Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 1997
gepubliceerd op 13 januari 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022973
pub.
13/01/1998
prom.
22/12/1997
ELI
eli/besluit/1997/12/22/1997022973/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de wetten van 15 april 1965 en 27 mei 1997, en op artikel 14, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981 en bij het koninklijk besluit van 9 januari 1992;

Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981 en 27 mei 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1997;

Gelet op de richtlijn 95/68/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1995 tot wijziging van de richtlijn 77/99/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vleesproducten en bepaalde andere producten van dierlijke oorsprong;

Gelet op de beschikking 94/837/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1994 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van herverpakkingscentra als bedoeld in richtlijn 77/99/EEG van de Raad en van de voorschriften voor het merken van producten die van een herverpakkingscentrum afkomstig zijn;

Gelet op de beschikking 97/534/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 juli 1997 houdende verbod, in verband met overdraagbare spongiforme encephalopathieën, op het gebruik van risicomateriaal;

Gelet op het advies van de Raad voor veterinaire keuring gegeven op 25 november 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de maatregelen voorzien in dit besluit nodig zijn - met inachtneming van de voor de betrokkenen noodzakelijke tijd om zich naar de nieuwe bepalingen te schikken - voor de omzetting in de Belgische rechtsorde van de richtlijn 95/68/EG en voor de uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit de beschikking 97/534/EG die op 1 januari 1998 in werking treedt;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 december 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, wordt een punt 4bis, ingevoegd, luidend als volgt : « 4bis. risicodieren : de dieren die drager kunnen zijn van overdraagbare spongiforme encephalopathie, te weten : runderen van meer dan twaalf maanden en schapen en geiten van meer dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken; »

Art. 2.In artikel 15, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt de eerste zin vervangen door de volgende zin : « Karkassen, delen van karkassen en slachtafval die definitief ongeschikt voor de menselijke voeding worden bevonden of verklaard of schadelijk worden verklaard, moeten, zo nodig in aanwezigheid en volgens instructie van de keurder, onbruikbaar worden gemaakt door de exploitant van het slachthuis of de inrichting waar de keuring heeft plaatsgevonden. »

Art. 3.Artikel 16, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt : « § 5. Het is verboden de hersenen en de ogen te verwijderen uit koppen van risicodieren. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 17bis, ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 17bis.§ 1. Koppen van risicodieren mogen uitsluitend worden verzonden naar uitsnijderijen die voor het uitsnijden ervan specifiek zijn erkend. § 2. In de slachthuizen voor slachtdieren dient door de exploitant een register te worden bijgehouden waarin de bestemming wordt vermeld die is gegeven aan de koppen bedoeld in § 1. Tevens dient de exploitant op vraag van de keurder steeds documenten ter staving van de vermeldingen in dit register te kunnen overleggen. »

Art. 5.§ 1. Artikel 19, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « evenals over de bestemming van dergelijke waren die zijn verzonden ».

Het tweede lid van hetzelfde artikel wordt aangevuld als volgt : « met dien verstande dat zij zolang moeten worden bewaard als deze waren in de inrichting aanwezig blijven ingeval deze periode een jaar overstijgt ». § 2. In hetzelfde artikel, waarvan de tegenwoordige tekst, zoals gewijzigd door bovenstaande paragraaf, § 1 zal vormen, worden de §§ 2 en 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. De exploitanten van uitsnijderijen waar vers vlees van slachtdieren wordt uitgesneden of uitgebeend en van koel- en vrieshuizen waar vers vlees van eender welke diersoort wordt opgeslagen, dienen bovendien een register bij te houden waarin respectievelijk bij ontvangst en bij verzending van dit vlees, elke zending wordt vermeld met aanduiding van het gewicht, de diersoort, het begeleidend handelsdocument of het certificaat evenals de herkomst, respectievelijk de bestemming.

Dit register mag worden uitgesplitst in afzonderlijke delen voor het ontvangen en het verzonden vlees. § 3. De exploitanten van een herverpakkingscentrum dienen een speciaal registratiesysteem op te zetten aan de hand waarvan de keurder kan nagaan uit welke inrichting herverpakte waren oorspronkelijk afkomstig zijn. »

Art. 6.Artikel 20, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld als volgt : « 6° koppen van risicodieren, tenzij de inrichting specifiek is erkend voor het uitsnijden ervan. »

Art. 7.§ 1. Artikel 23, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Het uitsnijden van koppen van risicodieren, is alleen toegestaan voor zover deze activiteit specifiek in de erkenning is opgenomen.

Evenwel is het in elk geval verboden de hersenen en de ogen uit deze koppen te verwijderen. » § 2. In artikel 23, § 4, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « van vlees van kopbeenderen, » en « van poten », de woorden « van de wervelkolom van runderen, schapen en geiten, » ingevoegd.

Art. 8.§1. In de Bijlage I bij hetzelfde besluit, Hoofdstuk I, 8, eerste lid, wordt tussen de vierde en de laatste zin een zin ingevoegd, luidend als volgt : « In elk geval dienen de reiniging en de ontsmetting plaats te vinden met een frequentie en volgens procédés die in overeenstemming zijn met de beginselen van de autocontrole bedoeld in de Bijlage III, Hoofdstuk I. » § 2. Het tweede lid van hetzelfde punt 8, wordt vervangen door het volgende lid : « De werktuigen en het materieel moeten worden ontsmet met water dat een temperatuur heeft van ten minste 82 °C. Evenwel, in de inrichtingen voor het vervaardigen van vleesproducten of van bijproducten van dierlijke oorsprong kunnen andere goedgekeurde ontsmettingsmethodes worden aangewend. Deze kunnen inhouden dat geen water wordt gebruikt, voor zover bij de vervaardiging van de producten geen water mag worden gebruikt. »

Art. 9.In de Bijlage I bij hetzelfde besluit, Hoofdstuk I, wordt punt 12 aangevuld met de volgende woorden : « tenzij zulks op grond van de gebruiksaanwijzing voor bovenbedoelde middelen en stoffen niet nodig is. »

Art. 10.In de Bijlage II bij hetzelfde besluit, Hoofdstuk I, wordt een punt 9bis, ingevoegd, luidend als volgt : « 9bis. Tonsillen en ruggenmerg van risicodieren, dienen bij of na de keuring te worden verwijderd en afzonderlijk verzameld met het oog op aangepaste destructie. Samen met deze worden met hetzelfde doel eveneens gehele koppen van dergelijke geslachte dieren die niet worden verzonden naar een specifiek voor het uitsnijden ervan erkende uitsnijderij evenals de milten van schapen en geiten verzameld. »

Art. 11.Bijlage II bij hetzelfde besluit, Hoofdstuk III, wordt aangevuld als volgt : « 7. In de uitsnijderijen die specifiek zijn erkend voor het uitsnijden van koppen van risicodieren, dienen de schedels na het uitsnijden, inclusief de hersenen en de ogen, afzonderlijk te worden verzameld met het oog op aangepaste destructie; »

Art. 12.In de Bijlage II, bij hetzelfde besluit, Hoofdstuk V, 5, a, wordt de bepaling onder het eerste streepje vervangen door de volgende bepaling : « hetzij met de andere ingrediënten te worden gemengd van zodra dit praktisch uitvoerbaar is, waarbij de tijd gedurende welke de temperatuur van het vleesproduct tussen 10 °C en 60 °C ligt, tot maximaal twee uur wordt beperkt; »

Art. 13.§ 1. In de Bijlage II, bij hetzelfde besluit, Hoofdstuk VI, 2, e, worden de woorden : « voor de productie van grondstoffen » geschrapt. § 2. In de Bijlage II, bij hetzelfde besluit, Hoofdstuk VI, 2, f, wordt het normenschema vervangen door het schema opgenomen in bijlage bij onderhavig besluit.

Art. 14.In Bijlage III bij hetzelfde besluit, Hoofdstuk IV, wordt punt 2, vervangen door de volgende bepalingen : « 2. Voorts moet de exploitant er zich door middel van steekproefcontrole van vergewissen dat : a) het voor de recipiënten gebruikte materiaal voldoet aan de voorschriften betreffende voorwerpen en stoffen bestemd om in aanraking te worden gebracht met voedingsmiddelen; b) op vleesproducten die bestemd zijn om bij kamertemperatuur te worden opgeslagen, een warmtebehandeling wordt toegepast waardoor de pathogene kiemen en sporen van pathogene micro-organismen worden vernietigd of geïnactiveerd, met dien verstande dat van de bereidingsparameters, zoals de duur van de opwarming, de temperatuur, de vulling, de omvang van de recipiënten, enz., een register wordt bijgehouden dat toelaat de doeltreffendheid na te gaan van de warmtebehandeling die de recipiënten hebben ondergaan; c) de dagproductie met vooraf vastgestelde tussenpozen wordt gecontroleerd om de deugdelijkheid van de sluiting te waarborgen, waarbij moet worden gebruik gemaakt van geschikte apparatuur voor het onderzoek van de perpendiculaire snijvlakken en van de felsen van de gesloten recipiënten;d) gesteriliseerde producten wel degelijk een doeltreffende behandeling hebben ondergaan, waarvoor incubatieproeven worden uitgevoerd bij ten minste 37 °C gedurende zeven dagen of bij ten minste 35 °C gedurende tien dagen of elke andere wetenschappelijk gelijkwaardig bevonden « tijd-temperatuur »-combinatie evenals microbiologisch onderzoek van de inhoud en van de recipiënten in een geschikt bevonden laboratorium van een erkende inrichting van de exploitant of in een voor de ontleding van voedingsmiddelen erkend laboratorium;e) gepasteuriseerde producten voldoen aan wetenschappellijk erkende criteria;f) de nodige controles worden uitgevoerd om te waarborgen dat het koelwater na gebruik ofwel drinkbaar is ofwel een toegestaan restgehalte chloor of van een andere toegelaten ontsmettingsstof bevat.»

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 1998.

Art. 16.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA

^