Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 april 1999
gepubliceerd op 30 juni 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022480
pub.
30/06/1999
prom.
22/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/22/1999022480/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 4, vervangen door het koninklijk besluit van 13 augustus 1984 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1987;

Gelet op het advies van de nationale Arbeidsraad, gegeven op 10 februari 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 februari 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 maart 1999.

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat onderhavige bepalingen uitwerking moeten hebben op 1 september 1998, aangezien de bij deze bepalingen bedoelde wekgevers en jongeren billijkheidshalve, vanaf het begin van het huidig schooljaar, voor de sociale zekerheid op dezelfde manier moeten behandeld worden in vergelijking met een industriële leerovereenkomst en hun werkgevers;

De dringende noodzakelijkheid is overigens verantwoord wegens de juridische onzekerheid die voortvloeit uit het feit dat bedoelde jongeren en hun werkgevers ofwel voorheen onderworpen waren aan alle takken van de sociale zekerheid, behalve de tak pensioenen, ofwel door hun werkgever niet waren aangegeven uit onwetendheid van de onderwerpingsregelen die niet impliciet naar deze jongeren verwezen.

Deze jongeren moeten bijgevolg dringend een duidelijk omschreven sociale bescherming genieten, naar het model van de bescherming voor de jongeren met een industriële leerovereenkomst, waarvan de voorwaarden inzake tewerkstelling dezelfde zijn;

Ten slotte is de dringende noodzakelijkheid verantwoord door het feit dat de betrokken werkgevers en de Rijksdienst voor sociale zekerheid zo snel mogelijk uitsluitsel moeten bekomen over de toepassing van deze bepalingen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 1 april 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996.

Op het advies van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vervangen door het koninklijk besluit van 13 augustus 1984 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1987, wordt aangevuld als volgt : « Hetzelfde geldt ook voor jongeren die tijdens de periode van deeltijdse leerplicht, bedoeld bij artikel 1, § 1, 3°, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, worden tewerkgesteld met een overeenkomst voor socioprofessionele inpassing die door de Gemeenschappen en Gewesten werd erkend in het kader van secundair onderwijs met verminderd leerplan. »

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998 en treedt buiten werking op 31 augustus 2001.

Art. 3.Onze Minister van sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^