Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 december 2001
gepubliceerd op 29 december 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie

bron
ministerie van financien
numac
2001003674
pub.
29/12/2001
prom.
21/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/21/2001003674/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Krachtens artikel 8, § 2, f), van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën mogen de lidstaten geheel of gedeeltelijk vrijstelling of verlaging verlenen van de accijns op minerale oliën die onder belastingcontrole uitsluitend worden gebruikt voor land- en tuinbouwwerkzaamheden, en in de bosbouw en de zoetwatervisteelt.

Overeenkomstig deze communautaire bepaling heeft België onder meer de zware stookolie die onder belastingcontrole uitsluitend wordt gebruikt voor land- en tuinbouwwerkzaamheden, en in de bosbouw en de zoetwatervisteelt vrijgesteld van de accijns en de bijzondere accijns en, dit, voor een bepaalde periode.

Deze vrijstelling maakte het voorwerp uit van artikel 13, § 2, van het koninklijk besluit van 29 december 1992 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie. Deze bepaling beperkte de betrokken vrijstelling tot 31 mei 1993.

Ze werd verlengd met de koninklijke besluiten van 27 augustus 1993 en 30 mei 1994 tot 31 december 1994. Met de koninklijke besluiten van 23 december 1994 en 22 december 1995, werd de vrijstelling beperkt tot de zware stookolie die niet meer dan 1 % zwavel bevat en verlengd tot 31 december 1999.

Op dit ogenblik wordt de vrijstelling verleend op basis van artikel 16, § 2, e) en § 3, van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie waarbij het voormelde koninklijk besluit van 29 december 1992 werd bekrachtigd en opgeheven. De vervaldatum van deze vrijstelling werd met het koninklijk besluit van 31 december 1999 verlengd tot 31 december 2000 en met het koninklijk besluit van 10 januari 2001 en de wet van 23 maart 2001 verlengd tot 31 december 2001.

Om reden van economische problemen die de land- en tuinbouwsector, de bosbouw en de zoetwatervisteelt blijven ondervinden op de Europese markt, vooral door de hoge kosten voor de verwarming van de installaties, blijkt het noodzakelijk de accijnsvrijstelling voor de zware stookolie met een termijn van een jaar te verlengen tot 31 december 2002.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel de vrijstelling van accijns en bijzondere accijns voor zware stookolie die niet meer dan 1 % zwavel bevat en gebruikt wordt in de sector van de land- en tuinbouw, de bosbouw en zoetwatervisteelt tot 31 december 2002 te verlengen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 11 december 2001 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie », heeft op 14 december 2001 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De brief met de adviesaanvraag en de aanhef van het ontworpen besluit zijn in nagenoeg dezelfde bewoordingen gesteld.

In het onderhavige geval luidt die motivering, zoals ze in de brief met de advisaanvraag opgenomen is, als volgt : « En effet, la mesure envisagée a pour objet d'accorder à titre définitif l'exonération provisoire de l'accise et de l'accise spéciale sur le fuel lourd ne contenant pas plus d'un pour cent de soufre, utilisé sous contrôle fiscal pour des travaux agricoles ou horticoles, ou dans la sylviculture ou la pisciculture d'eau douce, cette exonération définitive devant prendre effet le 1er janvier 2002 pour assurer sa continuité, l'arrêté doit être pris sans délai. » De Raad van State, afdeling wetgeving, beperkt zich, overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Krachtens artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot de volgende opmerking.

Rechtsgrond In haar advies 32.370/2, gegeven op 19 oktober 2001, over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie », heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State het volgende onderstreept : « Het ontworpen besluit is gegrond op artikel 13, § 1, eerste lid, van de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977, dat als volgt luidt : « Met het oog op de vervroegde toepassing van de wijzigingen welke bij hoogdringenheid in de accijzen moeten worden aangebracht, kan de Koning, bij in Ministerrad overlegd besluit, alle maatregelen voorschrijven, met inbegrip van de voorlopige storting van de accijnzen welke door de wet zullen worden vastgesteld. » (1) Krachtens deze bepaling kan de Koning weliswaar voorlopige maatregelen nemen die afwijken van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, doch hij kan die wet niet formeel wijzigen (2). De artikelen 1 en 2 van het ontworpen besluit moeten op dat punt dus formeel worden aangepast. » Het ontwerp geeft aanleiding tot dezelfde opmerking en artikel 1 moet dienovereenkomstig worden aangepast. (1) Het tweede lid bepaalt voorts : « De Koning zal bij de Wetgevende Kamers dadelijk, zo zij vergaderd zijn, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zittingstijd, een ontwerp van wet indienen strekkende tot het aanbrengen in de accijzen van de wijzigingen, met het oog waarop bij toepassing van het eerste lid maatregelen zijn genomen.(2) Zulks in tegenstelling tot hetgeen artikel 11, § 1, van de voormelde algemene wet inzake douane et accijnzen bepaalt;in dat artikel wordt uitdrukkelijk gezegd dat in de door de Koning genomen maatregelen « het opheffen of het wijzigen van wetsbepalingen » kunnen begrepen zijn.

De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter;

De heren : P. Lienardy en P. Vandernoot, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het coördinatiebureau werd opgesteld door de heer P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, De Voorzitter, C. Gigot. M.-L. Willot-Thomas.

21 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 (1), inzonderheid op artikel 13, § 1;

Gelet op Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën (2), gewijzigd bij Richtlijn 92/108/EEG van de Raad van 14 december 1992 (3) en bij Richtlijn 94/74/EG van de Raad van 22 december 1994 (4), inzonderheid op artikel 8, § 2, f;

Gelet op de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie (5), gewijzigd bij de wetten van 4 mei 1999 (6)en 23 maart 2001 (7) en bij het koninklijk besluit van 10 januari 2001 (8), inzonderheid op artikel 16, §§ 2 en 3;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 december 2001;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 6 december 2001;

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gegeven op 12 december 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit tot doel heeft de verlenging van de voorlopige vrijstelling van de accijns en bijzondere accijns op zware stookolie die niet meer dan 1 % zwavel bevat en gebruikt wordt in de sector van de land- en tuinbouw, de bosbouw en de zoetwater-visteelt tot 31 december 2002 toe te kennen; dat die voorlopige vrijstelling in werking moet treden op 1 januari 2002 teneinde de continuïteit ervan te verzekeren; dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel moet worden genomen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 14 december 2001, réf. L 32.698/4 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 16, § 3, van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, gewijzigd bij de wetten van 4 mei 1999 en 23 maart 2001 en bij het koninklijk besluit van 10 januari 2001, worden de woorden "31 december 2001" vervangen door de woorden "31 december 2002".

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 3.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 december 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) Belgische Staatsblad van 21 september 1977;(2) Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 316 van 31 oktober 1992;(3) Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 390 van 31 december 1992;(4) Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 365 van 31 december 1994;(5) Belgisch Staatsblad van 20 november 1997;(6) Belgisch Staatsblad van 29 mei 1999;(7) Belgisch Staatsblad van 24 mei 2001, eerste editie; (8) Belgisch Staatsblad van 20 januari 2001, eerste editie.

^