gepubliceerd op 27 maart 2024
Koninklijk besluit betreffende de ijkverrichtingen voor opslagtanks
21 FEBRUARI 2024. - Koninklijk besluit betreffende de ijkverrichtingen voor opslagtanks
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen wordt genomen in uitvoering van de artikelen VIII.43, §§ 3 en 4, VIII.46, § 2, VIII.51, VIII.52, VIII.53, VIII.54, eerste lid, en VIII.55 van het Wetboek van economisch recht (hierna "WER") en beoogt een herwerking en modernisering van het koninklijk besluit van 3 november 1993 betreffende de landtanks.
Het gebruik van opslagtanks voor producten is een fundamenteel onderdeel van onder meer de chemische en farmaceutische industrie in België. De capaciteit voor opslag in zeehavens en binnenhavens kent de afgelopen jaren een wezenlijke groei. De exploitatie van de opslagtanks vormt een dienstverlening voor de producent/verkoper en de koper van in transit opgeslagen producten. Het belang van het juist meten van de actuele hoeveelheid van opgeslagen producten is niet enkel belangrijk in het kader van de commerciële transacties maar in toenemende mate ook voor het correct innen van accijnzen. Omwille van het toenemende belang van een juiste en betrouwbare meting, dringt de nood zich op om de bestaande regelgeving te moderniseren. De opslagtanks die hiervoor gebruikt worden, zijn gebouwd om te functioneren als meetinstrument in de zin van artikel I.9, 14°, van het WER dat de definities eigen aan boek VIII omvat en meetinstrumenten definieert als "alle voorwerpen, instrumenten en werktuigen of hun combinaties, uitsluitend of subsidiair opgevat en verwezenlijkt met het doel metingen te verrichten".
Bij artikel VIII.43 van het WER wordt algemeen opgelegd dat de metingen die in het economisch verkeer of voor de berekening van heffingen en restituties uitgevoerd worden, met geijkte meetwerktuigen moeten worden verricht.
Vooreerst legt het ontwerp koninklijk besluit de eerste ijk, de herijk en de technische controle op aan vaste en semi-vaste opslagtanks die deel uitmaken van een meetinstallatie voor metingen in het economisch verkeer, metingen uitgevoerd ter berekening van belastingen, andere heffingen en restituties, of metingen voor de toepassing van wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen. De samenstelling, de ontwerpkenmerken en de meeteigenschappen alsmede alle voorwaarden waaraan de opslagtanks moeten voldoen, wanneer het gebruik van geijkte meetwerktuigen verplicht is, worden duidelijk bepaald (artikel VIII.46, § 2, van het WER).
Een van die voorwaarden betreft de nauwkeurigheidsklasse. Er worden in het ontwerp koninklijk besluit drie klassen voorzien waarbij de klasse 3 de standaard is. De opslagtanks moeten ten minste voldoen aan de bepalingen van klasse 3. Echter, de diensten van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie bevoegd voor metrologie (hierna de Metrologische Dienst genoemd) menen dat het niet aan ze toekomt om voor alle denkbare toepassingen de meest optimale nauwkeurigheidsvereisten a priori vast te stellen. Het is dan ook de bedoeling van deze bepaling enerzijds, dat ondernemingen uit eigen wil kunnen opteren voor een hogere klasse, en anderzijds, om aan te geven dat andere bestuurlijke overheden in de uitvoering van hun beleid en met het oog op het behalen van concrete doelstellingen, een hogere nauwkeurigheid dan de klasse 3 kunnen opleggen. De nauwkeurigheidseisen van bijvoorbeeld de farmaceutische industrie kunnen namelijk erg verschillen van deze van de energiesector. Echter om enig kader te geven aan de exploitanten van opslagtanks, aan de keuringsinstellingen die methodes ontwikkelen voor het kalibreren en controleren van opslagtanks enerzijds, en anderzijds om een leidraad te bieden voor de andere bestuurlijke overheden die een bepaalde graad van controle wensen op de metingen die worden uitgevoerd in de uitvoering van hun beleid, worden drie mogelijke klassen vooropgesteld.
Daarnaast worden de nadere regels omtrent de eerste ijk en de herijk, alsook de inhoud van een metrologisch dossier, uitvoerig en duidelijk bepaald (artikel VIII.53 van het WER). De herijk wordt volledig gedelegeerd aan daartoe erkende keuringsinstellingen, hetgeen vandaag de facto reeds het geval is. Ook de erkenningsvoorwaarden voor de keuringsinstellingen zijn in dit ontwerp koninklijk besluit opgenomen.
Deze zijn in lijn met de reeds bestaande regels.
Dit ontwerp van koninklijk besluit wil de herijktermijn afstemmen op de effectieve operationele noden die voortvloeien uit vaststellingen uit de praktijk van de gebruikers en indien mogelijk ook op de bedrijfsvoering. De termijn voor herijk is daarom van tien jaar naar twintig jaar gebracht voor vaste opslagtanks met een nominale capaciteit groter dan 100.000 liter en naar vijf jaar voor kleinere vaste opslagtanks met een nominale capaciteit kleiner dan of gelijk aan 100.000 liter en voor semi-vaste opslagtanks. De minister bevoegd voor Economie of, bij delegatie door deze laatste, een leidend personeelslid van zijn administratie, kan de termijn van de herijk verlengen, na een uitvoerig gemotiveerde aanvraag van de gebruiker en een advies van de Metrologische Dienst. De verlenging van tien jaar naar twintig jaar wordt ingegeven door het feit dat er geen negatieve impact is op de metrologische aspecten en de toepasselijke milieuwetgeving de gebruikers van opslagtanks verplicht om minstens om de twintig jaar een volledige en grondige, inwendige keuring van de tank uit te voeren. Een inwendige keuring van een opslagtank geeft aanleiding tot een lange onderbreking van de productie en een aanzienlijke logistieke operatie om de werken te kunnen uitvoeren in veilige omstandigheden. Het afstemmen van de periode van de herijk met de periode voor milieukeuring biedt aan de operatoren de mogelijkheid om kosten te besparen en om hun rendement te verhogen.
De Raad van State schrijft in zijn advies 69.843/1/V van 2 augustus 2021 dat "in de mate dat het ontwerp tevens productnormen voor opslagtanks vastlegt, moeten de gewestregeringen betrokken worden bij de uitwerking van het ontwerp (artikel 6, § 4, 1°, BWHI)". Hierop kan heel kort geantwoord worden dat het ontwerp geen productnormen voor opslagtanks oplegt en bijgevolg de gewestregeringen dus niet moeten betrokken worden. Een uitgebreidere analyse dringt zich echter op.
In essentie dienen twee elementen onderzocht te worden. Ten eerste, legt het ontwerp van koninklijk besluit productnormen voor opslagtanks vast, en ten tweede, indien ja, wat is de impact daarvan? De eerste onderzoeksvraag vereist een duidelijke definitie van het begrip "productnormen". Blijkens de parlementaire voorbereiding van het artikel 6, § 1, II, tweede lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen dienen in het algemeen als productnormen te worden aangemerkt "normen die bepalen welk niveau van verontreiniging of hinder niet mag worden overschreden in de samenstelling of bij de emissie van een product, of die specificaties bevatten over de eigenschappen, de wijze van gebruik, de beproevingsnormen, het verpakken, het merken, het etiketteren van producten" (1).
In de toelichting bij die bijzondere wetsbepaling (2) en tijdens de verdere parlementaire bespreking ervan - meer bepaald bij de bespreking in de bevoegde Kamercommissie (3) - is er bij herhaling op gewezen dat als "productnormen" waarvan het vaststellen overeenkomstig die bepaling aan de federale overheid wordt voorbehouden, alleen moeten worden beschouwd voorschriften waaraan producten vanuit milieuoogpunt moeten beantwoorden "bij het op de markt brengen". Het voorbehouden van de bevoegdheid inzake productnormen aan de federale overheid is immers precies verantwoord door de noodzaak om de Belgische economische en monetaire unie te vrijwaren (4) en om obstakels voor het vrij verkeer van goederen tussen de gewesten uit de weg te ruimen (5).
Hieruit volgt vooreerst dat productnormen voorschriften zijn waaraan producten "vanuit milieuoogpunt" moeten beantwoorden bij het op de markt brengen. In dit ontwerp van koninklijk besluit zijn echter geen voorschriften vastgesteld waaraan de opslagtanks vanuit milieuoogpunt moeten beantwoorden.
De Raad van State heeft in zijn advies van 16 september 1992 bij het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen het volgende geschreven over de productnormen uit artikel 6, § 1, II, tweede lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen: Het onderscheid tussen milieuhygiënische produktnormen, enerzijds, en produktnormen die de marktordening of de bescherming van de verbruiker op het oog hebben, anderzijds, blijft evenwel belang hebben, aangezien beide soorten normen aan een verschillend juridisch regime onderworpen zijn: uit het voorgestelde artikel 6, § 4, 1° , van de bijzondere wet (artikel I, § 3, van het voorstel) volgt immers dat de Gewestexecutieven moeten worden betrokken bij het ontwerpen van de milieu hygiënische produktnormen bedoeld in artikel 6, § 1, II, tweede lid, 1°, terwijl die op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereiste (zie artikel 124bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof) niet wordt opgelegd voor produktnormen die de nationale overheid zich voorneemt vast te stellen op grond van de haar door artikel 6, § 1, VI, vierde lid, 2°, en vijfde lid, 4° en 9°, voorbehouden bevoegdheid.
Hieruit volgt vervolgens dat de productnormen bedoeld in artikel 6, § 1, II, tweede lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen milieu-hygiënische aspecten regelen. Dit ontwerp van koninklijk besluit bevat echter geen bepalingen die zouden kunnen beschouwd worden als zijnde milieu-hygiënische productnormen of productnormen in het kader van leefmilieu en waterbeleid. In dit ontwerp van koninklijk besluit zijn geen voorschriften vastgesteld die de opslagtanks bepaalde eisen opleggen met betrekking tot milieu-hygiënische aspecten. (Dit zou overigens niet behoren tot de bevoegdheid van de Metrologische Dienst). De bepalingen die mogelijks als productnormen zouden kunnen beschouwd worden, hebben bovendien zelfs geen gemengd karakter en raken bijgevolg dus niet aan het leefmilieu en waterbeleid.
Hieruit volgt ten slotte dat de bepalingen uit het ontwerp koninklijk besluit waarnaar de Raad van State verwijst géén productnormen bevatten in de zin van de definitie zoals ze al jaren wordt herhaald en bevestigd in zijn eigen adviezen enerzijds en de arresten van het Grondwettelijk Hof anderzijds.
Bijgevolg dient dan ook het volgende opgemerkt te worden. De Raad van State stelt in dit advies duidelijk dat er een verschillend juridisch regime is en dat de op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereiste voor overleg met de gewestregeringen enkel van toepassing is op milieu-hygiënische productnormen, terwijl dat niet het geval is voor productnormen die de nationale overheid zou willen vaststellen op grond van haar exclusieve bevoegdheid inzake metrologie.
De Raad van State stelt verder ook dat "het aanknopingspunt voor het vaststellen van de bevoegdheid niet bepaald [wordt] door het nagestreefde doel, maar door de geregelde aangelegenheid"(6). Hier is de Metrologische Dienst volledig mee akkoord. In tegenstelling tot wat de Raad van State in zijn advies beweert, is dat nu net exact wat hier geregeld wordt, namelijk aspecten van metrologie. De aangelegenheid die hier geregeld wordt is enkel en alleen metrologie, welke een exclusief federale bevoegdheid is. De geregelde aangelegenheid betreft de opslagtanks welke een meetinstrument zijn zoals gedefinieerd in het WER (zie hoger). Er worden hierbij geen normen voorzien die betrekking hebben op het milieu. De eigenschappen, de wijze van gebruik, de beproevingsnormen en dergelijke meer - indien dit al zou kunnen gelezen worden in het ontwerp koninklijk besluit - hebben echter betrekking op het meetinstrument "de opslagtank". De geregelde aangelegenheid bevindt zich dan ook uitsluitend binnen de exclusieve federale bevoegdheid inzake metrologie en raakt op geen enkel moment aan milieu-hygiënische aspecten. Bovendien dient opgemerkt te worden dat de opslagtanks die niet gebruikt worden voor het uitvoeren van ijkplichtige metingen niet onderworpen zijn aan de bepalingen van het ontwerp koninklijk besluit.
Aangezien de bevoegdheid van de federale wetgever om voorschriften omtrent de voorwaarden waaraan de meetinstrumenten moeten voldoen alsmede omtrent hun samenstelling en meeteigenschappen vast te stellen, niet steunt op artikel 6, § 1, II, van de voornoemde bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, maar op artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 9°, van deze bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, mist punt 6 van het advies van de Raad van State dat een schending suggereert van artikel 6, § 4, van de voormelde bijzondere wet - dat, wat bepaalde leefmilieuaangelegenheden betreft, het "betrekken" door de federale wetgever van de gewestelijke overheden verplicht stelt - rechtens grondslag. (7) Om deze redenen kan het advies wat dat punt betreft dan ook niet gevolgd worden en werd dus geen overleg met de gewestregeringen gepleegd.
Het toezicht door de Metrologische Dienst en zijn tussenkomst bij de ijkverrichtingen wordt eveneens beschreven. Het toezicht is gebaseerd op de erkenning van private ondernemingen die wensen op te treden als keuringsinstelling, en op de opvolging hiervan. De tussenkomsten bij ijkverrichtingen betreffen in essentie de validatie van het metrologisch dossier bij de bevestiging van de eerste ijk, en het leveren van de aanvaardingsmerken voor de eerste ijk en de herijk. De ijklonen voor deze tussenkomsten en voor de ijkmerken die de Metrologische Dienst levert aan de conformiteitsbeoordelingsinstantie, worden in het voorgestelde besluit vastgelegd. Het verschil tussen de ijklonen is te verklaren door het verschil in tussenkomst door de Metrologische Dienst bij de eerste ijk enerzijds en de herijk anderzijds. Deze laatste werd immers volledig gedelegeerd en het ijkloon omvat dus enkel de prijs voor het leveren van het aanvaardingsmerk.
Met betrekking tot de taalkundige opmerkingen kan het volgende worden meegegeven. Het woord "prévu" in de Franse tekst en weergegeven in de Nederlandse tekst door het woord "beoogd" wordt gebruikt in overeenstemming met de terminologie die gebruikt wordt in Richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten. De richtlijn vertaalt "intended use" in het Engels als "beoogde gebruik" in het Nederlands en "utilisation prévue" in het Frans.
In navolging van het gunstige advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit nr. 206/2021 van 16 november 2021 werd een artikel ingevoegd dat de verwerkingsverantwoordelijke identificeert en de bewaringstermijn bepaalt.
Er is tot slot een overgangsbepaling voorzien en het koninklijk besluit van 3 november 1993 betreffende de landtanks wordt opgeheven.
Dit is de draagwijdte van het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota's (1) Parl.St., Senaat, 1992-93, nr. 558-1, p. 17. Zie ook de arresten van het Arbitragehof nr. 47 van 25 februari 1988 en nr. 55 van 26 mei 1988 en de Aanbeveling van de Raad van de Europese Gemeenschappen 75/436/E.E.G. van 3 maart 1975. (2) Parl.St., Senaat, 1992-93, nr. 558-1, p. 20. (3) Parl.St., Kamer, 1992-93, nr. 1063/7, pp. 37, 38, 39, 42, 43 en 44. (4) Parl.St., Senaat, 1992-93, nr. 558-1, p. 20; Parl. St., Kamer, 1992-93, nr. 1063/7, p. 37. (5) Parl.St., Senaat, 1992-93, nr. 558-5, p. 67. (6) Punt 5.2 van het Advies 69843/1/V (7) Naar analogie met het arrest 4/95 van 2 februari 1995 van het Arbitragehof, p.19-21.
Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 69.843/1/V van 2 augustus 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de ijkverrichtingen voor opslagtanks' Op 7 juli 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie en Werk verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege verlengd(*) tot 23 augustus 2021, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de ijkverrichtingen voor opslagtanks'.
Het ontwerp is door de eerste vakantiekamer onderzocht op 27 juli 2021. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Chantal BAMPS en Bert THYS, staatsraden, Bruno PEETERS, assessor, en Wim GEURTS, griffier. Het verslag is uitgebracht door Cedric JENART, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried VAN VAERENBERGH, kamervoorzitter.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 2 augustus 2021. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het koninklijk besluit van 3 november 1993 `betreffende de landtanks' te herzien en te moderniseren.3. Voor de ontworpen regeling kan in beginsel rechtsgrond worden gevonden in de bepalingen die worden vermeld in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp. Er dient evenwel te worden opgemerkt dat, in zoverre de regeling in artikel 9, § 11, van het ontwerp betrekking heeft op landen die geen deel uitmaken van de EU, geen rechtsgrond kan worden gevonden in artikel VIII.53, § 3 WER (1). Bijgevolg dient de zinsnede "of in Turkije" te worden geschrapt in de ontworpen bepaling.
BEVOEGDHEID 4. De federale overheid kan voor de ontworpen regeling in de eerste plaats een beroep doen op haar bevoegdheid inzake metrologie krachtens artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 9°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot hervorming der instellingen' (BWHI). 5.1. Een aantal bepalingen van het ontwerp lijken echter betrekking te hebben op voorschriften voor het op de markt brengen van opslagtanks (zie bv. de artikelen 4, vierde lid,(2) 5, derde lid,(3) 6(4) en 7(5).(6) 5.2. Bovendien dient te worden opgemerkt dat minstens het gebruik van de zinsnede "een opslagtank is zo(danig) ontworpen (en gerealiseerd) dat ..." in de artikelen 5, derde lid, en 6, tweede en vierde lid, van het ontwerp impliceert dat de opgelegde verplichting zich evenzeer uitstrekt tot de fabrikant en de verdeler van de opslagtank. Voorts geeft ook de verwijzing door de gemachtigde naar de Verordening (EU) 2019/515 `betreffende de erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht' met betrekking tot het toepassingsgebied van artikel 9, § 11, van het ontwerp aan dat het ontwerp in zijn huidige vorm betrekking heeft op het op de markt brengen van landtanks.(7) Ten slotte wordt het aanknopingspunt voor het vaststellen van de bevoegdheid niet bepaald door het nagestreefde doel, maar door de geregelde aangelegenheid. 5.3. De sub 5.1 vermelde bepalingen van het ontwerp zouden kunnen worden beschouwd als betrekking hebbend op productnormen waarvan de vaststelling op grond van artikel 6, § 1, II, tweede lid, 1°, BWHI, tot de federale bevoegdheid behoort.
De stellers van het ontwerp dienen er wel op toe te zien dat sommige bepalingen ervan niet worden geconcipieerd als vestigingsvoorwaarden aangezien deze overeenkomstig artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 6°, BWHI, in beginsel een gewestelijke bevoegdheid uitmaken.(8) VORMVEREISTEN 6. In de mate dat het ontwerp tevens productnormen voor opslagtanks vastlegt, moeten de gewestregeringen betrokken worden bij de uitwerking van het ontwerp (artikel 6, § 4, 1°, BWHI).De gemachtigde bevestigt dat dit vooralsnog niet gebeurd is. 7. Artikel 36, lid 4, van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)' (hierna: AVG), gelezen in samenhang met artikel 57, lid 1, c), en overweging 96 van die verordening, voorziet in een verplichting om de toezichthoudende autoriteit, in dit geval de Gegevensbeschermingsautoriteit bedoeld in de wet van 3 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) sluiten `tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit', te raadplegen bij het opstellen van een voorstel voor een door een nationaal parlement vast te stellen wetgevingsmaatregel, of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel door een regering in verband met verwerking van persoonsgegevens. Een aantal bepalingen in het ontwerp houden verband met de verwerking van persoonsgegevens.(9) Door de gemachtigde wordt dienaangaande de volgende toelichting gegeven: "Er werd geen advies gevraagd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit.
De gegevens bedoeld in onder meer artikel 9 en artikel 11 van het ontwerp hebben in eerste instantie betrekking gegevens van rechtspersonen, naargelang het geval, de gebruiker of de fabrikant van de opslagtank. Deze gegevens zijn noodzakelijk voor het uitvoeren van de taken van wettelijke metrologie met het oog op, onder meer, de consumentenbescherming, de bescherming van eerlijke handel en het correct en efficiënt innen van heffingen en accijnzen. Het opvragen van dergelijke gegevens is van oorsprong een traditioneel onderdeel van de uitvoering en handhaving van regels inzake wettelijke metrologie. Alhoewel hierbij niet uitgesloten kan worden dat persoonsgegevens van natuurlijke personen worden overgemaakt, dient hierbij opgemerkt te worden dat het geenszins gaat over een nieuw soort register of over aanpassing van een bestaand register, noch wat inhoud, noch wat doelstelling betreft." Deze zienswijze kan niet worden gevolgd. Ten eerste is de vraag of de verwerking van persoonsgegevens "nieuw" is ten aanzien van de bestaande situatie, op zich beschouwd niet relevant voor de principiële vereiste om regels met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens voor te leggen aan de Gegevensbeschermingsautoriteit.
In de tweede plaats is de omstandigheid dat de persoonsgegevens wellicht voornamelijk verband houden met beroepsactiviteiten eveneens irrelevant: ook beroepsactiviteiten vallen onder de persoonlijke levenssfeer (10) en de AVG maakt geen uitzondering voor de verwerking van persoonsgegevens die tevens het karakter zouden aannemen van bedrijfsgegevens.(11) Het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit moet bijgevolg nog worden ingewonnen vooraleer de ontworpen regeling doorgang kan vinden. 8. Indien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van de voornoemde vormvereisten nog wijzigingen zou ondergaan, moeten de aldus gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, alsnog aan de afdeling Wetgeving worden voorgelegd. ONDERZOEK VAN DE TEKST ALGEMENE OPMERKING 9. De Nederlandse en de Franse tekst van het ontwerp zouden op diverse punten beter op elkaar moeten worden afgestemd.(12) Daarnaast verdient vooral de Nederlandse tekst van het ontwerp op redactioneel vlak een bijkomend onderzoek.
BIJZONDERE OPMERKINGEN Artikel 8 10. Artikel 8, § 2, van het ontwerp, stelt dat de opslagtanks ten minste voldoen aan de bepalingen van klasse 3, tenzij specifieke wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen uitdrukkelijk opteren voor klasse 1 of klasse 2. In eerste instantie is het niet duidelijk welke "bestuursrechtelijke" bepalingen niet "wettelijk" of "reglementair" zouden zijn. Bovendien lijkt deze bepaling een - weliswaar toelaatbare, maar niet noodzakelijke - delegatie aan de Koning in te houden om te opteren voor klasse 1 of klasse 2.
Dienaangaande werd door de gemachtigde de volgende duiding gegeven: "Het is de bedoeling om aan te geven dat andere bestuurlijke overheden, in de uitvoering van hun beleid en met het oog op het behalen van concrete doelstellingen, een hogere nauwkeurigheid dan de standaard (klasse 3) vereisen. Wij zijn van oordeel dat het niet aan de wettelijke metrologie toekomt om voor alle denkbare toepassing de meest optimale nauwkeurigheidsvereisten a priori vast te stellen. De nauwkeurigheidseisen van bij voorbeeld de farmaceutische industrie kunnen namelijk erg verschillen van deze van de energiesector. Echter om enig kader te geven aan de ontwerper van opslagtanks, aan de keuringsinstellingen die methodes ontwikkelen voor het kalibreren en controleren van opslagtanks enerzijds, en anderzijds om een leidraad te bieden voor de andere bestuurlijke overheden die een bepaalde graad van controle wensen op de metingen die worden uitgevoerd in de uitvoering van hun beleid, stellen wij drie mogelijke klassen voorop." De redactie van artikel 8, § 2, van het ontwerp, zal moeten worden aangepast ten einde beter de eraan ten grondslag liggende bedoeling weer te geven zoals deze is geschetst door de gemachtigde.
Artikel 10 11. Artikel 10, § 10, van het ontwerp refereert aan "modaliteiten door hem [de Metrologische Dienst] bepaald". Gevraagd of dit een regelgevende bevoegdheid voor de Metrologische Dienst inhoudt en of deze delegatie aanvaardbaar is, antwoordde de gemachtigde: "Het betreft hier inderdaad louter praktische regels (gebruik van modellen, gebruik van ICT toepassingen e.d.) van ondergeschikt belang en met het oog op een doeltreffende en doelmatige instroom van informatie." De voornoemde "modaliteiten" (lees: nadere regels) zijn aanvaardbaar in de mate dat zij geen verordenend karakter hebben. Indien zij wel een verordenend karakter hebben, kunnen zij enkel betrekking hebben op aangelegenheden van technische of bijkomstige aard.
Artikel 12 12. Met betrekking tot artikel 12, § 3, tweede lid, van het ontwerp rijst de vraag hoe de onafhankelijkheid en afwezigheid van een belangenconflict aangetoond kunnen worden. Door de gemachtigde wordt dienaangaande de volgende duiding gegeven: "Er bestaan hiervoor internationaal erkende criteria en methodes (onder meer opgenomen in internationale normen voor accreditatie van instanties voor conformiteitsbeoordeling), die onder meer voorzorgs- en controlemaatregelen voorzien op vlak van organisatiestructuur, scheiding van taken en verantwoordelijkheden, en werkprocedures die de onafhankelijk van de conformiteitsbeoordeling onderbouwen en waarborgen. Toezicht hierop wordt bovendien versterkt met ad hoc controles van individuele dossiers." Indien het werkelijk de bedoeling is om op bindende wijze te refereren aan internationale normen, moet minstens gepreciseerd worden om welke standaarden het gaat. Indien het niet de bedoeling is om deze internationale normen te incorporeren in het ontwerp, dient het ontwerp zelf te verduidelijken welke criteria de onafhankelijkheid en belangenconflicten binnen een instelling bepalen.
Dezelfde opmerking geldt met betrekking tot het gebruik van "de toepasselijke normen" in artikel 12, § 7, 3°, van het ontwerp. (13) 13. Voor het gebruik van "richtlijnen" in artikel 12, § 11, van het ontwerp kan mutatis mutandis verwezen worden naar de opmerking bij artikel 10, § 10, van het ontwerp. Artikel 15 14. Het in artikel 15, § 1, van het ontwerp vermelde ijkloon, dat rechtsgrond vindt in artikel VIII.54 van het Wetboek van economisch recht, moet in de eerste plaats beschouwd worden als een retributie-vergoeding.
Een retributie dient een geldelijke vergoeding te zijn van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de heffingsplichtige, individueel beschouwd, en zij moet een louter vergoedend karakter hebben, zodat er een redelijke verhouding moet bestaan tussen de kostprijs of de waarde van de verstrekte dienst en het bedrag dat de heffingsplichtige verschuldigd is. Bij gemis van een zodanige verhouding verliest de retributie haar vergoedend karakter en wordt zij van fiscale aard.(14) (15) De Raad van State beschikt niet over de technische expertise om uit te maken of de ijklonen bedoeld in artikel 15, § 1, effectief gelden als tegenprestatie voor een dienst die aan de onderneming of ondernemingsvereniging wordt bewezen. Evenmin kan nagegaan worden of er tussen de kostprijs van die dienst en het bedrag van de bijdrage een billijke verhouding bestaat, waarbij enkel opgemerkt kan worden dat een factor van 25 tussen de eerste ijk (2500 euro) en een herijk (100 euro) aanzienlijk lijkt.
De stellers van het ontwerp dienen in het licht van de hierboven aangehaalde beginselen de bedragen van de ijklonen te verifiëren.
Artikel 20 15. Tenzij er een specifieke reden bestaat om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding van besluiten, vastgesteld bij artikel 84, 2°, eerste lid, BWHI, dient te worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding, teneinde eenieder een redelijke termijn te geven om kennis te nemen van de nieuwe bepalingen. De griffier, De voorzitter, Wim GEURTS Marnix VAN DAMME _______ Nota's (*) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus. (1) Artikel VIII.53, § 3 WER: "De Koning kan bepalen dat, onder de door hem vastgestelde voorwaarden, de meetinstrumenten afkomstig uit de lidstaten van de Europese Unie, voor de toepassing van deze Titel kunnen aangezien worden als geijkt, wanneer zij voldoen, hetzij aan de wettelijke bepalingen van de betrokken lidstaat, hetzij aan richtlijnen van de Europese Unie en bovendien voorzien zijn van de geldige merken of tekens, opgelegd door de lidstaat of voorzien in de richtlijnen." (2) "Een opslagtank is zodanig ontworpen dat het effect van een gebrek dat tot een onnauwkeurig meetresultaat leidt zoveel mogelijk wordt beperkt, tenzij de aanwezigheid van een dergelijk gebrek duidelijk waarneembaar is." (3) "Een opslagtank is zodanig ontworpen en gerealiseerd dat de metrologische eigenschappen ervan voldoende stabiel blijven gedurende een bij het ontwerp vast te stellen periode, mits hij op de juiste wijze wordt geïnstalleerd, onderhouden en gebruikt volgens de bepalingen van het ontwerp en in de omgevingsomstandigheden waarvoor hij is bedoeld." (4) "Een opslagtank is toegankelijk voor controle en voor ijkverrichtingen. Een opslagtank is zo ontworpen dat controle van de meetfunctie mogelijk blijft nadat hij in gebruik is genomen. Indien nodig worden speciale apparatuur of voorzieningen aangebracht met het oog op deze controle en op het ijken.
Wanneer een opslagtank bijhorende software heeft die, naast de meetfunctie, andere functies bevat, is de software die van essentieel belang is voor de metrologische eigenschappen identificeerbaar en geïsoleerd van de andere software. De voor de meetfunctie relevante software wordt niet op ontoelaatbare wijze beïnvloed dool' andere software.
Een opslagtank is zodanig ontworpen dat eenvoudig kan worden nagegaan of hij in overeenstemming is met de van toepassing zijnde vereisten van dit besluit." (5) "Een opslagtank is, op een eenvoudig toegankelijke plaats, voorzien van een merkteken voor metrologische identificatie dat toelaat om de opslagtank ondubbelzinnig te verbinden aan het individueel metrologisch dossier zoals bepaald in artikel 11, dat bewaard wordt bij de Metrologische Dienst. Alle in dit besluit voorgeschreven markeringen, merken, referentiepunten en opschriften zijn duidelijk, niet-uitwisbaar, ondubbelzinnig en niet-overdraagbaar." (6) Volgens de gemachtigde is dit niet het geval: "In het bijzonder geval van de (semi-)vaste opslagtanks zijn de bepalingen niet gericht op het op de markt brengen van dergelijke opslagtanks maar wel op het in gebruik nemen ervan.De bepalingen richten zich in die zin dan ook finaal tot de operator/gebruiker van de tank en niet op de fabrikant of de verdeler ervan." (7) "Deze bepaling wordt opgenomen ter ondersteuning van de Europese eengemaakte markt.Zij drukt het respect uit van onder meer de Verordening (EU) 2019/515 betreffende de erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. Het geografisch toepassingsgebied van deze Verordening stemt ons inziens overeen met de omschrijving in artikel 9, § 11 van het ontwerp. Een gelijkaardige redenering gaat op voor de bepalingen van artikel 12, § 2, waarbij wij uitgaan van wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordelingen in het licht van Verordening (EG) 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten." (8) Zo worden in artikel 12, § 7, van het ontwerp, een aantal bekwaamheden opgesomd waarover het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken verantwoordelijk personeel dient te beschikken.(9) Zie in het bijzonder de artikelen 9, § 3, en 11, § 1, 1°, van het ontwerp. (10) Zie in dit verband o.m.: EHRM 16 februari 2000, Amann v.
Zwitserland, § 65; EHRM 4 mei 2000, Rotaru v. Roemenië, § 43; HvJ 20 mei 2003, Österreichischer Rundfunk e.a., C-465/00, C-138/01 en C-139/01, ECLI:EU:C:2003:294, punt 73; HvJ 9 november 2010, Volker und Markus ScheckeGbR en Hartmut Eifert v. Land Hessen, C-92/09 en C-93/09, ECLI:EU:C:2010:662, punt 59. (11) Adv.RvS 69.503/3 van 5 juli 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende de voorwaarden betreffende de quarantaine en de isolatie van landdieren', randnummer 4. (12) Zo wordt "prévu" in de Franse tekst, steevast door middel van het woord `beoogd' weergegeven in de Nederlandse tekst, wat evenwel een bijkomende doelcomponent omvat.Zie ook het dubbele gebruik van "vast" in artikel 2, 2°, van het ontwerp ("fixe" en "permanent"). Artikel 5, tweede lid, 5°, van het ontwerp heeft het over "eventuele beperkingen" in het Nederlands en "toute restriction" in het Frans. Artikel 9, § 7, verwijst in het Frans tweemaal naar "le dossier", terwijl de Nederlandse tekst de tweede keer enkel gebruik maakt van "dit", wat in een onduidelijke kruisverwijzing resulteert. Artikel 10, § 6, maakt gebruik van haakjes voor enkelvouden en meervouden wat wetgevingstechnisch wordt afgeraden. (13) Gevraagd welke normen precies worden bedoeld, antwoordt de gemachtigde: "Bijvoorbeeld `Recommendation OIML R71: Fixed storage tanks - General requirements' van de Organisation Internationale de Métrologie Légale." (14) Uit het legaliteitsbeginsel inzake belastingen, neergelegd in de artikelen 170, § 1, en 172, tweede lid, van de Grondwet, vloeit voort dat de wetgever zelf alle wezenlijke elementen dient vast te stellen aan de hand waarvan de belastingschuld van de belastingplichtigen kan worden bepaald, zoals de aanwijzing van de belastingplichtigen, de belastbare materie, de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en de eventuele belastingvrijstellingen.Daaruit volgt dat elke delegatie die betrekking heeft op het bepalen van één van de essentiële elementen van de belasting, in beginsel ongrondwettig is. (15) Zie bijvoorbeeld GwH 19 november 2015, nr.162/2015, B.5; adv.RvS 66.659/1/3 van 25 oktober 2019 over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest `houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2019', p. 5.
Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 74.654/1 van 10 november 2023 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de ijkverrichtingen voor opslagtanks' Op 12 oktober 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de ijkverrichtingen voor opslagtanks'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 31 oktober 2023. De kamer was samengesteld uit Wilfried VAN VAERENBERGH, eerste voorzitter van de Raad van State, Brecht STEEN en Tim CORTHAUT, staatsraden, en Greet VERBERCKMOES, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Peter SCHOLLEN, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Brecht STEEN, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 november 2023.
STREKKING VAN HET ONTWERP EN REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het koninklijk besluit van 3 november 1993 `betreffende de landtanks' op te heffen, en in de plaats daarvan een herziene en gemoderniseerde regeling aan te nemen.Het ontwerp werd reeds eerder voor advies aan de Raad van State voorgelegd en leidde tot advies 69.843/1/V van 2 augustus 2021.(1) 2. De Raad van State, afdeling Wetgeving, verleent, behoudens in geval van wijziging van de juridische context, in de regel geen nieuw advies over bepalingen die reeds eerder zijn onderzocht of die zijn gewijzigd ten gevolge van in eerdere adviezen gemaakte opmerkingen.Met betrekking tot die bepalingen wordt verwezen naar het desbetreffende advies.
Om die reden wordt hierna enkel ingegaan op het nieuwe artikel 12 van het ontwerp, dat werd toegevoegd naar aanleiding van advies nr. 206/2021 van 16 november 2021 dat de Gegevensbeschermingsautoriteit over het ontwerp heeft uitgebracht.
RECHTSGROND VAN DE ONDERZOCHTE BEPALING 3.1. In de bij het ontwerp gevoegde rechtsgrondentabel wordt voor het nieuwe artikel 12 van het ontwerp rechtsgrond gezocht in artikel VIII.53, § 1, van het Wetboek van economisch recht (hierna: WER). Deze bepaling luidt als volgt: "De Koning bepaalt de nadere regels voor de modelgoedkeuring voor de eerste ijk, voor de herijk en voor de technische controle. Hij bepaalt het model van de merken en attesten." 3.2. Het nieuwe artikel 12 van het ontwerp identificeert de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van ijkverrichtingen voor opslagtanks en bepaalt de maximale bewaartermijn van de persoonsgegevens die in het kader van de ontworpen regeling worden verwerkt. Die bepaling regelt aldus uitdrukkelijk de verwerking van persoonsgegevens.
In het licht van het legaliteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 22 van de Grondwet, waaruit voortvloeit dat de Koning de verwerking van persoonsgegevens pas kan regelen nadat de essentiële elementen van de gegevensverwerking bij wet zijn geregeld, volstaat artikel VIII.53, § 1, WER echter niet als rechtsgrond voor het nieuwe artikel 12 van het ontwerp. Ongeacht de aard van de betrokken aangelegenheid maken de volgende elementen immers in beginsel `essentiële elementen' uit die bij wet dienen te worden geregeld: 1) de categorie van verwerkte gegevens;2) de categorie van betrokken personen;3) de met de verwerking nagestreefde doelstelling;4) de categorie van personen die toegang hebben tot de verwerkte gegevens;en 5) de maximumtermijn voor het bewaren van de gegevens.(2) Doordat artikel 12 van het ontwerp de maximumtermijn voor het bewaren van de betrokken persoonsgegevens vaststelt, regelt het een essentieel element van de verwerking van persoonsgegevens. Een dergelijke bepaling kan niet door de Koning worden vastgesteld, maar dient door de wetgever zelf te worden aangenomen. Van de gelegenheid zou overigens gebruik moeten worden gemaakt om in boek VIII van het WER alle essentiële elementen te regelen van de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt in het kader van de ijking van meetinstrumenten.
Daarnaast dient er op gewezen te worden dat artikel 22 van de Grondwet, naast een formeel legaliteitsbeginsel ook een materieel legaliteitsbeginsel bevat, dat vereist dat elke inmenging in het recht op bescherming van persoonsgegevens in "duidelijke en voldoende nauwkeurige bewoordingen" wordt geformuleerd.(3) Er kan nu al op worden gewezen dat een maximale bewaartermijn die wordt geformuleerd in functie van de verjaringstermijn onduidelijk is en de rechtszekerheid niet ten goede komt, onder meer omdat niet duidelijk is of rekening moet worden gehouden met de schorsing en stuiting van de verjaringstermijn en hoe het verstrijken van de verjaringstermijn moet worden vastgesteld. Evenmin is het voor elke belanghebbende duidelijk wanneer de procedures en rechtsmiddelen definitief zijn beëindigd.
De griffier, De eerste voorzitter, Greet VERBERCKMOES Wilfried VAN VAERENBERGH _______ Nota's (1) Adv.RvS 69.843/1/V van 2 augustus 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de ijkverrichtingen voor opslagtanks'. (2) Zie adv.RvS 68.936/AV van 7 april 2021 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten `betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie', opmerking 101 (Parl.St. Kamer 2020-21, nr. 55-1951/001, 119). Zie ook GwH 10 maart 2022, nr. 33/2022, B.13.1; GwH 22 september 2022, nr. 110/2022, B.11.2; GwH 16 februari 2023, nr. 26/2023, B.74.1;
GwH 17 mei 2023, nr. 75/2023, B.55.2.1. (3) Zie in die zin GwH 21 september 2023, nr.123/2023, B.19.5.
21 FEBRUARI 2024. - Koninklijk besluit betreffende de ijkverrichtingen voor opslagtanks FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van economisch recht, de artikelen VIII.43, §§ 3 en 4, VIII.46, § 2, VIII.51, VIII.52, VIII.53, VIII.54, eerste lid, en VIII.55;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 november 1993 betreffende de landtanks;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 8 januari 2021, met toepassing van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 30 maart 2021;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 25 mei 2021;
Gelet op de adviezen 69.843/1/V en 74.654/1 van de Raad van State, gegeven op 2 augustus 2021 en 10 november 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies nr. 206/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 16 november 2021;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 20 december 1972 houdende gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, meetstandaarden en meetwerktuigen, en tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van hoofdstuk II van deze wet, over de meetwerktuigen de delegatie van de herijkverrichtingen toelaat;
Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op opslagtanks die deel uitmaken van een meetinstallatie voor metingen: 1° in het economisch verkeer die tot doel hebben de hoeveelheid van enig goed te bepalen;2° die worden uitgevoerd ter berekening van belastingen, andere heffingen en restituties;3° voor de toepassing van wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° opslagtank: een vormvaste voorziening, bestaande uit het geheel van tank, leidingwerken en appendages, bedoeld voor het in voorraad houden van goederen met het oog op hun verwerking of verdeling.Een opslagtank kan vast of semi-vast zijn; 2° vaste opslagtank: een opslagtank die permanent opgesteld wordt en niet verplaatsbaar is;3° semi-vaste opslagtank: een opslagtank, geen deel uitmakende van een voer- of vaartuig, die op het moment van gebruik vast opgesteld is, maar tussen periodes van gebruik verplaatst kan worden;4° meetonzekerheid: niet-negatieve parameter die de spreiding van de waarden die worden toegeschreven aan een te meten grootheid karakteriseert op basis van de gebruikte informatie;5° standaard meetonzekerheid: meetonzekerheid uitgedrukt onder de vorm van een standaardafwijking;6° gecombineerde standaard meetonzekerheid: standaardmeetonzekerheid verkregen door gebruik te maken van de individuele standaard meetonzekerheden die verband houden met de ingevoerde hoeveelheden in een meetmodel;7° uitgebreide meetonzekerheid: product van de gecombineerde standaard meetonzekerheid en een factor groter dan het getal één, zijnde de k-factor;8° k-factor: uitbreidingsfactor, getal groter dan één waarmee een gecombineerde standaard meetonzekerheid wordt vermenigvuldigd om een uitgebreide meetonzekerheid te verkrijgen;9° beoogde meetonzekerheid: uitgebreide meetonzekerheid gespecifieerd als een bovenste grens, gekozen op basis van het beoogde gebruik van meetresultaten;10° nominale capaciteit: ontwerpkarakteristiek die de theoretisch maximale inhoud van een opslagtank vastlegt;11° bovenste grens van nauwkeurige inhoud: de inhoud waarboven het respecteren van de maximale meetonzekerheid niet aangetoond wordt;12° onderste grens van nauwkeurige inhoud: de inhoud waaronder het respecteren van de maximale meetonzekerheid niet aangetoond wordt;13° bovenste meetreferentie: de hoogste referentiewaarde of het hoogste referentiepunt dat gebruikt wordt om de inhoud van een opslagtank te bepalen;14° onderste meetreferentie: de laagste referentiewaarde of het laagste referentiepunt dat gebruikt wordt om de inhoud van een opslagtank te bepalen;15° inhoudsformule: mathematisch model dat toelaat de inhoud van een opslagtank te berekenen of te bepalen aan de hand van één of meerdere te meten grootheden en, indien van toepassing, één of meerdere parameters; 16° Metrologische Dienst: de diensten van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie bevoegd voor metrologie.
Art. 3.De opslagtanks zijn vrijgesteld van de modelgoedkeuring.
De opslagtanks zijn onderworpen aan de eerste ijk, de herijk en de technische controle.
Art. 4.Een opslagtank is door zijn constructie en verzegeling beveiligd tegen frauduleus gebruik.
Een opslagtank heeft geen kenmerken die frauduleus gebruik ervan in de hand werken; de kans op onopzettelijk verkeerd gebruik wordt tot een minimum beperkt.
Een opslagtank beschikt over een tijdens het ontwerp opgesteld verzegelingsplan.
Een opslagtank is zodanig ontworpen dat het effect van een gebrek dat tot een onnauwkeurig meetresultaat leidt zoveel mogelijk wordt beperkt, tenzij de aanwezigheid van een dergelijk gebrek duidelijk waarneembaar is.
Een opslagtank is beveiligd tegen verminking. Telkens als vervormingen, herstellingen of verbouwingen van de opslagtank wijzigingen van de metrologische kenmerken ervan tot gevolg kunnen hebben, wordt deze opnieuw getoetst aan de vereisten van dit besluit.
Art. 5.Een opslagtank is geschikt voor het beoogde gebruik.
Bij het ontwerp worden de volgende karakteristieken vastgesteld: 1° de nominale capaciteit;2° de periode van stabiliteit;3° de gebruiksomstandigheden;4° de richtlijnen en bijzonderheden voor ingebruikname en onderhoud;5° elke beperking op het gebruik en onverenigbaarheden. Een opslagtank is zodanig ontworpen en gerealiseerd dat de metrologische eigenschappen ervan voldoende stabiel blijven gedurende een bij het ontwerp vast te stellen periode, mits hij op de juiste wijze wordt geïnstalleerd, onderhouden en gebruikt volgens de bepalingen van het ontwerp en in de omgevingsomstandigheden waarvoor hij is bedoeld.
Een opslagtank is stevig en de gebruikte materialen zijn geschikt voor de omstandigheden waaronder hij bedoeld is om te worden gebruikt.
Een opslagtank voldoet blijvend aan de eisen inzake de nauwkeurigheid van de meetfunctie bepaald in artikel 8.
Zodra er een risico bestaat dat de meetfunctie aangetast is, wordt de opslagtank opnieuw aan de eerste ijk of de herijk onderworpen, naargelang de wijziging van de opslagtank en de aantasting van de meetnauwkeurigheid.
Art. 6.Een opslagtank is toegankelijk voor controle en voor ijkverrichtingen.
Een opslagtank is zo ontworpen dat controle van de meetfunctie mogelijk blijft nadat hij in gebruik is genomen. Indien nodig worden speciale apparatuur of voorzieningen aangebracht met het oog op deze controle en op het ijken.
Wanneer een opslagtank bijhorende software heeft die, naast de meetfunctie, andere functies bevat, is de software die van essentieel belang is voor de metrologische eigenschappen identificeerbaar en geïsoleerd van de andere software. De voor de meetfunctie relevante software wordt niet op ontoelaatbare wijze beïnvloed door andere software.
Een opslagtank is zodanig ontworpen dat eenvoudig kan worden nagegaan of hij in overeenstemming is met de vereisten van dit besluit.
Art. 7.Een opslagtank is, op een eenvoudig toegankelijke plaats, voorzien van een merkteken voor metrologische identificatie dat toelaat om de opslagtank ondubbelzinnig te verbinden aan het individueel metrologisch dossier zoals bepaald in artikel 11, dat bewaard wordt bij de Metrologische Dienst.
Alle in dit besluit voorgeschreven merken, referentiepunten en opschriften zijn duidelijk, niet-uitwisbaar, ondubbelzinnig en niet-overdraagbaar.
Art. 8.§ 1. De volgende nauwkeurigheidsklassen worden gedefinieerd: 1° klasse 1: de beoogde meetonzekerheid van de inhoudsformule is 0,2 % van het aangeduide volume;2° klasse 2: de beoogde meetonzekerheid van de inhoudsformule is 0,3 % van het aangeduide volume;3° klasse 3: de beoogde meetonzekerheid van de inhoudsformule is 0,5 % van het aangeduide volume. § 2. Onder voorbehoud van toepassing van andere specifieke reglementering die uitdrukkelijk opteert voor klasse 1 of klasse 2, voldoen de opslagtanks ten minste aan de bepalingen van klasse 3. § 3. De bovenste grens van nauwkeurige inhoud mag niet hoger zijn dan de nominale capaciteit.
Art. 9.§ 1. De eerste ijk van een opslagtank wordt uitgevoerd door de Metrologische Dienst op basis van het metrologisch dossier opgesteld door een hiervoor erkende keuringsinstelling. § 2. De gebruiker van een opslagtank vraagt het opstellen van het metrologisch dossier aan bij een hiervoor erkende keuringsinstelling naar keuze.
Ingeval van afwezigheid van hiervoor erkende keuringsinstellingen wordt het metrologisch dossier opgesteld door de Metrologische Dienst. § 3. De erkende keuringsinstelling communiceert de aanvraag naar de Metrologische Dienst, met vermelding van: 1° de naam, het adres en het ondernemingsnummer van de aanvrager;2° de exacte locatie van de opslagtank;3° de nominale capaciteit;4° het beoogd gebruik;5° de toegepaste methode voor het kalibreren van de opslagtank. § 4. Bij het opstellen van het metrologisch dossier gaat de erkende keuringsinstelling op aantoonbare wijze na of: 1° de constructieplannen van de opslagtank, met een gepast niveau van detail en zoals gebouwd, aanwezig zijn;2° de realisatie van de opslagtank gebeurd is volgens voornoemde plannen;3° alle onderdelen en hulpmiddelen aanwezig zijn, alsook alle voorzieningen voor de controle van de meetfunctie;4° de nodige verzegeling ter bescherming van de meetfunctie correct is uitgevoerd volgens het verzegelingsplan;5° de opslagtank geen vervormingen vertoont;6° de opslagtank beschermd is tegen verminking, frauduleus gebruik en onopzettelijk verkeerd gebruik;7° er geen factoren aanwezig zijn die de meetfunctie zouden kunnen beïnvloeden. § 5. De erkende keuringsinstelling stelt de inhoudsformule van de opslagtank op, legt op eenduidige wijze de bovenste en onderste grens van nauwkeurige inhoud vast en identificeert en benoemt de bovenste en de onderste meetreferenties en alle andere meetreferenties indien van toepassing. § 6. De erkende keuringsinstelling berekent de uitgebreide meetonzekerheid van de inhoudsformule met een k-factor gelijk aan 2.
Deze uitgebreide meetonzekerheid mag niet groter zijn dan de beoogde meetonzekerheid. § 7. De erkende keuringsinstelling bundelt en vervolledigt het metrologisch dossier, zoals beschreven in artikel 11, § 1, zij controleert en bevestigt de juistheid en authenticiteit van de gegevens en maakt dit dossier over aan de Metrologische Dienst. § 8. Binnen drie maanden na ontvangst van het volledige metrologisch dossier maakt de Metrologische Dienst op basis daarvan een evaluatie en communiceert zijn gemotiveerde beslissing aan de erkende keuringsinstelling en de gebruiker. § 9. Indien de evaluatie niet binnen drie maanden na ontvangst van het volledige metrologisch dossier is afgerond, brengt de Metrologische Dienst de gebruiker op de hoogte van de reden voor vertraging en van de termijn waarbinnen de evaluatie zal worden afgerond. § 10. Indien uit de evaluatie blijkt dat de opslagtank voldoet aan de bepalingen van dit besluit, levert de Metrologische Dienst bij zijn beslissing het certificaat van de eerste ijk met een aanvaardingsmerk en het merkteken voor metrologische identificatie, aan de gebruiker. § 11. Opslagtanks die rechtmatig in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, of afkomstig uit en rechtmatig in de handel gebracht in een EVA-staat die partij is bij de EER-overeenkomst, worden geacht verenigbaar te zijn met dit artikel.
De toepassing van deze regel is onderworpen aan de Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008. § 12. De procedure in paragraaf 8 is een procedure voor voorafgaande machtiging in de zin van artikel 3, punt 7, van de voornoemde Verordening (EU) 2019/515.
Art. 10.§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de Metrologische Dienst, wordt de herijk van een opslagtank uitgevoerd door een hiervoor erkende keuringsinstelling. § 2. Onverminderd artikel 4, vijfde lid en artikel 5, zesde lid, geschiedt de herijk om de twintig jaar voor vaste opslagtanks met een nominale capaciteit groter dan 100.000 liter en om de vijf jaar voor vaste opslagtanks met een nominale capaciteit kleiner dan of gelijk aan 100.000 liter. § 3. Onverminderd artikel 4, vijfde lid en artikel 5, zesde lid, geschiedt de herijk om de vijf jaar voor semi-vaste opslagtanks. § 4. De opslagtank wordt voor de aanvang van de herijk veilig gemaakt om alle controleactiviteiten en eventuele toegang mogelijk te maken. § 5. De erkende keuringsinstelling controleert en bevestigt de overeenstemming van de opslagtank met de gegevens beschikbaar in het metrologisch dossier van de opslagtank. § 6. In het bijzonder gaat de erkende keuringsinstelling tijdens de herijk op aantoonbare wijze na of: 1° alle onderdelen en hulpmiddelen aanwezig zijn, alsook alle voorzieningen voor de controle van de meetfunctie;2° de nodige verzegelingen ter bescherming van de meetfunctie intact zijn volgens het verzegelingsplan;3° de opslagtank geen vervormingen vertoont;4° de opslagtank beschermd is tegen verminking, frauduleus gebruik en onopzettelijk verkeerd gebruik;5° er geen factoren aanwezig zijn die de meetfunctie zouden kunnen beïnvloeden;6° het merkteken voor metrologische identificatie en alle meetreferenties intact zijn. § 7. De erkende keuringsinstelling verifieert de inhoudsformule en toont aan dat de uitgebreide meetonzekerheid met een k-factor gelijk aan 2 niet groter is dan de beoogde meetonzekerheid. § 8. De erkende keuringsinstelling stelt een keuringsverslag en ijkcertificaat op. Naargelang het resultaat van de herijk brengt de erkende keuringsinstelling een aanvaardingsmerk, een uitgesteld aanvaardingsmerk of een afkeuringsmerk aan op het ijkcertificaat en overhandigt dit ijkcertificaat aan de gebruiker. § 9. De aanvaardingsmerken bij herijk worden geleverd door de Metrologische Dienst aan de erkende keuringsinstelling en zijn voorzien van de aanvullende letter "O" voor vaste opslagtanks met een nominale capaciteit groter dan 100.000 liter of "N" voor vaste opslagtanks met een nominale capaciteit kleiner dan of gelijk aan 100.000 liter en semi-vaste opslagtanks in de nabijheid van de zeshoek en de datum van uitvoering. § 10. De erkende keuringsinstelling maakt een kopie van het keuringsverslag en van het ijkcertificaat over aan de Metrologische Dienst volgens de modaliteiten door hem bepaald.
Art. 11.§ 1. Het metrologisch dossier omvat minstens de volgende gegevens: 1° de exacte locatie van de opslagtank en de naam, het adres, het ondernemingsnummer en de contactgegevens van de gebruiker van de opslagtank;2° de naam, het adres, het ondernemingsnummer en de contactgegevens van de fabrikant en installateur van de opslagtank;3° de nominale capaciteit;4° of het gaat om een vaste of semi-vaste opslagtank;5° de vorm;6° de positie ten opzichte van de grond;7° de verwachte omgevings- en gebruiksomstandigheden;8° het beoogd gebruik;9° het bouwjaar;10° de beschrijving van de samenstelling van het meetsysteem (hardware en software);11° indien van toepassing, informatie over toegevoegde apparatuur, voorzieningen en software, en de wijze waarop zij voldoen aan de bepalingen van dit besluit;12° een vereenvoudigde constructietekening vergezeld van een toelichting en van een beschrijving;13° een beschrijving hoe de toegankelijkheid wordt gegarandeerd in het kader van de metrologische controle;14° de methode gebruikt voor het kalibreren van de opslagtank en haar inhoudsformule en de reglementering of norm die de technische basis voor deze methode vormt, alsook de begin- en einddatum van het kalibreren;15° de inhoudsformule en eventueel afgeleide tabel, samen met de details van de berekening van de uitgebreide meetonzekerheid;16° de nauwkeurigheidsklasse;17° de bovenste en onderste grens van nauwkeurige inhoud;18° het verzegelingsplan en actuele staat van verzegeling;19° de opsomming van alle meetreferenties met beschrijving van hun plaats en wijze van hun materialisatie;20° de gegevens op het merkteken voor metrologische identificatie van de opslagtank. § 2. Indien nodig kan de Metrologische Dienst om bijkomende gegevens verzoeken.
Art. 12.Elke instelling is verantwoordelijk voor de persoonsgegevens die zij in het kader van dit besluit verwerkt.
Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, worden de persoonsgegevens niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die niet langer mag zijn dan één jaar na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke behoren en, in voorkomend geval, de definitieve beëindiging van de administratieve en rechterlijke procedures en rechtsmiddelen.
Art. 13.§ 1. Om te kunnen worden erkend, voldoet de keuringsinstelling aan de eisen bepaald in de paragrafen 2 tot en met 13. § 2. De keuringsinstelling is opgericht naar Belgisch recht of naar nationaal recht van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-land dat partij is bij de EER-Overeenkomst of van Zwitserland en heeft rechtspersoonlijkheid. § 3. De keuringsinstelling is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of installaties.
Een instelling die lid is van een organisatie van ondernemers en/of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de montage, het gebruik of het onderhoud van de door haar beoordeelde instrumenten, kan als een onafhankelijke instelling worden beschouwd op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten aangetoond worden. § 4. De keuringsinstelling, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door haar beoordeelde installaties, noch de vertegenwoordiger van een van die partijen. Dit belet echter niet het gebruik van beoordeelde installaties die nodig zijn voor de activiteiten van de keuringsinstelling of het gebruik van installaties voor persoonlijke doeleinden.
Het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, is niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze installaties. Het personeel oefent geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor de keuringsinstelling is erkend in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.
De keuringsinstelling zorgt ervoor dat de activiteiten van haar dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten. § 5. De keuringsinstelling en haar personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, met name van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten. § 6. De keuringsinstelling is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is erkend, ongeacht of deze taken door de keuringsinstelling zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.
De keuringsinstelling beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of elke categorie installaties waarvoor zij is erkend over: 1° het benodigde personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;2° de beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd, de meetonzekerheid gekend en beheerst is, en indien toepasselijk de metrologische herleidbaarheid wordt gewaarborgd.Zij beschikt over een gepast beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als erkende keuringsinstelling verricht en andere activiteiten; 3° procedures voor de uitoefening van haar activiteiten die naar behoren rekening houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, de structuur ervan, de relatieve technologische complexiteit van de installaties in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces;4° de gedocumenteerde verantwoordelijkheden en de rapporteringsstructuur van de organisatie;5° een contactpersoon verantwoordelijk voor het uitvoeren van de activiteiten;6° een procedure voor de behandeling van klachten en beroepen;7° een gedocumenteerd beheerssysteem waarin alle procedures zijn opgenomen en dat op regelmatige tijdstippen wordt beoordeeld op zijn toepasselijkheid en doeltreffendheid. Een keuringsinstelling beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten. § 7. Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken verantwoordelijke personeel beschikt over: 1° een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de keuringsinstelling is erkend;2° een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die hij of zij verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;3° een passende kennis over en inzicht in de eisen in de artikelen 4 tot en met 7, de toepasselijke normen en de relevante bepalingen van de Belgische wetgeving;4° de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht. § 8. De onpartijdigheid van de keuringsinstelling, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, wordt gewaarborgd.
De beloning van de hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken van een keuringsinstelling verricht, hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan. § 9. De keuringsinstelling sluit een aansprakelijkheidsverzekering af. § 10. Het personeel van een keuringsinstelling behandelt alle informatie waarvan het kennis neemt bij de uitoefening van zijn taken vertrouwelijk, behalve ten opzichte van de Metrologische Dienst en van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd. § 11. De keuringsinstelling maakt jaarlijks een rapport over de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten volgens de richtlijnen van de Metrologische Dienst. § 12. De keuringsinstelling neemt deel aan informatieactiviteiten die de Metrologische Dienst organiseert in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor de betreffende sector, en zorgt ervoor dat het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, op de hoogte is van de laatste stand van de technologie inzake conformiteitsbeoordeling voor de sector. § 13. De keuringsinstelling is geaccrediteerd als onafhankelijke keuringsinstelling voor het keuren van opslagtanks.
Met deze accreditatie wordt zij geacht conform de eisen uiteengezet in paragrafen 2 tot en met 11 te zijn tot op het ogenblik dat een inbreuk op die eisen wordt vastgesteld door de Metrologische Dienst.
Art. 14.De erkenningsmodaliteiten zijn vastgelegd onder de titel IIbis van het koninklijk besluit van 20 december 1972 houdende gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, en tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van hoofdstuk II van deze wet, over de meetwerktuigen.
Art. 15.De Metrologische Dienst kan, in afwijking van artikel 13, § 13, een voorlopige erkenning afleveren aan een kandidaat die hiervoor een aanvraag heeft ingediend en waarvan het accreditatiedossier nog lopende is bij een accreditatieinstelling.
Deze voorlopige erkenning is geldig tot achttien maanden na de aflevering ervan. Deze termijn is niet verlengbaar.
Art. 16.§ 1. De Metrologische Dienst levert de ijkmerken, waarvoor een ijkloon verschuldigd is van 2.500 euro voor de eerste ijk en 100 euro voor de herijk.
Indien de samenstelling van het metrologisch dossier of de ijkverrichtingen bij herijk worden uitgevoerd door de Metrologische Dienst, is daarvoor bovenop het ijkloon voor het ijkmerk zoals bepaald in het eerste lid, een ijkloon verschuldigd. Dit wordt berekend op basis van het werkelijk gepresteerd aantal uren vermenigvuldigd met het uurloon voor ijkverrichtingen zoals bepaald in rubriek C. in de bijlage bij het koninklijk besluit van 9 september 1985 betreffende de ijklonen en de kosten van andere metrologische verrichtingen. § 2. In overeenstemming met artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 september 1985 betreffende de ijklonen en de kosten van andere metrologische verrichtingen, worden de bedragen uit paragraaf 1 jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
In afwijking van het eerste lid zal de eerste aanpassing plaatsvinden op de datum van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 17.De minister bevoegd voor Economie of, bij delegatie door deze laatste, een leidend personeelslid van zijn administratie, kan de termijn van de herijk voorzien in artikel 10 en artikel 19, verlengen voor een periode van maximum drie jaar, na een uitvoerig gemotiveerde aanvraag van de gebruiker en een advies van de Metrologische Dienst.
Art. 18.Om het aanvaardingsmerk bij technische controle te verkrijgen, voldoen de opslagtanks aan de bepalingen van dit besluit.
De technische controles uitgevoerd op aanvraag zijn onderworpen aan de ijklonen voorzien in artikel 16, § 1, tweede lid.
Art. 19.De tanks die al een eerste ijk hebben ondergaan in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 november 1993 betreffende landtanks mogen in gebruik blijven mits ze blijvend voldoen aan die bepalingen en tot op het moment van de eerstvolgende herijk, zoals bepaald in het tweede tot en met vierde lid.
De eerstvolgende herijk van een vaste opslagtank met een nominale capaciteit groter dan 100.000 liter heeft plaats ten laatste tien jaar na, naargelang het geval, de eerste ijk of de laatste herijk uitgevoerd voor de inwerkingtreding van dit besluit.
De eerstvolgende herijk van een vaste opslagtank met een nominale capaciteit kleiner dan of gelijk aan 100.000 liter en van een semi-vaste opslagtank heeft plaats ten laatste tien jaar na, naargelang het geval, de eerste ijk of de laatste herijk uitgevoerd voor de inwerkingtreding van dit besluit en niet later dan vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
Bij de eerstvolgende herijk wordt het metrologisch dossier opgesteld met de gegevens zoals bepaald in artikel 11 en wordt de opslagtank in overeenstemming gebracht met de bepalingen van dit besluit.
Art. 20.Het koninklijk besluit van 3 november 1993 betreffende de landtanks, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1998, 25 september 2014 en 20 december 2018, wordt opgeheven.
Art. 21.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 februari 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE