gepubliceerd op 29 december 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt
22 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, brengt wijzigingen aan in het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2004, 1) inzake de verplichting van de emittenten van vastgoedcertificaten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt tot publicatie van een jaarlijks communiqué en 2) inzake de bewoordingen van de vrijstellingen voorzien voor bepaalde types van instellingen voor collectieve belegging.
Tot voor kort werden de emittenten van vastgoedcertificaten, bij een openbare uitgifte of verhandeling, door artikel 106 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten gedeeltelijk onderworpen aan het wettelijke regime van de instellingen voor collectieve belegging. Ingevolge de opheffing van het voornoemde artikel 106 door de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles is dit evenwel niet langer het geval (voor de datum van inwerkingtreding van deze opheffing dient erop te worden gewezen dat de voornoemde wet van 20 juli 2004 werd gewijzigd door de wet van 20 juni 2005 houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en houdende andere diverse bepalingen). De Memorie van Toelichting bij de voornoemde wet van 20 juli 2004 vermeldt in dit opzicht dat de toelating van vastgoedcertificaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt evenwel de verplichting met zich zal brengen om het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt na te leven, en dat het voornoemde koninklijk besluit van 31 maart 2003 in die zin zal worden aangepast.
De emittenten van vastgoedcertificaten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn thans in regel reeds onderworpen aan het voornoemde besluit van 31 maart 2003, onder meer inzake de verplichting tot publicatie van de jaarrekening (artikel 10). Onder de huidige tekst van het koninklijk besluit zijn de emittenten van vastgoedcertificaten evenwel vrijgesteld van de verplichting om een jaarlijks en een halfjaarlijks communiqué te publiceren (artikel 13, § 3, 3°). In die zin genieten de emittenten van vastgoedcertificaten van een ruimere vrijstelling dan de emittenten van andere niet-kapitaalvertegenwoordigende effecten, die in beginsel verplicht zijn een jaarlijks communiqué te publiceren (artikel 8), maar zijn vrijgesteld van de verplichting tot publicatie van een halfjaarlijks communiqué (artikel 8jo. artikel 13, § 2, 1°).
Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, heft daarom het voornoemde artikel 13, § 3, 3° op. Artikel 13, § 2, 1° blijft evenwel van toepassing, zodat de emittenten van vastgoedcertificaten, net als de emittenten van andere niet-kapitaalvertegenwoordigende effecten, niet zullen zijn onderworpen aan de verplichting om een halfjaarlijks communiqué op te stellen. De opheffing van de voornoemde vrijstelling van artikel 13, § 3, 3°, heeft bijgevolg enkel tot gevolg dat de emittenten van genoteerde vastgoedcertificaten in beginsel worden onderworpen aan de verplichting om een jaarlijks communiqué op te stellen. De mogelijke vrijstelling van die laatste verplichting voorzien door artikel 10, derde lid, van het voornoemde besluit blijft van toepassing (geen verplichting tot publicatie van een jaarcommuniqué indien de jaarrekening, het jaarverslag en het verslag van de commissaris binnen een termijn van drie maanden na het einde van het boekjaar worden gepubliceerd).
Voorts wordt de verwijzing naar (het door de voornoemde wet van 20 juli 2004 opgeheven) artikel 7 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten uit het koninklijk besluit van 31 maart 2003 geschrapt, en wordt de terminologie van de vrijstellingen voor bepaalde types van instellingen voor collectieve belegging gelijkgeschakeld. Daartoe wordt een nieuwe definitie van « instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end type zijn » ingelast in artikel 1 van het besluit, waarbij voor wat betreft de Belgische instellingen voor collectieve belegging wordt verwezen naar de voornoemde wet van 20 juli 2004 en waarbij voor wat betreft de buitenlandse instellingen voor collectieve belegging een gelijkaardige definitie wordt ingelast als degene van het vroegere artikel 7 van de voornoemde wet van 22 april 2003 (die werd aangepast om meer aan te sluiten bij de definities uit de Europese richtlijnen betreffende instellingen voor collectieve belegging).
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS
22 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd;
Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 10, § 1, 1° tot 5°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 zoals bekrachtigd bij de wet van 5 augustus 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2004;
Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 13 september 2005;
Gelet op advies nr. 39.358/2 van de Raad van State, gegeven op 30 november 2005 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2004, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end type zijn" : de Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 10 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, alsook de buitenlandse instellingen die zijn geregeld bij overeenkomst (gemeenschappelijke beleggingsfondsen beheerd door een beheervennootschap), als trust ("unit trust") of bij statuten (beleggingsvennootschap), waarvan het uitsluitend doel de collectieve belegging is van bij het publiek aangetrokken financiële middelen met toepassing van het beginsel van de risicospreiding, en waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de houders, rechtstreeks of onrechtstreeks worden ingekocht of terugbetaald ten laste van de activa van deze instellingen, met dien verstande dat met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt gelijkgesteld ieder handelen van een instelling om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming die tot de verhandeling op een al dan niet gereglementeerde markt zijn toegelaten, aanzienlijk zou afwijken van hun netto-inventariswaarde. »
Art. 2.In artikel 5, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2004, vervallen de woorden «, bedoeld in artikel 7 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten ».
Art. 3.In artikel 7, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « beleggingsinstellingen die niet van het besloten type zijn » vervangen door de woorden « instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end type zijn ».
Art. 4.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, 1° worden de woorden « beleggingsinstellingen die niet van het besloten type zijn » vervangen door de woorden « instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end type zijn ».2° § 3, 3°, wordt opgeheven.
Art. 5.Artikel 4, 2° van dit besluit heeft slechts gevolgen voor de communiqués die betrekking hebben op boekjaren die ingaan na 31 december 2004.
Art. 6.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS