Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 juni 2006
gepubliceerd op 06 juli 2006

Koninklijk besluit in uitvoering van artikel 23ter, § 10, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2006022633
pub.
06/07/2006
prom.
21/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/21/2006022633/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JUNI 2006. - Koninklijk besluit in uitvoering van artikel 23ter, § 10, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 23ter, § 10;

Gelet op de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 95bis, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen;

Gelet op de wet van 13 juli 2005 betreffende de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van bepaalde instellingen, inzonderheid op artikel 9bis, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot uitvoering van de wet van 13 juli 2005 betreffende de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van bepaalde instellingen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 december 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 februari 2006;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit de voornoemde wettelijke bepalingen uitvoert;

Overwegende dat deze bepalingen in werking treden op 1 januari 2006 en dat de bepalingen die deze uitvoeren noodzakelijkerwijze op diezelfde datum dienen in werking te treden;

Overwegende dat het bijgevolg noodzakelijk is dat de inninginstellingen van de bijdragen onmiddellijk de praktische modaliteiten vervat in dit besluit kennen met het oog op het nemen van de nodige maatregelen in uitvoering ervan;

Gelet op het advies nr. 39.648/1 van de Raad van State, gegeven op 27 december 2005 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen wordt een artikel 50ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 50ter.§ 1. De persoon of personen bevoegd voor het afleveren van het attest bedoeld in artikel 23ter, § 10, van het koninklijk besluit nr. 38 zijn de personeelsleden van de sociale verzekeringskas-schuldeiser, daartoe benoemd door de raad van bestuur van de genoemde kas of, voor wat betreft de Nationale Hulpkas voor de Sociale verzekeringen der Zelfstandigen, door de raad van beheer van het Rijksinstituut. § 2. De aflevering van het attest, bedoeld in voornoemd artikel 23ter, § 10, is onderworpen aan de indiening van een aanvraag in drie exemplaren door de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon. De aanvraag en het attest worden gesteld op een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door de Minister die Middenstand onder zijn bevoegdheden heeft. Het attest wordt afgeleverd binnen de 8 dagen na de indiening van de aanvraag.

Het attest wordt opgemaakt in drie exemplaren en wordt telkens gevoegd bij de aanvraag van de belanghebbende natuurlijke persoon of de rechtspersoon.

Eén van de personen benoemd overeenkomstig § 1, stuurt een exemplaar van deze documenten aan de belanghebbende natuurlijke persoon of de rechtspersoon en houdt er een kopie van. § 3. De kredietinstellingen en -inrichtingen bedoeld in artikel 23ter, § 10, van het koninklijk besluit nr. 38 dienen slechts in het bezit te zijn van slechts één attest per krediet, lening of voorschot waarvoor een voordeel inzake economische expansie is aangevraagd.

De datum van aflevering van het attest kan niet vroeger zijn dan één maand vóór de datum van de aanvraag tot het verkrijgen van het voordeel, noch later dan diezelfde datum.

Er dient evenwel een nieuw attest te worden voorgelegd wanneer de beslissing tot toekenning van het voordeel niet is genomen binnen de 6 maanden na de datum van het attest. § 4. Een exemplaar van de aanvraag en van het attest bedoeld in § 2 van dit artikel wordt, in voorkomend geval, door één van de personen benoemd overeenkomstig § 1, toegezonden aan de bevoegde overheid die in de aanvraag tot het bekomen van het attest wordt vermeld.

Wanneer uit het attest blijkt dat een bedrag aan bijdragen of aanhorigheden opeisbaar is in hoofde van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een voordeel inzake economische expansie heeft aangevraagd, bepaalt de beslissing tot toekenning van het voordeel dat de kredietinstelling of -inrichting de fondsen niet geheel mag vrijgeven, tenzij de betrokkene zijn schuld tegenover zijn sociale verzekeringskas heeft voldaan. § 5. Wanneer uit het afgeleverde attest, dat aan de kredietinstelling of - inrichting wordt overgelegd, blijkt dat een bedrag aan bijdragen of aanhorigheden opeisbaar is in hoofde van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie een krediet, lening of voorschot is verleend waarvoor een voordeel inzake economische expansie is aangevraagd, mogen de fondsen die afkomstig zijn van het krediet, de lening of het voorschot ten belope van dat bedrag niet worden vrijgegeven, tenzij de belanghebbende natuurlijke persoon of rechtspersoon een nieuw attest overlegt waarmee één van de personen, benoemd overeenkomstig § 1, verklaart dat de betreffende bijdragen en aanhorigheden zijn betaald.

Met instemming van de schuldenaar van de bijdragen mag de kredietinstelling of - inrichting deze fondsen rechtstreeks aan de sociale verzekeringskas-schuldeiser overmaken. § 6. In het geval bedoeld in § 3, derde lid, van dit artikel hoeft de kredietinstelling of -inrichting met de gegevens van het nieuwe attest slechts rekening te houden voor zover de fondsen nog niet zijn vrijgegeven vóór het verstrijken van de termijn van 6 maanden, bedoeld bij deze bepaling. ».

Art. 2.In het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot uitvoering van de wet van 13 juli 2005 betreffende de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van bepaalde instellingen wordt een artikel 8bis ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 8bis.§ 1. De bepalingen van artikel 50ter van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen zijn van toepassing in het kader van de uitvoering van artikel 9bis van de wet. § 2. Evenwel is, voor de toepassing van dit artikel, de bevoegde persoon voor het afleveren van het attest bedoeld in artikel 23ter, § 10, van het voornoemd koninklijk besluit nr. 38 de persoon bedoeld in artikel 21, §§ 5 en 6 van hetzelfde koninklijk besluit nr. 38, of elk personeelslid van het Rijksinstituut dat daartoe werd afgevaardigd. ».

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Minister van Middenstand wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

^