Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 augustus 2009
gepubliceerd op 31 augustus 2009

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Ieper

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2009009605
pub.
31/08/2009
prom.
21/08/2009
ELI
eli/besluit/2009/08/21/2009009605/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 AUGUSTUS 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Ieper


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 88, § 1, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970, 17 mei 2006 en 3 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Ieper;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Gent van 10 februari 2009, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Gent van 20 februari 2009, van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent van 25 februari 2009, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 3 maart 2009, van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 18 februari 2009, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Ieper van 29 januari 2009, de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper van 28 januari 2009 en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Ieper van 17 februari 2009;

Op de voordracht de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De rechtbank van eerste aanleg te Ieper bestaat uit elf kamers, waarvan zes kamers voor burgerlijke zaken, drie kamers voor correctionele zaken en twee jeugdkamers.

Art. 2.De eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde kamer nemen kennis van de burgerlijke zaken. Zij vormen de burgerlijke rechtbank.

De zevende, achtste en negende kamer nemen kennis van de correctionele zaken. Zij vormen de correctionele rechtbank.

De tiende en elfde kamer vormen de jeugdrechtbank.

Art. 3.De zesde, de zevende en de elfde kamer bestaan uit drie rechters. De andere kamers en het bureau voor rechtsbijstand bestaan uit één rechter.

De rechtbank zetelt echter als kamer met vijf rechters in het geval bedoeld in artikel 93, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Behoudens de wettelijk bepaalde uitzonderingen, kunnen alle rechters van de rechtbank van eerste aanleg zowel in de burgerlijke als in de correctionele kamers zitting houden en kunnen zij tevens als plaatsvervanger in die kamers zitting houden.

Art. 4.§ 1. De eerste kamer is de inleidingskamer voor alle burgerlijke zaken die voor één rechter worden gebracht. Zij kan alle soort zaken behandelen. Zij neemt in het bijzonder kennis van : 1°. alle zaken die tot het personen- en familierecht behoren; 2°. de wraking van vrederechters en rechters in de politierechtbank, overeenkomstig artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek; 3°. de beëdiging van de personen bedoeld in artikel 572 van het Gerechtelijk Wetboek. en de installatie van de personen bedoeld in het artikel' 288, tiende en elfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek; 4°. procedures inzake verenigingen en stichtingen.

De eerste kamer houdt zitting op woensdag, om 9 uur.

De zaken in raadkamer worden behandeld vanaf 9 u. 30 m. § 2. De tweede kamer neemt kennis van : 1°. geschillen inzake overeenkomsten (partim); 2°. bouwzaken en makelaarsovereenkomsten in het bijzonder; 3°. exequatur; 4°. verzekeringen.

De tweede kamer houdt zitting op dinsdag, om 10 uur. § 3. De derde kamer neemt kennis van : 1°. de geschillen inzake zakenrecht; 2°. erfenissen, schenkingen en testamenten; 3°. familiaal vermogensrecht; 4°. intellectuele rechten; 5°. transportrecht; 6°. betwistingen met de overheid; 7°. geschillen inzake overeenkomsten (partim);

De derde kamer houdt zitting op de eerste en de derde vrijdag van de maand, om 10 uur. § 4. De vierde kamer neemt kennis van : 1°. aansprakelijkheid onrechtmatige daad; 2°. beroepsaansprakelijkheid; 3°. geschillen inzake overeenkomsten (partim;) 4°. verzekeringen.

De vierde kamer houdt zitting op de tweede en de vierde vrijdag van de maand, om 10 uur. § 5. De vijfde kamer neemt kennis van de minnelijke schikkingen en verzoeningen, overeenkomstig artikel 731 van het Gerechtelijk Wetboek.

De vijfde kamer houdt zitting op woensdag, om 11 uur. § 6. De zesde kamer is de inleidingskamer van alle burgerlijke zaken die voor drie rechters worden gebracht. Zij neemt kennis van : 1°. het hoger beroep tegen vonnissen van de vredegerechten en de politierechtbank zetelend in burgerlijke zaken (artikel 92, § 1, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek); 2°. de burgerlijke rechtsvorderingen tot verbetering van akten van de burgerlijke stand (artikel 92, § 1, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek); 3°. de burgerlijke rechtsvorderingen aangebracht naar aanleiding van drukpersmisdrijven (artikel 92, § 1, 2° van het Gerechtelijk Wetboek); 4°. het verzoek tot herroeping van het gewijsde (artikel 92, § 1, 5°, van het Gerechtelijk Wetboek); 5°. de tuchtzaken (artikel 92, § 1, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek); 6°. de zaken die bij toepassing van artikel 91, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, op vraag van een partij door een enige rechter verwezen worden naar een kamer met drie rechters.

De zesde kamer houdt zitting op de eerste en de derde woensdag van de maand, om 10 uur. § 7. De zevende kamer is een correctionele kamer : a) samengesteld uit drie rechters van de rechtbank van eerste aanleg en die kennis neemt van : 1°.alle misdrijven die behoren tot de bevoegdheid van een uit drie rechters samengestelde kamer (artikel 92 van het Gerechtelijk Wetboek) en van deze waarvan de verwijzing gevraagd werd (artikel 91, derde en vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek); 2°. de misdrijven van intrafamiliaal geweld; 3°. het hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank zetelend in strafzaken; 4°. procedures bij toepassing van artikel 38, § 2, van de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis (niet-naleving voorwaarden). b) samengesteld uit twee rechters van de rechtbank van eerste aanleg en één rechter van de arbeidsrechtbank en die kennis neemt van : 1°.de overtredingen van de wetten en verordeningen over één van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met één of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten (artikel 76, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek); 2°. de zaken van sociaal strafrecht waarbij de verwijzing naar drie rechters gevraagd werd; 3°. de beroepen tegen de vonnissen van de politierechtbank in zoverre de politierechtbank uitspraak heeft gedaan in zaken die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met een of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten.

De zevende kamer houdt zitting op donderdag, om 9 uur. § 8. De achtste kamer neemt kennis van : 1°. de strafvorderingen ingeleid door de procureur des Konings; 2°. de strafvorderingen op rechtstreekse dagvaarding (partim); 3°. strafvorderingen van oproeping bij proces-verbaal of van onmiddellijke verschijning (partim); 4°. procedures bij toepassing van artikel 38, § 2, van de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis (niet-naleving voorwaarden); 5°. strafvorderingen van de arbeidsauditeur waaronder de overtredingen en verordeningen over één van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met één of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten.

De achtste kamer houdt zitting op de eerste en de derde maandag van de maand, om 9 uur. § 9. De negende kamer neemt kennis van : 1°. de strafvorderingen ingeleid door de procureur des Konings; 2°. de strafvorderingen op rechtstreekse dagvaarding (partim); 3°. strafvorderingen van oproeping bij proces-verbaal of van onmiddellijke verschijning (partim); 4°. procedures bij toepassing van artikel 38, § 2, van de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis (niet-naleving voorwaarden).

De negende kamer houdt zitting op de tweede en de vierde maandag van de maand, om 9 uur. § 10. De tiende kamer is samengesteld uit één jeugdrechter en neemt kennis van : 1°. de zaken die onder de toepassing vallen van Titel II, Hoofdstuk II, en Hoofdstuk III, Afdeling I van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade (maatregelen ten aanzien van de ouders ter bescherming van de minderjarigen); 2°. de zaken die onder de toepassing vallen van Titel II, Hoofdstuk III, Afdeling II van dezelfde wet en van de gecoördineerde decreten inzake bijzondere jeugdbijstand (maatregelen ten aanzien van de minderjarigen die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden en maatregelen ten aanzien van de minderjarigen die een als een misdrijf omschreven feit hebben gepleegd); 3°. de zaken i.v.m. de wet op de gemeentelijke administratieve sancties en de « voetbalwet »; 4°. de burgerlijke jeugdzaken.

De tiende kamer houdt zitting op vrijdag, om 9 u. 30 m.

De tweede en de vierde vrijdag van de maand zijn voorbehouden voor de behandeling van de burgerlijke jeugdzaken. § 11. De elfde kamer is samengesteld uit drie rechters van wie twee de gespecialiseerde opleiding gevolgd hebben vereist voor de uitoefening van het ambt van jeugdrechter, en de derde een rechter van de correctionele rechtbank is. Deze kamer neemt kennis van de berechting van de personen ten aanzien van wie een beslissing tot uithandengeving is genomen overeenkomstig de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade in het kader van een wanbedrijf en/of correctionaliseerbare misdaad (artikel 92, § 1, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek).

De elfde kamer houdt zitting op de tweede en vierde dinsdag van de maand, om 14 u. 30 m.

Art. 5.De inleiding van de zaken wordt als volgt bepaald : 1°. voor de burgerlijke rechtbank : voor de eerste of de zesde kamer naargelang één of drie rechters van de zaak kennis nemen; voor de kortgedingrechter; voor de beslagrechter; voor het bureau van rechtsbijstand; 2°. voor de correctionele rechtbank : voor de achtste of de negende kamer indien één rechter van de zaak kennis neemt en voor de zevende kamer indien drie rechters van de zaak kennis nemen; 3°. voor de jeugdrechtbank : voor de tiende kamer (één jeugdrechter) of de elfde kamer (drie rechters).

Art. 6.§ 1. De voorzitter van de rechtbank of de rechter die hem vervangt neemt kennis van de zaken in kortgeding of zoals in kortgeding.

De voorzitter of de rechter die hem vervangt houdt zitting op donderdag, om 9 u. 30 m. § 2. De verschijningen voor de voorzitter van de rechtbank of de rechter die het ambt van voorzitter waarneemt in het kader van de echtscheiding door onderlinge toestemming en scheiding van tafel en bed hebben plaats op maandag, om 10 u. 30 m. § 3. De beslagrechter houdt zitting : 1°. voor verzoeningen inzake hypothecair krediet, op de tweede en de vierde vrijdag van de maand, om 9 uur; 2°. op dagvaarding en op verzoekschrift : op vrijdag, om 10 uur. § 4. De getuigenverhoren worden gehouden op woensdag, om 9 uur en om 14 uur. § 5. Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting elke woensdag van de maand om 11 uur. § 6. De correctionele raadkamer houdt zitting op dinsdag en vrijdag, om 9 uur.

De raadkamer kan, indien de behoeften van de dienst zulks vereisen, bijkomende zittingen houden op de dagen en uren die zij vaststelt.

Art. 7.De onderzoeksrechters nemen kennis van de vorderingen van het openbaar ministerie aan hun ambt gericht, de klachten met burgerlijke partijstelling en de ambtelijke opdrachten die tijdens hun weekdienst worden gedaan.

Indien de behoeften van de dienst, de goede rechtsbedeling of de organisatie van de rechtbank zulks vergen, kan de voorzitter van de rechtbank van deze regeling afwijken.

Art. 8.De voorzitter van de rechtbank verdeelt de burgerlijke zaken volgens de behoeften van de dienst.

De voorzitter van de rechtbank verdeelt de strafzaken op voorstel van de procureur des Konings.

Art. 9.Alle kamers kunnen, naargelang van de behoeften van de dienst, bijkomende of buitengewone zittingen houden, waarvan zij zelf de dag en het uur bepalen, (zaterdagen, zondagen en feestdagen inbegrepen) met instemming van de voorzitter van de rechtbank.

Art. 10.Indien de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden op de dag en het uur die hij vaststelt.

Art. 11.De voorzitter van de rechtbank kan, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, tijdelijk het aantal kamers verhogen, hun bevoegdheden en de dagen en uren van hun zittingen tijdelijk wijzigen.

Art. 12.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen, in overeenstemming met de artikelen 334 tot 339 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hij maakt de dienstregeling op van de magistraten die er zitting houden.

De voorzitter van de rechtbank kan te allen tijde die dienstregeling wijzigen met het oog op de behoeften van de dienst.

Art. 13.De beschikkingen die de voorzitter van de rechtbank neemt op grond van de artikelen 80 en 89 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van de rechtbank aangeplakt. Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het hof van beroep en van de procureur des Konings. Wanneer deze beschikkingen betrekking hebben op sociaalrechtelijke misdrijven worden ze ook ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Gent, de voorzitter van de arbeidsrechtbanken te Ieper en de arbeidsauditeur te Ieper.

Art. 14.Het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Ieper wordt opgeheven.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009.

Art. 16.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 21 augustus 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

^