Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 mei 2003
gepubliceerd op 20 juni 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het brugpensioen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012259
pub.
20/06/2003
prom.
22/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/22/2003012259/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 MEI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielverzorging;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het brugpensioen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 december 1992.

Bijlage Paritair Comité voor de textielverzorging Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2001 Brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 27 augustus 2001 onder het nummer 58654/CO/110)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de textielverzorging evenals op de werklieden en werksters die ze tewerkstellen.

Art. 2.Een regime van aanvullende vergoeding ten gunste van de bejaarde werklieden en werksters die worden ontslagen - verder genoemd : brugpensioen - wordt ingesteld.

Dit brugpensioen is gebaseerd op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, indien zij worden ontslagen.

Art. 3.Leeftijdsvoorwaarde in 2001 en 2002 : Het voordeel van dit brugpensioen wordt voor alle werknemers/sters toegekend vanaf de leeftijd van 58 jaar en zulks vanaf 1 januari 2001.

Art. 4.De leeftijd voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet bereikt zijn op de eerste vergoede werkloosheidsdag na het beëindigen van het arbeidscontract.

Om van dit regime van brugpensioen te genieten moeten de werklieden en werksters aan de volgende voorwaarden voldoen : - 25 jaar loondienst kunnen rechtvaardigen zoals bepaald in artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen; - gedurende ten minste vijf jaar - desgevallend middels onderbroken periodes - tewerkgesteld geweest zijn in de sector; - gedurende de periode van twaalf maanden, onmiddellijk voorafgaand aan de datum van aanvang van het brugpensioen, ononderbroken tewerkgesteld geweest zijn in de onderneming.

Art. 6.De werklieden en werksters die in uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst met brugpensioen gaan, moeten in de onderneming bij voorkeur vervangen worden door werknemers uit de risicogroepen, zoals voorzien in de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, hoofdstuk XI, "Bepalingen betreffende het Interprofessioneel Akkoord" (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991).

Art. 7.Voor de berekening van de netto-refertebezoldiging zal desgevallend rekening worden gehouden met de baremieke verschillen ten opzichte van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimum inkomen overeenkomstig de modaliteiten van collectieve arbeidsovereenkomst van 7 februari 1991, betreffende het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen.

Art. 8.De aanvullende vergoeding van het brugpensioen en de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen voor de werkloosheidsverzekering (voorzien in de artikelen 141 en 142 van de voormelde wet van 29 december 1990) alsook de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage bestemd voor de Rijksdienst voor Pensioenen (ingevoerd door de programmawet van 22 december 1989), met uitzondering van de verhoogde bijdrage voor ondernemingen in herstructurering, worden ten laste genomen door het "Gemeenschappelijk Fonds voor de sociale vooruitgang in de sectoren van de textielverzorging".

Met ingang van 1 juni 2001 zal de door het hiervoor genoemde fonds uitbetaalde maandelijkse aanvullende vergoeding van het brugpensioen minimaal 3 000 BEF te bedragen.

Art. 9.Volgens het voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 zijn alle sancties wegens het niet naleven van de vervangingsplicht, ten laste van de werkgever, met name : - een eventuele administratieve geldboete; - een forfaitaire compensatoire dagvergoeding voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; - eventuele strafrechtelijke geldboetes.

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999 gesloten in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf betreffende het brugpensioen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 31 mei 2001 (Belgisch Staatsblad van 21 augustus 2001).

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^