Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 2003
gepubliceerd op 20 oktober 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de tewerkstellings- en vormingsinitiatieven

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012510
pub.
20/10/2003
prom.
22/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/22/2003012510/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de tewerkstellings- en vormingsinitiatieven (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de tewerkstellings- en vormingsinitiatieven.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001 Tewerkstellings- en vormingsinitiatieven (Overeenkomst geregistreerd op 28 oktober 2002 onder het nummer 64317/CO/120.01) Gelet op het protocolakkoord van 15 juni 2001 voor de werklieden (werksters) uit de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001 voor de werklieden (werksters) van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, gesloten voor de jaren 2001 en 2002;

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958);

Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999); wordt overeengekomen tussen : De Christelijke Centrale der Textiel- en kledingbewerkers van België;

Het A.B.V.V. Textiel, Kleding en Diamant;

De Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België; enerzijds en De Textielfederatie FEBELTEX anderzijds, wat volgt : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen en op alle werklieden (werksters) die er tewerkgesteld zijn en die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (PSC 120.01). HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het raam van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 voor de jaren 2001-2002 met het oog op het ontwikkelen van bepaalde tewerkstellings- en vormingsinitiatieven.

Deze collectieve overeenkomst bepaalt eveneens de nodige modaliteiten betreffende de uitvoering van hoofdstuk VII - Vorming - van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001 gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers. HOOFDSTUK III. - Maatregelen voor de tewerkstelling Principe

Art. 3.De volgende maatregelen betreffende de bevordering van de tewerkstelling worden genomen : - verlenging van de tewerkstellingsverplichtingen; - loopbaanonderbreking voor de + 50-jarigen; - toepassing van de overeenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad; - halftijds brugpensioen.

Verbintenissen inzake tewerkstelling

Art. 4.De verbintenissen inzake tewerkstelling bepaald in de artikelen 4 tot en met 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989, gesloten in het vroegere Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989, aangevuld en verlengd voor de jaren 1991-1992 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1991 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1991-1992, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juli 1991, aangevuld en verlengd voor de jaren 1993-1994 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1993 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 januari 1994, verlengd voor de jaren 1995 en 1996 door artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1995 en 4 december 1995 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1995-1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 juli 1996, verlengd voor de jaren 1997 en 1998 door artikel 18 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1997, verlengd voor de jaren 1999 en 2000 door artikel 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000, zijn eveneens van toepassing voor de jaren 2001-2002, ongeacht de toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).

Art. 5.De verlenging van de verbintenissen inzake tewerkstelling voor 2 jaar, die hierna worden aangehaald, betreft de volgende principes : a) Verbod tot ontslag om economische of technische redenen.Van dit principe kan worden afgeweken overeenkomstig voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989. b) De werkman (werkster) die, overeenkomstig de van kracht zijnde sectorale collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het brugpensioen, op brugpensioen gegaan is, moet worden vervangen overeenkomstig artikel 9 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989.Van deze verplichting kan worden afgeweken op basis van de artikelen 10 en 11 van deze collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989 en door het naleven van deze wettelijke bepalingen inzake de verplichting tot vervanging van de bruggepensioneerden. c) De werkman (werkster) die ontslagen wordt om andere redenen dan deze opgesomd onder a) en b) hierboven moet worden vervangen binnen de maand die volgt op het verstrijken van de opzegging of, ingeval van ontbreken van een opzegging, binnen de maand die volgt op de datum van het verbreken van het contract.Van deze verplichting kan eveneens worden afgeweken overeenkomstig de bepalingen ter zake opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989. d) In geval van herstructurering van een onderneming, zullen de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake arbeidsherverdeling gunstig worden onderzocht. Loopbaanonderbreking

Art. 6.De bepalingen van artikel 22 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999 betreffende de loopbaanonderbreking worden verlengd voor het jaar 2001. De specifieke regels worden vastgelegd in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1999 betreffende de loopbaanonderbreking (registratienummer 51811) die voor een jaar verlengd wordt.

Toepassing collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77

Art. 7.Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot oprichting van een stelsel van tijdskrediet, van loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, wordt overeengekomen de afwijkingen toe te kennen vastgelegd in de artikelen 28 tot 32 hierna vermeld.

Deze artikelen zijn niet van toepassing voor de ondernemingen in herstructurering overeenkomstig artikel 9 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992). In dit laatste geval moet de uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 geregeld worden op ondernemingsniveau.

Art. 8.In uitvoering van artikel 2, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 worden de werklieden (werksters) tewerkgesteld in opeenvolgende ploegen of semi-opeenvolgende ploegen uitgesloten van het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77. Er wordt bovendien overeengekomen dat het op ondernemingsniveau niet mogelijk is andere uitsluitingen van het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 overeen te komen.

Art. 9.In uitvoering van artikel 3, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 wordt de duur van de uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 op 3 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

Voor de werklieden (werksters) die in loopbaanonderbreking zijn tijdens het jaar 2001 mag de totale duur van de loopbaanonderbreking en van het tijdskrediet de voornoemde termijn van 3 jaar overschrijden, zonder dat de termijn in totaal 5 jaar over de gehele carrière mag overschrijden.

De uitoefening van het recht op tijdskrediet na afloop van het eerste jaar gebeurt per periode van 12 maanden.

Art. 10.In uitvoering van artikel 6, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 wordt het recht op 1/5e loopbaanonderbreking toegestaan aan de werklieden (werksters) in ploegen tot een dag per week of gelijkwaardig. Er worden geen halve dagen toegestaan aan de werknemers in ploegen.

Art. 11.In uitvoering van artikel 9, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 wordt het recht van de werknemers van 50 jaar en meer tewerkgesteld in ploegen op een vermindering van de prestaties toegestaan tot een dag per week of gelijkwaardig. Er worden geen halve dagen toegestaan aan de werknemers in ploegen.

Art. 12.In uitvoering van artikel 15, § 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 komen de partijen overeen de drempel waarvan sprake in artikel 15, § 1, niet te wijzigen. Bovendien is het uitgesloten deze drempel te wijzigen op ondernemingsniveau, of dit nu naar omhoog of naar omlaag is.

Halftijds brugpensioen

Art. 13.Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsdraad tot oprichting van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties. De minimumleeftijd voor halftijds brugpensioen wordt vastgelegd op 56 jaar.

Aan de werklieden (werksters) die tijdens de jaren 2001 en 2002 in het stelsel van halftijds brugpensioen stappen, wordt de aanvullende vergoeding betaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers". Het fonds neemt eveneens de kosten van de eventuele hoofdelijke bijdragen ten laste en verzekert de administratieve formaliteiten. HOOFDSTUK IV. - Vorming

Art. 14.CEFRET blijft de motor van de vorming in de sector. De vormingsprojecten die worden uitgevoerd door CEFRET wordt voorafgaand goedgekeurd door het directiecomité van dit centrum.

Art. 15.Zoals bepaald in hoofdstuk VII - Vorming - artikel 34, § 1, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, zijn de werkgevers voor de jaren 2001 en 2002 een bijkomende inspanning verschuldigd van 0,10 pct. berekend op basis van het volledig loon van hun werklieden (werksters), zoals bepaald door artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981) en door de uitvoeringsbesluiten van deze wet aan de "Paritaire Compensatiekas voor de Sociale Instellingen van de Nijverheid van Verviers".

Deze bijdrage is per kwartaal verschuldigd.

Op deze manier brengt de sector haar bijdrage in bij de uitvoering van de verbintenis om bijkomende inspanningen te doen inzake permanente vorming, met het oog België op weg te zetten die na 6 jaar zal leiden naar een gemiddeld niveau van de drie buurlanden.

Art. 16.Op ondernemingsniveau kan een vormingsplan ontwikkeld worden dat rekening houdt met de volgende elementen : - het vormingsplan betreft de opleidingen die zullen uitgevoerd worden tussen 1 januari 2001 en 31 december 2002. De onderneming kan zich beperken tot een enkel vormingsplan voor de twee jaren; - het vormingsplan vermeldt de inhoud van de vastgelegde vorming, het aantal betrokken werklieden (werksters) en de tijd besteed aan de vorming. In het raam van de eventuele opleidingsinspanningen ten gunste van de werkzoekenden kunnen financiële stimuli worden vastgelegd; - alle mogelijke opleidingen (beroepskwalificatie, veiligheid, milieu, enz.) worden in overweging genomen. Het plan heeft betrekking op zowel de interne als de externe opleidingen, evenals op de opleidingen die de onderneming organiseert en zelf uitvoert (cfr. opleiding "on the job") en op deze waarvoor ze een beroep doet op externe trainers; - het vormingsplan moet door de werkgever bezorgd worden aan de ondernemingsraad, of bij gebreke hiervan aan de vakbondsafvaardiging, of bij gebreke hiervan aan het regionaal contactcomité; - het vormingsplan moet besproken, goedgekeurd en opgevolgd worden door voornoemd organisme. In de regionale contactcomités heeft de opvolging plaats op basis van de nodige documenten opgesteld door de betrokken onderneming. Als het regionaal contactcomité haar taak niet kan vervullen, bij gebrek aan voldoende informatie, kunnen de vakbonden een beroep doen op de syndicale technici volgens de geëigende procedure in de textielsector; - als het vormingsplan niet wordt goedgekeurd door voornoemd orgaan kan de werkgever het voorleggen aan de paritaire werkgroep, opgericht in het paritair subcomité. Deze paritaire werkgroep zal de eindbeslissing nemen betreffende het vormingsplan.

Art. 17.De onderneming die een vorming aanbiedt aan haar werklieden (werksters) en/of werkzoekenden in het raam van een goedgekeurd vormingsplan, zoals bepaald in artikel 16, kan een gedeelte van de kosten hiervan recupereren op basis van een trekkingsrecht bij de "Compensatiekas voor de Sociale Instellingen van de Textielnijverheid Verviers".

Het trekkingsrecht kan uitgeoefend worden volgens de volgende voorwaarden : - de onderneming moet haar aanvraag indienen bij de "Compensatiekas voor de Sociale Instellingen van de Textielnijverheid Verviers". Met het oog hierop stuurt zij vóór 31 december 2001 naar het Fonds aangetekend een exemplaar van het goedgekeurde vormingsplan; - het trekkingsrecht bedraagt per onderneming en per kalenderjaar maximum 0,10 pct. van de loonmassa van de werklieden (werksters) van de onderneming; - enkel de kosten, bepaald in artikel 18 hierna, voor de vormingen uitgevoerd tussen 1 januari 2001 en 31 december 2002 in het raam van een goedgekeurd vormingsplan komen in aanmerking voor het trekkingsrecht; - de betaling van het trekkingsrecht gebeurt op basis van het bewijs van de gemaakte kosten. Het volstaat dat de onderneming het bewijs levert van haar uitgaven tot het trekkingsrecht; - het bewijs van de gedane uitgaven in 2001 moet worden neergelegd vóór 31 maart 2002 bij de "Compensatiekas voor de Sociale Instellingen van de Textielnijverheid Verviers". Het bewijs van de gedane uitgaven in 2002 moet vóór 31 maart 2003 worden neergelegd bij de "Compensatiekas voor de Sociale Instellingen van de Textielnijverheid Verviers". - een kopie van het bewijs van de uitgaven wordt bezorgd aan de leden van de ondernemingsraad, of bij gebreke hiervan, aan de vakbondsafvaardiging, of bij gebreke hiervan, aan het regionaal contactcomité.

Art. 18.De kosten die in aanmerking moeten worden genomen voor het trekkingsrecht zijn enkel de kosten betreffende de vormingen zoals bepaald in het vormingsplan, bepaald in voornoemd artikel 16.

Art. 19.Ongeacht hetgeen voorafgaat betreffende het trekkingsrecht moeten de ondernemingen aangemoedigd worden om de financiële tegemoetkomingen die aangeboden worden door de regionale, nationale, Europese en andere instanties te gebruiken.

Art. 20.Als de werkman (werkster) die een vorming volgt in het raam van een goedgekeurd vormingsplan bijkomende kosten heeft (bijvoorbeeld verplaatsingskosten) zullen deze kosten terugbetaald worden door de werkgever, mits voorlegging van bewijsstukken.

Art. 21.De partijen verbinden zich ertoe een tussentijdse evaluatie op te maken eind maart 2002 betreffende de vormingsplannen en het trekkingsrecht. Deze evaluatie zal speciaal betrekking hebben op de toekenning van de middelen.

Als deze evaluatie aantoont dat de gemaakte kosten in het raam van hoofdstuk IV van deze collectieve arbeidsovereenkomst zich onder de geïnde bijdragen in 2001 bevinden, mag het trekkingsrecht van de ondernemingen in het jaar 2002 0,10 pct. overschrijden van de loonmassa van de werklieden (werksters) die tewerkgesteld zijn in de onderneming. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 22.Deze collectieve overeenkomst wordt van kracht op 1 januari 2001 en wordt gesloten voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002.

Zij kan worden opgezegd op vraag van een van de partijen met een opzeggingstermijn van 8 dagen betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers vóór 30 november 2002.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juni 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^