gepubliceerd op 03 maart 2006
Koninklijk besluit betreffende de installatie en de werking van bewakingscamera's in de voetbalstadions
22 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit betreffende de installatie en de werking van bewakingscamera's in de voetbalstadions
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, gewijzigd bij de wet van 10 maart 2003 en bij de wet van 27 december 2004, inzonderheid op artikel 10, eerste lid, 6°;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 september 1999 betreffende de installatie en de werking van bewakingscamera's in de voetbalstadions;
Gelet op het advies nr. 10/2005 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 15 juni 2005;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit wijzigingen inhoudt van de bestaande reglementering inzake de camerabewaking in voetbalstadions; dat het met het oog op de rechtszekerheid gepast voorkomt dat dit besluit zo vlug mogelijk in de Belgische juridische orde ingevoerd wordt; dat indien dit niet het geval zou zijn, dit aanleiding zou zijn tot verwarring bij de organisatoren van voetbalwedstrijden; dat bij de voetbalclubs, die voorafgaand betrokken zijn geweest bij het overleg voor de totstandkoming van dit koninklijk besluit, momenteel een verwarring heerst aangezien de ene voetbalclub de bestaande reglementering toepast terwijl de andere club zich reeds richt op de toekomstige reglementering; dat een aantal clubs momenteel geen verdere investeringen doen in een performant camerasysteem zolang de nieuwe regels niet van kracht zijn, hetgeen kan leiden tot een weinig efficiënte camerabewaking en bijgevolg mogelijke problemen bij de identificatie van onruststokers; dat het gepast is dat zo vlug mogelijk een einde wordt gemaakt aan deze onzekere toestand; dat elke vertraging bij de inwerkingtreding van dit besluit riskeert haar nuttig effect met meerdere maanden uit te stellen, wat strijdig zou zijn met de geest van de wet en het principe van behoorlijk bestuur;
Gelet op het advies 39.152/2 van de Raad van State, gegeven op 3 oktober 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 en vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bepalingen van dit besluit zijn niet toepasselijk op de nationale voetbalwedstrijden georganiseerd door een club die niet in eerste of tweede nationale afdeling uitkomt.
Art. 2.§ 1. Elk stadion gebruikt door een organisator, dient uitgerust te zijn met het aantal camera's, dat toelaat het volledige terrein alsook elk compartiment in detail te observeren, ongeacht de weers- en lichtomstandigheden. § 2. Voor het bepalen van het aantal camera's wordt onder meer rekening gehouden met : - de kwaliteit van de camera's; - de afstand tussen de camera en het te filmen object; - het verlichtingsniveau op de plaats waar dient te worden gefilmd; - de lichtomstandigheden waardoor de stralen dienen te gaan; - het type camera. § 3. Voor nationale en internationale voetbalwedstrijden georganiseerd door een club uit eerste nationale afdeling of de overkoepelende sportbond, dient het stadion, binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, tevens uitgerust te zijn met het aantal camera's dat toelaat volgende plaatsen in detail te observeren : - de controlepunten die toegang geven tot het stadion voor de toeschouwers van de bezoekende club; - de voor de toeschouwers van de bezoekende club toegankelijke drankgelegenheden; - elke andere plaats binnen het stadion die vastgelegd wordt in de overeenkomst van artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, in het bijzonder deze waar zich in het verleden regelmatig incidenten met toeschouwers hebben voorgedaan.
Art. 3.De camera's moeten een close-up kunnen tot stand brengen die toelaat iedere toeschouwer te identificeren.
Voor de camera's gericht op de staan- en zitplaatsen moet deze close-up minimaal mogelijk zijn in het gezicht van de aanwezige toeschouwers op het moment dat zij naar het speelveld kijken.
Art. 4.§ 1. De camera's moeten voorzien zijn van een systeem dat de beelden automatisch registreert.
De installatie moet ondermeer toelaten de vastgelegde beelden onmiddellijk af te drukken.
Voor nationale en internationale voetbalwedstrijden georganiseerd door een club uit eerste nationale afdeling of de overkoepelende sportbond, gebeurt de registratie digitaal, en dit uiterlijk binnen de twaalf maanden na de inwerkintreding van dit besluit.
Voor nationale en internationale voetbalwedstrijden georganiseerd door een club uit eerste nationale afdeling of de overkoepelende sportbond, moet het mogelijk zijn om van minstens twee camera's tegelijkertijd beelden te registreren, en dit uiterlijk binnen de twaalf maanden na de inwerkintreding van dit besluit. Het moet in elk geval mogelijk zijn om tegelijkertijd beelden te registreren van zowel de toeschouwers van de thuisclub als de bezoekende club. § 2. De kwaliteit van de afdruk dient derwijze te zijn dat identificatie van personen mogelijk is. § 3. Teneinde de kwaliteit van de identificatie en de beelden te vrijwaren, moeten de camera's zodanig zijn afgesteld dat een cijfer of letter van 20 centimeter grootte en twee centimeter dikte, geplaatst op een hoogte van 80 centimeter boven elke zitplaats en op een hoogte van 1,70 meter boven elke staanplaats of plaats buiten de tribunes, perfect leesbaar is op de monitoren en op de afdruk van de beelden, en dit ongeacht de weers- en lichtomstandigheden.
Art. 5.Het camerasysteem wordt gericht vanuit het commandolokaal van het stadion.
De handleiding met de gebruiksinstructies van de camera-installatie moet steeds in het commandolokaal ter beschikking zijn.
Onder « commandolokaal » dient te worden begrepen het lokaal genoemd in punt 5.5. van bijlage I bij het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen.
Art. 6.De camera's en het registratiesysteem worden in werking gesteld naar aanleiding van elke wedstrijd, vanaf de openstelling van het stadion en gedurende de ganse periode tijdens welke het stadion toegankelijk is voor toeschouwers.
Art. 7.De camera-installatie en haar onderdelen worden in goede staat van werking behouden.
Elk mankement, hoe minimaal ook, wordt zo spoedig mogelijk verholpen.
De organisator van nationale en internationale voetbalwedstrijden, uitkomend in de eerste nationale afdeling, sluit voor deze installatie en haar onderdelen een onderhoudscontract met een gespecialiseerde firma.
De installatie en haar onderdelen dienen zo spoedig mogelijk, en dit ten laatste voor de volgende wedstrijd, te worden gereinigd indien niet wordt voldaan aan hetgeen bepaald in de artikelen 2, 3 en 4 van dit besluit.
Jaarlijks voor het einde van de maand augustus wordt de installatie en haar onderdelen aan een grondige controle onderworpen door een onderhoudsfirma. Deze levert een attest af waaruit blijkt dat de installatie en haar onderdelen voldoet aan de door dit besluit gestelde voorwaarden. Een afschrift van dit attest wordt uiterlijk 1 maand na de controle toegezonden aan de Voetbalcel van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid en aan de burgemeester.
In het commandolokaal is een onderhouds- en logboekje voorhanden, waarin een overzicht wordt opgenomen van : - de data van onderhoud en controle, de uitgevoerde herstellingen en de opmerkingen hieromtrent; - elk probleem, incident of elke vaststelling die zich in verband met de camera's en de daarbij horende apparatuur heeft voorgedaan. Ook indien er zich naar aanleiding van een wedstrijd geen probleem heeft voorgedaan met de camera's en de daarbij horende apparatuur wordt dit in dit boekje vermeld.
Na elke wedstrijd wordt dit boekje getekend door de veiligheidsverantwoordelijke, met vermelding van de datum.
Dit boekje wordt bijgehouden door de organisator.
De ambtenaren en agenten belast met de controle op de naleving van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden hebben toegang tot dit boekje.
Art. 8.De camera's worden bediend door één of meerdere door de organisator schriftelijk aangeduide personen.
Het aantal personen dat de camera's bedient wordt opgenomen in de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden.
De toeschouwers van de thuisclub en de bezoekende club worden tezelfder tijd geobserveerd met de camera's.
Art. 9.De personen aangeduid overeenkomstig artikel 8 van dit besluit, dienen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit een opleiding van 6 uur te volgen, verstrekt door of via de overkoepelende sportbond in samenwerking met de firma die de camera's heeft geleverd en in aanwezigheid van de veiligheidsverantwoordelijke en van de politieambtenaar belast met het dossier voetbal. Het programma van deze opleiding wordt voorafgaandelijk erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze opleiding heeft betrekking op theoretische, praktische en functionele kennis van de camera-installatie en haar onderdelen.
Bij een vernieuwing van het camerasysteem wordt voorzien in een bijscholing van 2 uur, verstrekt door of via de overkoepelende sportbond in samenwerking met de firma die de camera's heeft geleverd en in aanwezigheid van de veiligheidsverantwoordelijke en van de politieambtenaar belast met het dossier voetbal. Deze bijscholing heeft betrekking op de nieuwe elementen van de camera-installatie en haar onderdelen.
Deze opleiding en bijscholing worden gevolgd door de veiligheidsverantwoordelijke en de politieambtenaar belast met het dossier voetbal, alsmede door minstens 3 personen schriftelijk aangeduid door de organisatoren van eerste nationale afdeling en de overkoepelende sportbond. Deze opleiding en bijscholing worden gevolgd door de veiligheidsverantwoordelijke en de politieambtenaar belast met het dossier voetbal, alsmede door minstens 2 personen schriftelijk aangeduid door de organisatoren van tweede nationale afdeling.
De overkoepelende sportbond maakt jaarlijks aan de Voetbalcel van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid een geactualiseerd overzicht over van de personen die deze opleiding of bijscholing hebben gevolgd, alsmede van de data waarop deze opleiding of bijscholing heeft plaatsgevonden, en dit per organisator.
Art. 10.Het aantal camera's noodzakelijk voor de effectieve uitvoering van dit besluit en de plaats waar alle camera's dienen te worden geplaatst, worden bepaald in de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden.
Art. 11.De organisator handelt als verantwoordelijke voor de verwerking van de beelden, geregistreerd krachtens artikel 4 van dit besluit, en houdt die beelden gedurende een periode van zes maanden bij, behoudens inbeslagname van de beelden in toepassing van artikel 35 van het Wetboek van strafvordering.
Deze verwerking heeft tot doel de feiten, gesanctioneerd door de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, de misdrijven en de inbreuken op het reglement van inwendige orde uitgevaardigd door de organisator, te voorkomen en op te sporen, en hun sanctie mogelijk te maken door de identificatie van de daders.
De organisator brengt aan de ingang van het stadion op een duidelijke en zichtbare wijze het reglement van inwendige orde aan, in hetwelk hij de informatie vermeldt opgesomd in artikel 9 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, gewijzigd door de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens.
Art. 12.Indien de organisator van de voetbalwedstrijd een club is die promoveert van de tweede nationale afdeling naar de eerste nationale afdeling, moet deze club slechts vanaf 1 oktober volgend op de promotie voldoen aan de verplichtingen bepaald in artikel 2, § 3, artikel 4, § 1, derde en vierde lid, artikel 7, derde lid en artikel 9, tweede en derde lid, van dit besluit.
Indien de organisator van de voetbalwedstrijd een club is die promoveert van de derde nationale afdeling naar de tweede nationale afdeling, moet deze club slechts vanaf 1 oktober volgend op de promotie, voldoen aan de verplichtingen bepaald in dit besluit.
Art. 13.De krachtens dit besluit verplicht op te nemen bepalingen in de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, worden in de eerste af te sluiten overeenkomst na de inwerkingtreding van dit besluit gevoegd.
Art. 14.Het koninklijk besluit van 12 september 1999 betreffende de installatie en de werking van bewakingscamera's in de voetbalstadions, wordt opgeheven.
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 16.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 februari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL