.
Betrokkene wordt eveneens in kennis gesteld van dit bericht met een ter de post aangetekende brief. Met deze kennisgeving wordt betrokkene eveneens verzocht, zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de tien dagen na de berekening van de kennisgeving, aan de korpschef zijn argumenten of enig ander gegeven bekend te maken waardoor het mogelijk is zich uit te spreken over het al dan niet onregelmatig karakter van zijn afwezigheid.
De korpschef verstrecht een gemotiveerd advies met betrekking op het al dan niet onregelmatig karakter van de afwezigheid en stuurt dit, samen met de door betrokkene desgevallend naar voor gebrachte argumenten of gegevens, door naar de bevoegde overheid.
Art. 4.Wanneer hij, na kennis te hebben genomen van de argumenten of gegevens van betrokkene en van het advies van de korpschef oordeelt dat de afwezigheid inderdaad onregelmatig is, ontslaat de bedoelde bevoegde overheid betrokkene ambtshalve uit zijn ambt.
Art. 5.De artikelen 54 en 55 van het koninklijk besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt en de ambtsontheffing van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 20 december 1995 en 8 oktober 1998, worden opgeheven.
Art. 6.Artikel 260 van de wet wordt in werking gesteld.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft belast, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS