Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 2005
gepubliceerd op 30 december 2005

Koninklijk besluit tot vastleggen van de frequenties van inspecties waarvoor de aanwezigheid van een agent van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen in inrichtingen van de vlees- en vissector in het raam van het controleprogramma van het Agentschap vereist is

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2005023117
pub.
30/12/2005
prom.
22/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/22/2005023117/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot vastleggen van de frequenties van inspecties waarvoor de aanwezigheid van een agent van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen in inrichtingen van de vlees- en vissector in het raam van het controleprogramma van het Agentschap vereist is


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de wetten van 15 april 1965 en 27 mei 1997 en op artikel 14, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981, bij het koninklijk besluit van 9 januari 1992 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001, bekrachtigd bij de wet van 19 juli 2001;

Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981 en 27 mei 1997 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001, bekrachtigd bij de wet van 19 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, bekrachtigd en gewijzigd bij de wet van 19 juli 2001, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003;

Overwegende de Verordening (EG) Nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriftenvoor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, gewijzigd bij de Verordening (EG) Nr. 882/2004, inzonderheid opartikel 4, negende lid en bijlage I, sectie III, hoofdstuk II, 4;

Overwegende de Verordening (EG) Nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité, ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 21 december 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financën, gegeven op 19 december 2005;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het nodig is sommige prestaties voor de controles te preciseren die reglementair de aanwezigheid van een agent van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen tijdens het verloop der activiteiten vereisen teneinde de toepassing vanaf 1 januari 2006 te rechtvaardigen van artikel 2, 6°, van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende retributies bepaald bij artikel 5 van de wet van 9 december 2004 houdende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en dat deze controles nodig zijn met het oog op het verzekeren van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de consument overeenkomstig de doelstellingen van de Verordeningen (EG) Nr. 852/2004 en (EG) Nr. 853/2004;

Gelet op het advies nr. 39.570/3 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen en onverminderd andere reglementaire bepalingen die de aanwezigheid van met het toezicht belaste personen vereisen bij bepaalde activiteiten in de inrichtingen, worden in de hieronder vermelde inrichtingen in het raam van het controleprogramma op jaarbasis een aantal inspecties uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

De inrichtingen bedoeld in het eerste lid zijn : 1° a) uitsnijderijen waar gespecificeerd risicomateriaal als bedoeld in de Verordening (EG) Nr.999/2001 op enig ogenblik aanwezig is; b) andere uitsnijderijen;2° a) inrichtingen voor de vervaardiging van gehakt vlees, vleesbereidingen en separatorvlees;b) inrichtingen waar visserijproducten worden bewerkt;c) zuiveringscentra en verzendingscentra voor levende tweekleppige weekdieren;3° inrichtingen voor verwerking waar één of meer van volgende activiteiten plaatsvinden : a) de vervaardiging van vleesproducten;b) het verzamelen, opslaan en verwerken van grondstoffen tot gesmolten dierlijke vetten en kanen;c) de behandeling van magen, darmen en blazen;d) de vervaardiging van gelatine;e) de vervaardiging van collageen;f) de verwerking van bloed;g) de vervaardiging van vleesextracten;h) de verwerking van visserijproducten.

Art. 2.§ 1. De basisfrequenties voor de inspecties in het raam van het controleprogramma van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, hierna het Agentschap genoemd, zijn als volgt : 1° voor de inrichtingen bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°, a : 18 maal per jaar;2° voor de inrichtingen bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°, b : 12 maal per jaar;3° voor de inrichtingen bedoeld in artikel 1, tweede lid, 2°, a en b : 12 maal per jaar;4° voor de inrichtingen bedoeld in artikel 1, tweede lid, 2°, c en 3° : 4 maal per jaar. § 2. Voor inrichtingen die meerdere van de in artikel 1, tweede lid, genoemde activiteiten ontwikkelen, wordt de basisfrequentie bepaald overeenkomstig de activiteit die tot het hoogste aantal officiële controles aanleiding geeft.

Art. 3.§ 1. De volgende criteria worden in rekening gebracht om te bepalen in welke van de in de Bijlage, punt 3, bepaalde categorie van inrichtingen de individuele inrichtingen dienen ondergebracht : 1° de aanwezigheid of afwezigheid in de inrichting van een gevalideerd of gecertificeerd autocontrole-systeem als bedoeld in het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen;2° inspectieresultaten in de inrichting bekomen in de drie voorgaande jaren;3° de door de inrichting of haar exploitant opgelopen repressieve of administratieve maatregelen in de twee voorgaande jaren; 4° het feit of levensmiddelen al of niet uit de inrichting worden uitgevoerd naar landen buiten de E.U. Met repressieve of administratieve maatregelen worden in het eerste lid, 3°, bedoeld : 1° een waarschuwing als bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen;2° een proces-verbaal van overtreding opgesteld voor een inbreuk op de bepalingen van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, en van de uitvoeringsbesluiten daarvan, van de wetten bedoeld in artikel 5 van genoemde wet van 4 februari 2000, van de uitvoeringsbesluiten van al deze wetten en op de bepalingen van de verordeningen van de Europese Unie die behoren tot de bevoegdheden van het Agentschap;3° een schorsing of intrekking van de erkenning. § 2. De weging van de criteria en de indeling van de aldus bekomen resultaten voor de inrichtingen in drie categorieën gebeurt overeenkomstig de bijlage. § 3. Voor de bepaling van de reële frequentie der inspecties in een inrichting wordt de basisfrequentie bedoeld in artikel 2 respectievelijk vermenigvuldigd met 1/2 1 of 2 naargelang het bekomen resultaat van de weging der criteria voor de betrokken inrichting uitkomt in de categorie 1, 2 of 3, als bedoeld in de Bijlage, punt 3. § 4. De bepaling van de frequentie van de inspecties voor een bepaald jaar gebeurt in de maand april van het voorafgaand jaar op grond van de in rekening te brengen gegevens uit de daaraan voorgaande jaren. Ze wordt aan de inrichtingen meegedeeld in de loop van het laatste trimester voorafgaand aan het jaar waarin ze van toepassing zal zijn.

Voor inrichtingen die hun activiteiten aanvatten of uitbreiden in de loop van een kalenderjaar, wordt de frequentie bepaald in de eerste maand van de nieuwe of gewijzigde activiteiten. De berekening gebeurt pro rata voor het resterend gedeelte van het lopend jaar.

Art. 4.Voor de toepassing van de bepaling van artikel 2, 6°, van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende retributies bepaald bij artikel 5 van de wet van 9 december 2004 houdende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, bedraagt de duur van de inspecties van elk activiteit bedoeld in dit besluit minimaal 2 uur en maximaal 6 uur naargelang de aard en de omvang van deze activiteit van de inrichting.

Art. 5.Inspecties die worden uitgevoerd op vraag van de exploitant of ingevolge andere reglementaire verplichting of ter controle van het tijdig en passend realiseren van maatregelen die werden opgelegd ingevolge vastgestelde tekortkomingen, worden niet beschouwd als behorend tot de inspecties waarvan de frequentie wordt geregeld bij dit besluit.

Art. 6.§ 1. Voor het eerste semester van 2006 wordt de basisfrequentie der inspecties bedoeld in artikel 2, § 1, toegepast.

De frequentie der inspecties voor het tweede semester van 2006, wordt pro rata bepaald overeenkomstig de bepalingen van dit besluit waarbij evenwel alleen rekening wordt gehouden met de criteria bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 1°, 2° en 4°.

In afwijking op artikel 3, § 4, eerste lid, worden voor het tweede semester van jaar 2006 de frequenties der inspecties bepaald en meegedeeld in de loop van het tweede trimester van het jaar 2006. § 2. Voor de bepaling van de frequenties der inspecties in 2007 worden voor het criterium bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 3°, alleen de maatregelen in rekening gebracht die zijn genomen op grond van vaststellingen gedaan in 2006.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Art. 8.Onze Minister bevoegd voor de Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 december 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage 1. de weging der criteria bedoeld in artikel 3 is als volgt : a) voor criterium 1° worden 40 punten toegekend indien een gecertificeerd of, naargelang het geval, een door het Agentschap gevalideerd systeem van autocontrole aanwezig is in de inrichting.In alle andere gevallen worden voor dit criterium geen punten toegekend; b) voor criterium 2° worden de inrichtingen op grond van de inspectierapporten, ingedeeld in 5 klassen gaande van I tot V al naar- gelang de eindbeoordeling ervan gaat van zeer goed tot zeer slecht. Aan inrichtingen in klasse I worden 20 punten toegekend, in klasse II worden 14 punten toegekend, in klasse III worden 8 punten toegekend, terwijl in de klassen IV en V geen punten worden toegekend; c) voor het criterium 3° worden 20 punten toegekend in geval geen maatregelen werden genomen;dit basisaantal wordt met telkens 2 punten verminderd indien een maatregel bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 1° werd genomen, met telkens 6 punten verminderd ingeval een maatregel bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 2° werd genomen en met telkens 10 punten verminderd ingeval een maatregel bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 3° werd genomen; d) voor criterium 4° worden 5 punten toegekend indien geen verzendingen buiten de E.U. gebeuren vanuit de inrichting. In de andere gevallen worden geen punten toegekend. 2. het individueel resultaat voor een inrichting stemt overeen met het totaal van de punten toegekend overeenkomstig punt 1.3. de inrichting wordt op grond van het individueel resultaat ingedeeld in één van volgende categorieën : a) categorie 1 : ingeval het puntentotaal zich bevindt vanaf 66 tot 85;b) categorie 2 : ingeval het puntentotaal zich bevindt vanaf 34 tot 65;c) categorie 3 : ingeval het puntentotaal zich bevindt vanaf 0 tot 33; Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 december 2005 tot vastleggen van de frequenties van inspecties waarvoor de aanwezigheid van een agent van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen in inrichtingen van de vlees- en vissector in het raam van het controleprogramma van het Agentschap vereist is.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^