Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 september 2016
gepubliceerd op 07 oktober 2016

Koninklijk besluit tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, staatsdienst met boekhoudkundige autonomie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2016009510
pub.
07/10/2016
prom.
21/09/2016
ELI
eli/besluit/2016/09/21/2016009510/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 SEPTEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, staatsdienst met boekhoudkundige autonomie


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 108;

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 143bis, § 6;

Gelet op de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, artikel 128;

Gelet op de wet van 15 december 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1997 pub. 31/12/1997 numac 1997010103 bron ministerie van justitie Wet waarbij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie wordt opgericht als staatsdienst met afzonderlijk beheer type wet prom. 15/12/1997 pub. 07/05/1998 numac 1998009287 bron ministerie van justitie Wet waarbij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie wordt opgericht als Staatsdienst met afzonderlijk beheer - Erratum sluiten waarbij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie wordt opgericht als Staatsdienst met afzonderlijk beheer, artikel 2;

Gelet op de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, de artikelen 77 tot 84;

Gelet op de wet van 15 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/2006 pub. 15/02/2007 numac 2006021341 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten sluiten betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, artikel 74, derde lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 juni 2015;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 september 2015;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 29 oktober 2015;

Gelet op het advies van de Raad van State 59.183/3 gegeven op 28 april 2016, met toepassing van artikel 83 § 3, eerste lid van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities en algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de minister bevoegd voor Justitie;2° Instituut : het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie;3° FOD : de Federale Overheidsdienst.

Art. 2.De beheersorganen van het Instituut zijn de beheerscommissie, de ordonnateur en de rekenplichtige.

Art. 3.Het Instituut valt onder het gezag van de minister. HOOFDSTUK 2. - De beheerscommissie

Art. 4.De beheerscommissie is belast met : 1° het toezien op de optimale aanwending van de beschikbare middelen voor de verwezenlijking van het managementplan van de directeur-generaal van het Instituut of, in voorkomend geval, de bestuursovereenkomst afgesloten met de minister;2° het opstellen van de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar en het, zo nodig, aanpassen ervan in de loop van het begrotingsjaar;3° het goedkeuren, samen met de initiële begroting, van het jaarlijks investeringsplan;4° het goedkeuren van het jaarlijks activiteitenverslag;5° het afsluiten van de rekeningen van het afgelopen begrotingsjaar;6° het voorstellen, aan de minister, van de bepaling van de tarifering van de producten en diensten;7° het in dienst nemen van het personeel bezoldigd ten laste van de begroting van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer;8° het nauwgezet beheren van de middelen en het patrimonium van de instelling.

Art. 5.§ 1. De beheerscommissie is samengesteld uit : 1° als stemgerechtigde leden : a) de directeur-generaal van het Instituut of zijn plaatsvervanger;b) de voorzitter van de FOD Justitie of zijn plaatsvervanger;c) de voorzitter van de FOD Binnenlandse Zaken of zijn plaatsvervanger;d) drie leden aangewezen door de minister die geen deel uitmaken en geen deel uitgemaakt hebben van het personeel van het Instituut en waarvan twee geen deel uitmaken en geen deel uitgemaakt hebben van het personeel van de FOD Justitie.e) een directeur-generaal van een andere federale wetenschappelijke instelling;f) het lid van het College van procureurs-generaal dat belast is met de materies van het Instituut.2° als leden met raadgevende stem: a) de bij de Minister geaccrediteerde Inspecteur van Financiën die belast is met de dossiers van het Instituut;b) de leden van de directieraad van het Instituut;c) de rekenplichtige van het Instituut;d) een aan te wijzen onderzoeksrechter door het College van Hoven en Rechtbanken. Een van de leden bedoeld in 1°, d), wordt aangesteld op basis van een lijst in dubbeltal opgesteld door de directeur-generaal van het Instituut.

Het mandaat van de leden bedoeld in 1° loopt over vier jaar en is hernieuwbaar.

De leden bedoeld in paragraaf 1, 1°, d) tot f), worden gekozen in functie van hun ervaring inzake beheer of op basis van hun kennis van het Instituut. § 2. Het lid van de beheerscommissie dat ontslag neemt of overlijdt, wordt onmiddellijk vervangen. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van zijn voorganger. § 3. Het lid van de beheerscommissie bedoeld in § 1, 1°, d) dat, behalve om behoorlijk vastgestelde medische redenen, niet aan drie opeenvolgende vergaderingen van de beheerscommissie deelneemt, wordt als ontslagnemend beschouwd. Het lid wordt op dezelfde wijze vervangen als die vastgelegd in § 1, 1°, d). Hij beëindigt het mandaat van zijn voorganger. § 4. Het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten, zijn van toepassing op de leden van de beheerscommissie bedoeld in § 1, 1°, d), die daartoe gelijkgesteld worden met Rijksambtenaren van de klasse A4. § 5. De beheerscommissie kan iedere persoon uitnodigen om aan haar werkzaamheden deel te nemen wegens zijn ervaring op het gebied van de behandelde materie(s). In dat geval heeft deze persoon een raadgevende stem.

Art. 6.De voorzitter van de beheerscommissie wordt door haar aangewezen onder de leden bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, d). Hij is van een andere taalrol dan die van de directeur-generaal van het Instituut.

De ondervoorzitter van de beheerscommissie is de directeur-generaal van het Instituut.

De secretaris van de beheerscommissie wordt door haar aangewezen onder het personeel van het Instituut.

Art. 7.De beheerscommissie stelt een eigen huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister.

Art. 8.De beheerscommissie kan, uit eigen beweging of op verzoek van de minister of van de directeur-generaal, samen vergaderen met de Wetenschappelijke raad van het Instituut om elk specifiek probleem van het Instituut te onderzoeken. HOOFDSTUK 3. - De ordonnateur

Art. 9.De ordonnateur van het Instituut is de directeur-generaal van het Instituut.

Art. 10.De ordonnateur is belast met : 1° het vertegenwoordigen van het Instituut in alle handelingen van het dagelijkse beheer;2° het voorbereiden van de vergaderingen en het uitvoeren van de beslissingen van de beheerscommissie;3° het vaststellen van de rechten ten bate van het Instituut; 4° het opmaken van het bestek of van de documenten ter vervanging ervan, het kiezen van de wijze van gunning van de opdracht, het opstarten van de procedure en het gunnen van de opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, zulks binnen de perken van de kredieten uitgetrokken voor de opdrachten die niet meer bedragen dan 85.000 euro excl. btw.

Art. 11.Na toestemming van de beheerscommissie kan de ordonnateur, onder zijn verantwoordelijkheid, bepaalde taken bedoeld in artikel 10 opdragen aan de leden van de directieraad van het Instituut.

In afwijking van artikel 10, 4°, is de ordonnateur gemachtigd zijn goedkeuring te geven aan alle uitgaven gedaan via het Federaal Aankoopbureau en aan de uitgaven voor telefonie en voor het water-, elektriciteits-, en brandstofverbruik. HOOFDSTUK 4. - De rekenplichtige

Art. 12.Op voorstel van de beheerscommissie wijst de minister een rekenplichtige aan onder het personeel van het Instituut, die belast is met de verrichtingen van ontvangsten en uitgaven.

Art. 13.De rekenplichtige is belast met : 1° het registreren van de vastgestelde rechten en het verrichten van de betalingen;2° het bewaren en behandelen van de gelden en waarden;3° het opstellen en bewaren van de bescheiden met betrekking tot de begrotingen en rekeningen, alsmede van ieder bewijsstuk;4° het bijhouden van de boekhouding en de inventaris van het vermogen. Hij is verantwoording verschuldigd aan het Rekenhof.

Art. 14.De rekenplichtige ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de minister.

Art. 15.Bij zijn ambtsneerlegging maakt de rekenplichtige een eindrekening van zijn beheer op. HOOFDSTUK 5. - De begroting

Art. 16.De begroting bevat alle uitgaven en ontvangsten. Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Art. 17.Het begrotingsontwerp van de dienst wordt toegevoegd aan het ontwerp van algemene uitgavenbegroting.

De begroting van de dienst wordt goedgekeurd door de Kamer van volksvertegenwoordigers. De goedkeuring wordt verkregen door de aanneming van de betrokken bepalingen in de wet houdende de algemene uitgavenbegroting.

Art. 18.De geldmiddelen die beschikbaar zijn bij het verstrijken van het begrotingsjaar mogen vanaf het begin van het volgend jaar gebruikt worden.

Art. 19.De winsten die voortkomen uit de geleverde expertises in het jaar X-1 worden in het jaar X aan de Schatkist overgemaakt. Het betreffende bedrag wordt vastgelegd op basis van de rekeningen van het jaar X-1 in een verantwoordingsrapport goedgekeurd door de inspectie van financiën en de beheerscommissie. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 20.Het koninklijk besluit van 7 januari 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/01/1998 pub. 21/01/1998 numac 1998009011 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van het administratief en financieel beheer van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie als staatsdienst met afzonderlijk beheer sluiten houdende organisatie van het administratief en financieel beheer van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie als Staatsdienst met afzonderlijk beheer, wordt opgeheven.

Art. 21.Dit koninklijk besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 22.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 september 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Begroting, S. WILMES De Minister van Justitie, K. GEENS

^