Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 april 2013
gepubliceerd op 04 november 2013

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, met uitzondering van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2013012075
pub.
04/11/2013
prom.
23/04/2013
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 APRIL 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, met uitzondering van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, met uitzondering van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 april 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2011 Loon- en arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, met uitzondering van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen (Overeenkomst geregistreerd op 9 augustus 2011 onder het nummer 105200/CO/113) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, met uitzondering van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen.

Met "werknemers" worden de werklieden en de werksters bedoeld. § 2. Men bedoeld door "sector faïence" : de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen van faïence, porselein artikelen, sanitaire artikelen, schuurproducten en ceramisch aardewerk.

Men bedoeld door "sector ceramiek" : de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels;

Men bedoeld door "sector vuurvaste producten" : de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen voor vuurvaste producten. HOOFDSTUK II. - Indeling van de taken

Art. 2.De taken van de in het artikel 1 bedoelde werknemers worden gerangschikt in vijf categorieën voor het personeel tewerkgesteld in de fabricage en in de verschillende diensten en in drie categorieën voor het geschoold onderhoudspersoneel.

Deze categorieën worden door de volgende algemene criteria bepaald : A. Fabricage en verschillende diensten Categorie 1 : Leertijd van minder dan drie maanden - licht lichamelijk werk.

Categorie 2 : a) leertijd van drie tot zes maanden - licht lichamelijk werk of b) leertijd van minder dan drie maanden - normaal lichamelijk werk. Categorie 3 : a) opleiding van minder dan drie maanden - zwaar lichamelijk werk of b) opleiding van drie tot zes maanden - normaal lichamelijk werk of c) opleiding van meer dan zes maanden - licht lichamelijk werk. Categorie 4 : a) opleiding van meer dan zes maanden - normaal lichamelijk werk of b) opleiding van drie tot zes maanden - zwaar lichamelijk werk. Categorie 5 : a) opleiding van meer dan zes maanden - zwaar lichamelijk werk of b) beroepsarbeid waarvoor de vereiste leertijd moet zijn volbracht. B. Onderhoud Categorie 1 : Halfgeschoolde onderhoudsarbeider Arbeider met een praktische ervaring en met voldoende kennis om eenvoudige of gespecialiseerde taken uit te voeren.

Categorie 2 : Geschoolde onderhoudsarbeider Arbeider met een algemene en technische vorming die overeenstemt met het volledige leerplan van de dagvakscholen met volledig leerplan en aangevuld door een beroepsopleiding in de onderneming. Hij is houder van een einddiploma van technische beroepsopleiding A4, A3, B2 of heeft een beroepsbekwaamheid verworven die met deze opleiding overeenkomt.

Categorie 3 : Bijzonder geschoolde onderhoudsarbeider Arbeider die bekwaam is om zeer moeilijke taken, zeer gevarieerd en eventueel heel nieuwe opdrachten volgens plannen, schetsen of onderrichtingen alleen uit te voeren. De perfecte uitvoering van deze taken vereist een grondige beroepskennis die ten minste overeenstemt met de technische beroepsopleiding van het niveau A3 of B2, aangevuld met een beroepservaring van verschillende jaren. HOOFDSTUK III. - Minimumlonen

Art. 3.Op 1 december 2010 worden de minimumuurlonen en de sectorale loonschalen van de werknemers in een stelsel van achtendertig uren per week als volgt vastgesteld, tegen indexcijfer 113,26 spil van de stabilisatieschijf 111,04 tot 115,53 : A. Fabricage en verschillende diensten : Voor de werknemers van de sector vuurvaste producten (1) Voor de werknemers van de sectoren faïence en ceramiek (2)

EUR (1)

EUR (2)

Catégorie/Categorie 1 :

9,3929

9,4465

Catégorie/Categorie 2 :

9,4873

9,5408

Catégorie/Categorie 3 :

9,6978

9,6209

Catégorie/Categorie 4 :

9,9699

10,2926

Catégorie/Categorie 5 :

10,2411

10,5711


B. Onderhoud :

Catégorie/Categorie 1 :

10,1057

10,7400

Catégorie/Categorie 2 :

10,5132

11,3387

Catégorie/Categorie 3 :

10,7831

11,9377


Bij de aanwerving van een werknemer van de sector vuurvaste producten zal het minimumloon dat van categorie 1 zijn : "Fabricage en verschillende diensten", min 0,0992 EUR en het zal slechts van toepassing zijn voor een periode van maximaal 3 maanden.

Art. 4.a) Voor de werknemers van de sector faïence en die per stuk betaald zijn de lonen, bedoeld in artikel 3, de minima van de gemiddelde uurlonen berekend over een periode van één maand.

Nochtans moeten de werknemers die verschillende taken uitoefenen in de loop van dezelfde maand, voor elk van de taken, minstens worden beloond tegen het minimumloon van elk overeenstemmende categorie, zonder enige vorm van compensatie. b) Voor de werknemers van de ondernemingen die behoren tot de sector vuurvaste producten, wordt de tarifering van het loon per stuk zo opgesteld om, voor een normale activiteit, een minimale toeslag te ontvangen van 10 pct.van de minimumuurlonen van de categorie.

Er werd beslist de sectorale minimumlonen met 0,30 pct. te verhogen op 1 januari 2012, conform het koninklijk besluit van 28 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/03/2011 pub. 01/04/2011 numac 2011201603 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst financien federale overheidsdienst sociale zekerheid federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen type koninklijk besluit prom. 28/03/2011 pub. 14/07/2011 numac 2011203202 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - Rechtzetting sluiten houdende uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 april 2011). HOOFDSTUK IV. - Koppeling van de lonen aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 5.De bij de artikelen 3 en 4 vastgestelde minimumuurlonen en hetzelfde geldt voor de uurloon die de minimumuurloon effectief overschrijden, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks, voor het Rijk, door de Federale Overheidsdienst Economie vastgesteld en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 6.De in de artikelen 3 en 4 bedoelde lonen stemmen op 1 december 2010 overeen met het referte-indexcijfer 113,26, spil van de stabilisatieschijf 111,04 tot 115,53.

Art. 7.De in artikel 5 bedoelde lonen worden gestabiliseerd per schijf van het referte-indexcijfer, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,02.

Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf wordt de tweede decimaal van de grens tot een hogere eenheid afgerond.

Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.

Art. 8.Indien het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de laatste vier maanden de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf, waarvan de grenzen worden berekend zoals aangegeven in artikel 5.

Art. 9.Het overschrijden van de grens van een stabilisatieschijf heeft de aanpassing tot gevolg van de laatste minimumuurlonen.

Art. 10.Deze aanpassing gebeurt bij stijging door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,02; bij daling door ze te delen door de coëfficiënt 1,02.

Art. 11.De loonaanpassingen worden van kracht de eerste dag van de maand die volgt op deze waarvan het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de laatste vier maanden de grens van de stabilisatieschijf overschrijdt.

Art. 12.Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 5 tot en met 11 wordt de volgende tabel opgemaakt vanaf 1 december 2010 :

Tranches de stabilisation Stabilisatieschijven -


Limite inférieure Laagste grens -

Pivot Spil -

Limite supérieure Hoogste grens

111,04

113,26

115,53

113,26

115,53

117,84

115,53

117,84

120,20

117,84

120,20

122,60

120,20

122,60

125,05

etc./enz.

etc./enz.

etc./enz.


Art. 13.De lonen van de werklieden, die geheel of gedeeltelijk per stuk, met premies of per productie worden betaald, worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Hetzelfde geldt voor de uurlonen die de minimumuurlonen werkelijk overschrijden. HOOFDSTUK V. - Premies voor arbeid in opeenvolgende ploegen

Art. 14.Vanaf 1 maart 2008 zijn de ploegenpremies aangepast als volgt : 5 pct. van het loon voor de ochtendploeg, 6 pct. van het loon voor de namiddagploeg en 16 pct. van het loon voor de nachtploeg.

Deze bepaling mag geen afbreuk doen aan gunstigere akkoorden die in sommige ondernemingen zijn gesloten.

De indrukking "opeenvolgende" houdt niet in dat het gaat om ploegen met beurtwisseling. HOOFDSTUK VI. - Eindejaarspremie - faïence en tegels

Art. 15.a) Voor de werknemers van de ondernemingen die behoren tot de sector faïence : - er wordt aan de werknemers een eindejaarspremie toegekend - het bedrag van deze eindejaarspremie wordt als volgt berekend, op basis van hun individueel uurloon van oktober 2011 en in functie van hun anciënniteit : voor een anciënniteit van minder dan één jaar bedraagt de eindejaarspremie 85 x het uurloon vermenigvuldigd met het aantal maanden prestatieactiviteit en gedeeld door het aantal prestatiemaanden (12 maanden). Elke maand die werd begonnen wordt beschouwd als een volledige maand. één jaar : 85 maal hun uurloon; twee jaar : 95 maal hun uurloon; drie jaar : 105 maal hun uurloon; vier jaar : 115 maal hun uurloon; vijf jaar en meer : 130 maal hun uurloon.

Het referentiejaar vangt aan op 1 december en eindigt op 30 november van het jaar daarop, behalve bestaande regelingen.

De toekenningsvoorwaarden, de referteperiode en de betalingsdatum worden bepaald op ondernemingsniveau, in overleg met de vertegenwoordigers van de werknemers.

Er kan voorzien worden in boetes voor ongewettigde afwezigheden, voor zover de vermindering die eruit voortvloeit de helft van de eindejaarspremie van de betrokken werknemer niet overschrijdt.

De bepalingen van dit artikel mogen geen afbreuk doen aan de reeds op ondernemingsniveau gesloten gunstigere overeenkomsten. b) Voor de werknemers van de ondernemingen die behoren tot de sector ceramiek : - voor de jaren 2011 en 2012 wordt een jaarlijkse eindejaarspremie van 750 EUR toegekend aan de meerderjarige werknemers die een werkelijke aanwezigheid in de onderneming van tenminste twaalf maanden rechtvaardigen; - deze bedragen worden verhoogd met 18,78 EUR per jaar anciënniteit in de onderneming, die hoger is dan diegene die is vastgesteld in het vorig lid, met een maximum van twaalf jaren anciënniteit; - het referentiejaar vangt aan op 1 december en eindigt op 30 november van het jaar daarop, behalve bestaande regelingen; - de toepassingsmodaliteiten, met inbegrip van de toekenning pro rata temporis, worden vastgesteld door de onderneming, in overleg met de werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemers.

Voor de werknemers van de ondernemingen van de sector faïence en de sector ceramiek, word het bedrag van deze eindejaarspremie voortaan gekoppeld aan de index volgens dezelfde regeling als de loonindexering (artikel 5 en volgende van deze collectieve arbeidsovereenkomst). HOOFDSTUK VII. - Eindejaarspremie - vuurvaste producten

Art. 16.Behalve in de ondernemingen waar een afzonderlijke overeenkomst andere bepalingen vaststelt, wordt aan de werknemers een eindejaarspremie toegekend.

Het bedrag van deze eindejaarspremie is vastgelegd op 5,6349 EUR per gewerkte of daarmee gelijkgestelde week voor de werknemers die ingeschreven zijn in het personeelsregister van de onderneming.

De betalingen gebeuren voor ieder refertejaar tijdens de eerste week van de maand december.

Het referentiejaar vangt aan op 1 december en eindigt op 30 november van het jaar daarop, behalve bestaande regelingen.

Art. 17.De werkgever is de eindejaarspremie verschuldigd aan de werknemers die aan de volgende voorwaarden voldoen : a) op de datum van de betaling, werkelijke arbeid verrichten in de onderneming of, op die datum, in een periode van werkonderbreking zijn die met werkelijke arbeid wordt gelijkgesteld;b) de eindejaarspremie wordt pro rata temporis uitgekeerd aan de werknemers die, op het ogenblik van de betaling, hun dienstplicht vervullen, alsmede aan de werknemers die, vóór de datum van de uitbetaling, om technologische of economische redenen zijn ontslagen.

Art. 18.Onder "periode van werkonderbreking gelijkgesteld met werkelijke arbeid" wordt verstaan : a) de dagen van afwezigheid wegens arbeidsongeval of wegens ongeval op de weg naar en van het werk;b) de dagen van gerechtvaardigde afwezigheid bepaald door de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten;c) de dagen afwezigheid wegens ziekte, met inbegrip van beroepsziekte, tot 125 werkdagen per jaar;d) de dagen afwezigheid wegens de jaarlijkse vakantie, feestdagen en gedeeltelijke werkloosheid.

Art. 19.De niet-gerechtvaardigde afwezigheid van één dag doet het recht op de eindejaarspremie, bepaald voor een week arbeid, verliezen.

Het verlies wordt beperkt tot de week waarin de ongerechtvaardigde afwezigheid plaatsvond.

Art. 20.Voor de werknemers van de ondernemingen voor vuurvaste producten, wordt het bedrag van die premie voortaan gekoppeld aan de index volgens dezelfde regeling als de loonindexering (artikel 5 en volgende van deze collectieve arbeidsovereenkomst). HOOFDSTUK VIII. - Vakbondspremie

Art. 21.De werkgever stort op rekeningnummer 210-0651399-96 van het "Sociaal Fonds der werklieden van het ceramiekbedrijf" een som van 135 EUR per jaar per tewerkgestelde werknemer en dit vanaf het refertejaar jaar 2011.

Het aantal tewerkgestelde werknemers is datgene dat vermeld wordt in de aangiftes bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het refertejaar.

Dit aantal wordt verkregen door het totaal aantal aangegeven werkdagen en gelijkgestelde dagen te delen door 300 voor de werknemers die zijn tewerkgesteld in het stelsel van 6 dagen per week of door 250 voor de werknemers die zijn tewerkgesteld in het stelsel van 5 dagen per week.

Het quotiënt van deze deling wordt afgerond naar de hogere éénheid, wanneer het eerste decimaal gelijk is aan of meer bedraagt dan vijf.

De werkgever wordt vrijgesteld van deze storting indien er, in geval van geschil tussen de werkgever en de werknemers, een arbeidsonderbreking is geweest zonder dat de werknemers en hun representatieve organisaties alle verzoeningsprocedures en andere bepalingen die zijn vastgesteld bij artikel 23 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 2011, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, tot vaststelling van het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het werkliedenpersoneel van de ondernemingen van de ceramieknijverheid, hebben nageleefd.

Art. 22.a) De betaling van de vakbondspremie gebeurt uiterlijk op 28 februari van het jaar dat volgt op het refertejaar. b) Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen die het probleem van de vakbondspremie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, die voordeliger zijn voor de begunstigden. HOOFDSTUK IX. - Arbeidsduur

Art. 23.Sinds 1 januari 1988 is de wekelijkse arbeidsduur vastgesteld op 38 uren. HOOFDSTUK X. - Tewerkstelling

Art. 24.De partijen verbinden zich ertoe om alles in het werk te stellen om ontslagen tegen te gaan, en dit door gebruik te maken van alle nieuwe bepalingen van de federale en regionale overheden. HOOFDSTUK XI. - Terugbetaling van de vervoerskosten

Art. 25.De werknemers die gebruik maken van een gemeenschappelijke vervoerdienst tussen hun verblijfplaats en hun werkplaats hebben, ten laste van de werkgever, recht op een terugbetaling van de gemaakte kosten, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 20 februari 2009, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1993 en het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1993) (actualisering met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies gesloten op 20 februari 2009).

Deze collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies brengt de tegemoetkoming van de werkgever in de abonnementskosten voor alle openbaar vervoer op 75 pct. vanaf 1 februari 2009.

De werknemers die op 5 kilometer en meer van de werkplaats wonen en die gebruik maken van andere dan de in artikel 25, alinea 1 bedoelde vervoermiddelen, hebben eveneens recht op een terugbetaling, ten laste van de werkgever, ten bedrage van 60 pct. van de prijs van een treinkaart, zoals jaarlijks gepubliceerd door de Nationale Maatschapij van de Belgische Spoorwegen. Voor de berekening van deze afstand wordt het aantal kilometers in aanmerking genomen dat door een gemeenschappelijke vervoerdienst over die afstand (éénvoudig afstand), wordt afgelegd, en zo er geen is, het aantal kilometers langs de weg (éénvoudig afstand), berekend van de werkplaats tot het stad- of gemeentehuis van de woonplaats.

Vanaf 1 januari 2012, is er terugbetaling door de werkgever van 0,20 EUR/km voor het fietsvervoer van de woonplaats tot de werkplaats (één en terug).

De terugbetaling gebeurt maandelijks. HOOFDSTUK XII. - Uitzendarbeid

Art. 26.De uitzendkracht zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden genieten als het ingeschreven personeel.

Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.

Elke uitzendkracht heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.

Indien de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijdt, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardiging ontmoeten om dit te bespreken. HOOFDSTUK XIII. - Beperking van de overuren

Art. 27.Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet-gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging.

Desalniettemin kan de grens van 65 uren voor het toekennen van vervangingsrust opgetrokken worden tot 130 uren door een specifieke procedure die overeenstemt met de inhoud van de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 19/07/2005 numac 2005012166 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg sluiten houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, in artikel 16 hiervan en onverminderd de artikelen 25 en 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971.

De toepassingsmodaliteiten worden vastgelegd op ondernemingsniveau bij interne collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XIV. - Opeenvolgende overeenkomsten

Art. 28.De werknemer heeft zijn anciënniteit vanaf zijn indiensttreding en bij het sluiten van een tweede overeenkomst zal er geen proefperiode meer zijn. HOOFDSTUK XV. - Voorkoming van stress door het werk

Art. 29.Vanaf 1 januari 2001 passen de werkgevers de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72, gesloten op 30 maart 1999 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/06/1999 pub. 09/07/1999 numac 1999012454 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 van 30 maart 1999, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk sluiten, Belgisch Staatsblad van 9 juli 1999, toe. HOOFDSTUK XVI. - Tijdskrediet

Art. 30.Het recht op tijdskrediet wordt aan 5 pct. van de werknemers in de onderneming toegekend.

Vanaf 1 januari 2009 is de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 toegepast, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 januari 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/01/2002 pub. 05/04/2002 numac 2002012191 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de overgang naar de euro type koninklijk besluit prom. 25/01/2002 pub. 16/02/2002 numac 2002012192 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking sluiten, in het Belgisch Staatsblad verschenen op 5 maart 2002, evenals zijn latere wijzigingen.

Dit stelsel van tijdskrediet kan toegepast worden voor ploegenarbeiders mits een ondernemingsakkoord houdende de interne toepassingsmodaliteiten ervan wordt gesloten. HOOFDSTUK XVII. - Algemene bepalingen

Art. 31.Voor de werknemers van de ondernemingen die behoren tot het toepassingsgebied van hoofdstuk I van deze collectieve arbeidsovereenkomst mogen de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst geen afbreuk doen aan de voordeligere bepalingen van de ondernemingsovereenkomsten. HOOFDSTUK XVIII. - Sociale vrede

Art. 32.Om geldig en wettelijk nageleefd te worden moet de sociale vrede de inhoud van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités volgen, daarbij rekening houdend met de in het kader van het sociaal overleg vastgelegde paritaire procedure. HOOFDSTUK XIX. - Maaltijdcheques

Art. 33.§ 1. In de bedrijven die de werknemers maaltijdcheques toekennen : In de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 april 2009 betreffende de arbeidsvoorwaarden (koninklijk besluit van 18 november 2009 - Belgisch Staatsblad van 27 januari 2010), was er 2 keer een verhoging van 0,5 EUR van de nominale waarde ten laste van de werkgever.

Op 1 januari 2012, verhoging met 0,5 EUR van de nominale waarde ten laste van de werkgever. § 2. In de bedrijven die geen maaltijdcheques toekennen en in die waar de werkgeverstussenkomst bedraagt het maximum van 5,91 EUR/dag per maaltijdcheque, wordt een equivalente voordeel toegekend zoals voorzien in § 1.

De geschreven bedrijfsakkoorden moeten vóór 1 oktober 2011 worden voorgelegd aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf. HOOFDSTUK XX. - Harmonisering van de bedrijfssectoren

Art. 34.Er zal een werkgroep worden opgericht. HOOFDSTUK XXI. - Carenzdag

Art. 35.Vanaf 1 januari 2012 is er afschaffing van de eerste carenzdag per burgerlijkjaar. HOOFDSTUK XXII. - Ancienniteitsverlof

Art. 36.Ieder jaar moet de werkgever na 15 jaren dienst een dag anciënniteitsverlof toekennen of een gelijkaardig voordeel toekennen (betaling van een loon berekend zoals een feestdag).

De geschreven bedrijfsakkoorden moeten vóór 1 oktober 2011 worden voorgelegd aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf. HOOFDSTUK XXIII. - Bestaanszekerheidsuitkering

Art. 37.Vanaf 1 januari 2011, wordt er minimum 2 EUR per werkloosheidsdag (5 dagenstelsel) toegekend voor alle soorten deeltijdse werkloosheid. HOOFDSTUK XXIV. - Sectorale vormingsinspanningen

Art. 38.Conform het koninklijk besluit van 11 oktober 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/10/2007 pub. 05/12/2007 numac 2007012348 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact sluiten tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact (Belgisch Staatsblad van 5 december 2007) en om het globale opleidingsniveau van de werknemers van alle sectoren bedoeld in artikel 1 te verbeteren, verbinden de werkgevers zich ertoe in 2011 en 2012 : - hetzij de loonmassa die wordt besteed aan middelen voor de opleiding te verhogen met 0,1 pct.per jaar; - de deelname van de werknemers aan de opleidingen te verhogen met 5 pct. per jaar.

Elke opleiding, hetzij formeel hetzij informeel, wordt in aanmerking genomen. De ondernemingen zullen ertoe worden aangemoedigd om de opleidingen te plannen, uit te voeren en te registreren.

De sociale partners zullen een discussie voeren over de opportuniteit om de follow-up van de opleidingsinspanningen toe te vertrouwen aan het "Fonds voor de bestaanszekerheid van het ceramiekbedrijf". HOOFDSTUK XXV. - Geldigheid

Art. 39.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2011 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2012.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 april 2013.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^