Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 december 2017
gepubliceerd op 28 december 2017

Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 12 december 2017 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2017032237
pub.
28/12/2017
prom.
21/12/2017
ELI
eli/besluit/2017/12/21/2017032237/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 12 december 2017 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, artikel 98, eerste lid, b);

Gelet op de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, artikel 12bis, § 2;

Gelet op de Richtsnoer (EU) 2017/697 van de Europese Centrale bank van 4 april 2017 betreffende de wijze waarop nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke instellingen gebruikmaken van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2017/9);

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement van 12 december 2017 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 wordt goedgekeurd.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2018.

Art. 3.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 december 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Bijlage bij het koninklijk besluit van 21 december 2017 tot goedkeuring van het reglement van 12 december 2017 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.

De Nationale Bank van België, Gelet op Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen;

Gelet op de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, artikel 98, eerste lid, b);

Gelet op de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België; artikel 12bis, § 2;

Gelet op het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013, zoals gewijzigd bij het reglement van 26 juli 2016 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 en tot opheffing van het reglement van 2 juni 2015 van de Nationale Bank van België betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen;

Gelet op Richtsnoer (EU) 2017/697 van de Europese Centrale Bank van 4 april 2017 betreffende de wijze waarop nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke instellingen gebruikmaken van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2017/9);

Gelet op de raadpleging van de ondernemingen via hun beroepsvereniging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 2 van het reglement van de Nationale Bank van België van 4 maart 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 wordt vervangen als volgt : "Dit reglement is van toepassing op de kredietinstellingen naar Belgisch recht als bedoeld in boek II van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, en op de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2), van Verordening nr. 575/2013, hierna "de instelling" of "de instellingen" genoemd.

In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 3, 4, 5, 9, 10, eerste lid, 11, 12, 13, 14, 15, 16bis, 35, 36 en 37 en de bijlage bij dit reglement enkel van toepassing op de kredietinstellingen naar Belgisch recht die krachtens artikel 6, lid 4, van de GTM-verordening niet onder het rechtstreeks toezicht van de Europese Centrale Bank staan, en op de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2), van Verordening nr. 575/2013.".

Art. 2.Artikel 5 van hetzelfde reglement wordt vervangen als volgt : "Risicoweging van en verbod op in aanmerking komende deelnemingen buiten de financiële sector.

Art. 5.Onverminderd artikel 90 van Verordening (EU) nr. 575/2013 passen de instellingen voor de berekening van de kapitaalvereisten overeenkomstig deel drie van Verordening (EU) nr. 575/2013 een risicogewicht van 1250 % toe op het hoogste van de volgende bedragen : a) het bedrag van de in artikel 89, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde in aanmerking komende deelnemingen in ondernemingen dat hoger is dan 15 % van het in aanmerking komend kapitaal van de instelling, en b) het totale bedrag van de in artikel 89, lid 2, van Verordening (EU) nr.575/2013 bedoelde in aanmerking komende deelnemingen in ondernemingen dat hoger is dan 60 % van het in aanmerking komend kapitaal van de instelling.".

Art. 3.Artikel 12 van hetzelfde reglement wordt vervangen als volgt : "Art.12. De instellingen passen de "meer-dan-90-dagen-achterstallig"-regel toe voor de in artikel 178, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde categorieën blootstellingen."

Art. 4.Artikel 14 van hetzelfde reglement wordt vervangen als volgt: "

Art. 14.Voor de in artikel 282, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde transacties gebruiken de instellingen de op de waardering tegen marktwaarde gebaseerde methode als bedoeld in artikel 274 van Verordening (EU) nr. 575/2013."

Art. 5.Artikel 16bis van hetzelfde reglement wordt vervangen als volgt : "

Art. 16bis.Overeenkomstig artikel 400, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, zijn de volgende vrijstellingen van toepassing : a) De in artikel 400, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde blootstellingen zijn ten belope van 80 % van de nominale waarde van de gedekte obligaties vrijgesteld van de toepassing van artikel 395, lid 1, van de genoemde v, mits voldaan is aan de in artikel 400, lid 3, van dezelfde verordening bedoelde voorwaarden; b) De in artikel 400, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde blootstellingen zijn ten belope van 80 % van hun waarde vrijgesteld van de toepassing van artikel 395, lid 1, van de genoemde Verordening, mits voldaan is aan de in artikel 400, lid 3, van dezelfde verordening bedoelde voorwaarden; c) De in artikel 400, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde blootstellingen zijn volledig vrijgesteld van de toepassing van artikel 395, lid 1, van de genoemde Verordening, mits voldaan is aan de in artikel 400, lid 3, van dezelfde verordening bedoelde voorwaarden, zoals nader bepaald in de bijlage bij dit reglement; d) De in artikel 400, lid 2, onder e) tot h), j) en k), van Verordening (EU) nr.575/2013 bedoelde blootstellingen zijn volledig vrijgesteld van de toepassing van artikel 395, lid 1, van de genoemde verordening, en de blootstellingen bedoeld in artikel 400, lid 2, onder i), zijn vrijgesteld tot het door die bepaling toegestane maximumbedrag, mits voldaan is aan de in artikel 400, lid 3, van dezelfde verordening bedoelde voorwaarden; e) De instellingen beoordelen of voldaan is aan de voorwaarden van artikel 400, lid 3, van Verordening (EU) nr.575/2013, zoals nader bepaald in de bijlage bij dit reglement.

De instellingen stellen de in de bijlage bij dit reglement bedoelde documenten op het eerste verzoek ter beschikking van de NBB."

Art. 6.De artikelen 7, 8 en 19 van hetzelfde reglement worden opgeheven.

Art. 7.Dit reglement wordt aangevuld met een bijlage, luidende : "Bijlage: Voorwaarden voor de beoordeling van de vrijstelling bedoeld in artikel 400, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in artikel 16bis, punt c) van dit reglement.

Art. 1.Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder « instelling » of "instellingen", de kredietinstelling of kredietinstellingen bedoeld in artikel 400, lid 2, onder d) van Verordening (EU) nr. 575/2013, voor zover die kredietinstelling of kredietinstellingen krachtens artikel 6, lid 4, van de GTM-verordening niet onder het rechtstreeks toezicht van de Europese Centrale Bank staan.

Art. 2.§ 1. De instellingen passen de in de punten a) en b) bedoelde criteria toe om te bepalen of een in artikel 400, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde blootstelling voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden van artikel 400, lid 3, van de genoemde verordening. a) Om te beoordelen of de specifieke aard van de blootstelling, van het centrale orgaan of van de regionale entiteiten waarmee de instelling in het kader van een netwerk is verbonden, of van de relatie tussen de instelling en het centrale orgaan of de regionale entiteiten, het blootstellingsrisico opheft of verkleint overeenkomstig artikel 400, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013, gaan de instellingen na of : i) er juridische of feitelijke belemmeringen van wezenlijke betekenis aanwezig of te voorzien zijn die verhinderen dat de tegenpartij van de instelling de terugbetalingen van de blootstelling op de vervaldagen verricht, behoudens in een herstel- of afwikkelingssituatie, waarin de in Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad bedoelde beperkingen moeten worden toegepast; ii) de betrokken blootstellingen stroken met de normale bedrijfsvoering en het bedrijfsmodel van de instelling of gerechtvaardigd zijn door de netwerkfinancieringsstructuur; iii) de procedure voor het nemen van een besluit tot goedkeuring van een blootstelling van de instelling op het centrale orgaan of de regionale entiteiten, en de op die blootstellingen toepasselijke monitoring- en herzieningsprocedure, op het niveau van de instelling, en, in voorkomend geval, op geconsolideerd niveau, vergelijkbaar zijn met die welke worden toegepast voor de goedkeuring van een blootstelling op derden; iv) de risicobeheerprocedures, het IT-systeem en de interne rapportering van de instelling het mogelijk maken voortdurend te controleren of en te verzekeren dat de grote blootstellingen op het centraal orgaan of de regionale entiteiten in overeenstemming zijn met de risicostrategie van de instelling. b) Om te beoordelen of een resterend concentratierisico kan worden ondervangen met andere even doeltreffende middelen, zoals de regelingen, processen en mechanismen bedoeld in artikel 81 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig artikel 400, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013, gaan de instellingen na of : i) de instelling over robuuste processen, procedures en controles beschikt om te verzekeren dat de gebruikmaking van de vrijstelling niet resulteert in een concentratierisico dat het kader van haar risicostrategie te boven gaat; ii) de instelling formeel met het uit blootstellingen op het centrale orgaan of de regionale entiteiten voortvloeiende concentratierisico rekening heeft gehouden als onderdeel van haar algemeen risicobeoordelingskader; iii) de instelling over een risicobeheersingskader beschikt dat de betrokken blootstellingen adequaat monitort; iv) het ontstane concentratierisico duidelijk is of zal worden geïdentificeerd in het Internal Capital Adequacy Assessment Process (ICAAP) van de instelling en actief zal worden beheerd. De regelingen, processen en mechanismen voor het concentratierisicobeheer zullen tijdens de procedure van prudentiële toetsing en evaluatie (SREP) beoordeeld worden. § 2. Om te beoordelen of het centrale orgaan of een regionale entiteit waarmee de instelling in het kader van een netwerk is verbonden, belast is met de verevening van onderlinge geldposities, als bedoeld in artikel 400, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, gaan de instellingen na of de statuten of oprichtingsakten van het centrale orgaan of de regionale entiteiten expliciet bepalen dat zij onder meer de volgende verantwoordelijkheden hebben : a) marktfinanciering voor het hele netwerk;b) verevening van onderlinge geldposities binnen het netwerk, overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr.575/2013; c) liquiditeitsverstrekking aan aangesloten instellingen;d) afroming van het liquiditeitsoverschot van aangesloten instellingen. § 3. Om na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden van de paragrafen 1 en 2, stellen de instellingen de volgende documenten op het eerste verzoek ter beschikking van de NBB : a) een door de wettelijke vertegenwoordiger van de instelling ondertekende en door het wettelijk bestuursorgaan goedgekeurde brief waarin verklaard wordt dat de instelling voldoet aan alle in artikel 400, lid 3 van verordening (EU) nr.575/2013 bedoelde voorwaarden voor de verlening van een vrijstelling als bedoeld in artikel 400, lid 2, onder d), van dezelfde verordening; b) een door het wettelijk bestuursorgaan goedgekeurd juridisch advies van hetzij een onafhankelijke externe jurist, hetzij de interne juridische dienst, waarin wordt bevestigd dat er geen belemmeringen bestaan die verhinderen dat de blootstellingen van de instelling op het centrale orgaan of de regionale entiteiten, die voortvloeien uit hetzij bepalingen, die door of krachtens de wet van toepassing zijn op deze blootstellingen, waaronder fiscale bepalingen, hetzij bindende contractuele bepalingen, worden terugbetaald op de vervaldagen;c) een door de wettelijke vertegenwoordiger ondertekende en door het wettelijk bestuursorgaan goedgekeurde verklaring dat : i) er geen praktische belemmeringen bestaan voor de terugbetalingen op de vervaldagen van de blootstellingen van de instelling op het centrale orgaan of de regionale entiteiten; ii) de netwerkfinancieringsstructuur de blootstellingen op het centrale orgaan of de regionale entiteiten rechtvaardigt; iii) de procedure voor het nemen van een besluit tot goedkeuring van een blootstelling op het centrale orgaan of de regionale entiteiten, en de op die blootstellingen toepasselijke monitoring- en herzieningsprocedure, op het niveau van de instelling en op geconsolideerd niveau, vergelijkbaar zijn met die welke worden toegepast op blootstellingen op derden; iv) rekening is gehouden met het uit blootstellingen op het centrale orgaan of de regionale entiteiten voortvloeiende concentratierisico als onderdeel van het algemene risicobeoordelingskader van de instelling; d) door de wettelijke vertegenwoordiger ondertekende en door het wettelijk bestuursorgaan goedgekeurde documenten waarin verklaard wordt dat de procedures van de instelling voor de beoordeling, de meting en de beheersing van de risico's dezelfde zijn als die van het centrale orgaan en de regionale entiteiten, en dat de risicobeheerprocedures, het IT-systeem en de interne rapportage van de instelling het wettelijk bestuursorgaan in staat stellen het niveau van de grote blootstellingen voortdurend te monitoren, en voortdurend na te gaan of dit niveau strookt met de risicostrategie van de instelling, zowel op het niveau van de instelling als, in voorkomend geval, op geconsolideerd niveau, en met de beginselen van een deugdelijk intern liquiditeitsbeheer binnen het netwerk;e) documenten die aantonen dat het Internal Capital Adequacy Assessment Process (ICAAP) het uit grote blootstellingen aan het centrale orgaan of de regionale entiteiten voortvloeiende concentratierisico duidelijk identificeert en dat dit risico actief wordt beheerd; f) documenten die aantonen dat het concentratierisicobeheer strookt met het herstelplan van het netwerk.".

Art. 8.Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2018.

Brussel, 12 december 2017.

De Gouverneur, J. Smets Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 december 2017 tot goedkeuring van het reglement van 12 december 2017 van de Nationale Bank van België tot wijziging van het reglement van 4 maart 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.

Gegeven te Brussel, 21 december 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^