gepubliceerd op 22 januari 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende een vergoeding voor onkosten gemaakt bij de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke politie door leden van de gemeentepolitie
22 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende een vergoeding voor onkosten gemaakt bij de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke politie door leden van de gemeentepolitie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op artikel 189, gewijzigd bij de gewone wet tot vervollediging van de federale staatsstructuur van 16 juli 1993;
Gelet op de betrokkenheid van de Gewesten;
Gelet op het protocol nr. 97-08 van het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten van 25 juli 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat, ingevolge de huidige discussie rond de harmonisering van de verschillende politiediensten, het nodig is om de onkosten die gemaakt worden door de leden van de gemeentepolitie belast met rechercheopdrachten in het kader van opdrachten van gerechtelijke politie, te vergoeden;
Dat de leden van de gemeentepolitie niet mogen benadeeld worden in voormeld domein ten aanzien van de leden van de andere politiediensten;
Dat bovendien bij de bespreking van deze problematiek door de verschillende instanties ervan uitgegaan werd dat de betrokken tekst nog hetzelfde kalenderjaar in werking zou treden, en er bij de timing van hun activiteiten derhalve rekening werd gehouden met voormelde regeling;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de leden van de gemeentepolitie belast met rechercheopdrachten in het kader van taken van gerechtelijke politie.
Art. 2.De gemeenteraad kan aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1 een vaste vergoeding verlenen om de onkosten te dekken waaraan zij wegens het uitoefenen van opdrachten bedoeld in artikel 1 zijn blootgesteld.
Het bedrag van deze vergoeding mag niet hoger zijn dan 350 fr. per dag. Het wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01 en schommelt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Art. 3.De vergoeding waarvan sprake in artikel 2 wordt enkel toegekend voor de dagen waarop de politieambtenaar effectief opdrachten bedoeld in artikel 1 heeft vervuld, en dit gedurende de volledige dagtaak.
Art. 4.De vergoeding is niet cumuleerbaar met enige andere vergoeding voor dezelfde onkosten. De voor het personeelslid voordeligste vergoeding moet worden toegekend.
Art. 5.De vergoeding wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE