Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 januari 2007
gepubliceerd op 08 februari 2007

Koninklijk besluit met toepassing van artikel 12, § 3 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007022137
pub.
08/02/2007
prom.
21/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/21/2007022137/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit met toepassing van artikel 12, § 3 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 12, § 1, van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van openbare sector, stelt het principe van de perequatie vast. Met toepassing van dit principe worden, in geval van verhoging van de maximumwedde van de personeelsleden in actieve dienst die bekleed zijn met een bepaalde graad, de pensioenen van de gewezen personeelsleden die gepensioneerd zijn in die graad, geherwaardeerd ten belope van hetzelfde verhogingspercentage als datgene dat werd toegekend aan de personeelsleden in actieve dienst.

In principe is de perequatie automatisch (d.w.z. dat zij ambtshalve wordt uitgevoerd zonder dat een aanvraag moet worden ingediend) en onmiddellijk (wat betekent dat de gepensioneerden onmiddellijk en in een enkele keer het herwaarderingspercentage genieten dat werd toegekend aan de actieven).

Artikel 12, § 3, van voormelde wet van 9 juli 1969 bepaalt evenwel dat de Koning, indien de herwaardering van de wedden groter is dan 5 pct., kan beslissen dat de verhogingen van het pensioen worden uitbetaald in jaarlijkse opeenvolgende schijven die met een weddenverhoging van maximum 5 pct. overeenstemmen.

Onlangs heeft een koninklijk besluit van 22 mei 2005 een dergelijke spreiding vastgesteld als gevolg van de belangrijke weddenherwaarderingen die toegekend werden aan de inspecteurs van financiën die behoren tot het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën. Hetzelfde beginsel van beperking moet ook toegepast worden op alle andere perequaties die onlangs werden toegekend en die groter zijn dan 5 pct. of zelfs 10 pct.

Zodoende beoogt dit besluit : - de belangrijke weddenschaalverhoging die toegekend werd aan militairen van bepaalde rangen met uitwerking op 1 augustus 2005, bij koninklijk besluit van 18 maart 2003, - de belangrijke weddenschaalverhogingen die toegekend werden aan bepaalde categorieën van het personeel van de diensten van de Senaat en van de Kamer van Volksvertegenwoordigers met uitwerking op 1 augustus 2003, bij beslissing van het Bureau van de Senaat van 4 april 2003 en bij beslissing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 30 juli 2003, - de belangrijke weddenschaalverhoging die toegekend werd aan bepaalde categorieën van het personeel van de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad met uitwerking op 1 maart 2004, bij beslissing van het Bureau van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 4 februari 2004, - de belangrijke weddenschaalverhoging die toegekend werd aan bepaalde categorieën van het personeel van de wetenschappelijke instellingen met uitwerking op 1 oktober 2002, bij besluit van de Vlaamse Regering van 20 februari 2004, - de belangrijke weddenschaalverhoging die toegekend werd aan bepaalde graden van niveau A met uitwerking op 1 december 2004, bij koninklijk besluit van 4 augustus 2004, - de belangrijke weddenschaalverhoging die toegekend werd aan bepaalde graden van niveau B van het Ministerie van Landsverdediging met uitwerking op 1 oktober 2002, bij koninklijk besluit van 2 september 2004, - de belangrijke weddenschaalverhoging die toegekend werd aan andere categorieën van het personeel van de diensten van de Kamer van Volksvertegenwoordigers met uitwerking op 1 januari 2004, bij beslissing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 2 februari 2005.

Rekening houdend met de omvang van de toegekende weddenschaalverhogingen, heeft de Regering het opportuun geacht om de budgettaire weerslag, die voor de Staatskas voorvloeit uit de perequatie van de pensioenen, te beperken. Deze pensioenen zullen verhoogd worden in opeenvolgende jaarlijkse schijven van elk 5 pct. van het maximum van de betreffende weddenschaal, zoals het vastgesteld was vóór de respectievelijke data van de toekenning van de weddenverhoging. Deze manier van werken zal tot gevolg hebben dat de budgettaire weerslag van de perequatie gespreid wordt in de tijd.

Op 1 december 2006 heeft de Raad van State een negatief advies gegeven over dit ontwerp, voornamelijk omdat de voorwaarde van het samengaan van dit koninklijk besluit en de herwaardering van de weddenschalen niet gerespecteerd werd.

De Regering vindt het evenwel opportuun om dit advies niet te volgen.

Vanaf 21 mei 2003, dus alvorens kennis te hebben van de in dit besluit bedoelde beslissingen tot weddenschaalverhogingen, had de toenmalige Minister van Pensioenen immers een principiële beslissing genomen om de procedure, zoals bedoeld in artikel 12, § 3, van voormelde wet van 9 juli 1969, aan te wenden.

De tijd die verlopen is tussen de inwerkingtreding van de verschillende weddenschaalverhogingen en de afkondiging van dit besluit is het gevolg van de verschillende formaliteiten die na elkaar moeten vervuld worden en waarvan sommige een redelijk lange termijn in beslag genomen hebben omdat studies nodig waren om met kennis van zaken een advies te kunnen geven.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

21 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit met toepassing van artikel 12, § 3, van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector, inzonderheid op artikel 12, § 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier;

Gelet op de beslissing van het Bureau van de Senaat van 4 april 2003 tot verhoging van de weddenschalen van de personeelsleden van zijn diensten;

Gelet op de beslissingen van het Bureau van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 30 juli 2003 en 2 februari 2005 tot verhoging van de weddenschalen van de personeelsleden van haar diensten;

Gelet op de beslissing van het Bureau van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 4 februari 2004 tot verhoging van de weddenschalen van de personeelsleden van zijn diensten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 februari 2004 tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997 wat betreft de uitvoering van het Lambermontakkoord en andere bepalingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus B, C en D en tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 december 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 april 2006;

Gelet op het protocol n° 156/3 van 20 oktober 2006 van het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het protocol n° N-245.2304 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 3 oktober 2006;

Gelet op het advies 41.763/2 van de Raad van State, gegeven op 1 december 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat de weddenschaalverhogingen in het merendeel van de in dit besluit opgenomen gevallen reeds werden uitgevoerd, terwijl de perequaties, die in principe gelijktijdig gebeuren, nog niet werden uitgevoerd aangezien de politieke beslissing om de perequatie van de pensioenen te beperken tot jaarlijkse opeenvolgende schijven van 5 pct. teneinde dezelfde gedragslijn te volgen als die welke gevolgd werd voor de inspecteurs van financiën, in dit besluit diende uitgevoerd te worden.

Overwegende dat de verhoging van de maximumwedde van bepaalde graden hoger is dan 5 pct., of zelfs 10 pct., en dat het derhalve opportuun is om te voorzien in een spreiding van de budgettaire last die voortvloeit uit de perequatie van de op de datum van de toekenning van deze verhoging lopende pensioenen van de vroegere titularissen van deze graden;

Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De verhoging van de lopende pensioenen die voortvloeit uit de herziening op 1 augustus 2005 van de maximumwedde van de militairen van bepaalde rangen, met toepassing van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, wordt, gedurende een jaar te rekenen vanaf 1 augustus 2005, beperkt tot 5 pct. en het saldo is verschuldigd op 1 augustus 2006.

Art. 2.De verhoging van de lopende pensioenen die voortvloeit uit de herziening op 1 oktober 2002 van de maximumwedde van de graden van niveau B van de personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging, met toepassing van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus B, C en D en tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging, wordt, gedurende een jaar te rekenen vanaf 1 oktober 2002, beperkt tot 5 pct.

Voor elk van de volgende jaren, beginnend op 1 oktober van elk jaar, wordt de verhoging beperkt tot jaarlijkse opeenvolgende schijven die maximum gelijk zijn aan die welke bepaald is voor het eerste jaar.

Art. 3.De verhoging van de lopende pensioenen die voortvloeit uit de herziening op 1 augustus 2003 van de maximumwedde van de graden van de personeelsleden van de Quaestuur van de Senaat, met toepassing van het besluit van 4 april 2003 van het Bureau van de Senaat, wordt, gedurende een jaar te rekenen vanaf 1 augustus 2003, beperkt tot 5 pct. Voor elk van de volgende jaren, beginnend op 1 augustus van elk jaar, wordt de verhoging beperkt tot jaarlijkse opeenvolgende schijven die maximum gelijk zijn aan die welke bepaald is voor het eerste jaar.

Art. 4.De verhoging van de lopende pensioenen die voortvloeit uit de herziening op 1 augustus 2003 van de maximumwedde van de graden van de personeelsleden van de Quaestuur van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, met toepassing van het besluit van 30 juli 2003 van het Bureau van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, wordt, gedurende een jaar te rekenen vanaf 1 augustus 2003, beperkt tot 5 pct. Voor elk van de volgende jaren, beginnend op 1 augustus van elk jaar wordt de verhoging beperkt tot jaarlijkse opeenvolgende schijven die maximum gelijk zijn aan die welke bepaald is voor het eerste jaar.

Art. 5.De verhoging van de lopende pensioenen die voortvloeit uit de herziening op 1 januari 2004 van de maximumwedde van de graden van de personeelsleden van de Quaestuur van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, met toepassing van het besluit van het Bureau van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 2 februari 2005, wordt, gedurende een jaar te rekenen vanaf 1 januari 2004, beperkt tot 5 pct. en het saldo is verschuldigd op 1 januari 2005.

Art. 6.De verhoging van de lopende pensioenen die voortvloeit uit de herziening op 1 maart 2004 van de maximumwedde van de graden van de personeelsleden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, met toepassing van de beslissing van het Bureau van 4 februari 2004, wordt, gedurende een jaar te rekenen vanaf 1 maart 2004, beperkt tot 5 pct. Voor elk van de volgende jaren, beginnend op 1 maart van elk jaar, wordt de verhoging beperkt tot jaarlijkse opeenvolgende schijven die maximum gelijk zijn aan die welke bepaald is voor het eerste jaar.

Art. 7.De verhoging van de lopende pensioenen die voortvloeit uit de herziening op 1 oktober 2002 van de maximumwedde van de graden van de personeelsleden, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 februari 2004 tot wijziging van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997 wat betreft de uitvoering van het Lambermontakkoord en andere bepalingen, wordt, gedurende een jaar te rekenen vanaf 1 oktober 2002, beperkt tot 5 pct. en het saldo is verschuldigd op 1 oktober 2003.

Art. 8.De verhoging van de lopende pensioenen die voortvloeit uit de herziening op 1 december 2004 van de maximumwedde van de graden van niveau A van het Rijkspersoneel, met toepassing van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, wordt, gedurende een jaar te rekenen vanaf 1 december 2004, beperkt tot 5 pct. en het saldo is verschuldigd op 1 december 2005.

Art. 9.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

^