gepubliceerd op 08 mei 2007
Koninklijk besluit betreffende de vermindering van het zwavelgehalte van sommige scheepsbrandstoffen die worden gebruikt door binnenschepen
21 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de vermindering van het zwavelgehalte van sommige scheepsbrandstoffen die worden gebruikt door binnenschepen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985, 28 juli 1987 en 15 mei 2006 en artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999;
Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, inzonderheid op artikel 17ter, § 1, ingevoegd door de wet van 22 januari 2007;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen betrokken zijn bij het ontwerpen van dit besluit;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 maart 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 30 maart 2007;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft, bepaalt dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om vóór 11 augustus 2006 aan deze richtlijn te voldoen;
Overwegende dat België dringend de richtlijn moet omzetten in nationaal recht om alsnog een veroordeling door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te voorkomen;
Gelet op advies 42.701/4 van de Raad van State, gegeven op 5 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit ter omzetting van Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft, wordt verstaan onder : 1° « scheepsbrandstof », een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die bestemd is voor gebruik, of gebruikt wordt, aan boord van een binnenschip, met inbegrip van de in ISO 8217 gedefinieerde brandstoffen;2° « gasolie voor de scheepvaart », een scheepsbrandstof waarvan de viscositeit of de dichtheid valt binnen de viscositeits- of dichtheidsgrenzen die zijn bepaald voor klasse DMX en DMA in tabel I van ISO 8217;3° « binnenschip », een schip dat specifiek bestemd is voor gebruik op de binnenwateren, zoals omschreven in het koninklijk besluit van 1 juni 1993 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, met inbegrip van alle schepen die voorzien zijn van een communautair certificaat of een certificaat van onderzoek, bedoeld in artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit;4° « de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld », de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Art. 2.Dit besluit is niet van toepassing op vaartuigen die in militair verband worden gebruikt.
Art. 3.Onder voorbehoud van de bepaling van het tweede lid mogen binnenschepen op het grondgebied geen gasolie voor de scheepvaart gebruiken met een zwavelgehalte van meer dan 0,20 massaprocent en vanaf 1 januari 2008 van meer dan 0,10 massaprocent.
De hogere grenswaarden van het zwavelgehalte, toegestaan krachtens artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 13 december 2006 betreffende de benaming, de kenmerken en het zwavelgehalte van de marine gasolie gelden eveneens voor de voorschriften van het eerste lid.
Art. 4.Vanaf 1 januari 2010 mogen binnenschepen geen scheepsbrandstoffen gebruiken met een zwavelgehalte van meer dan 0,1 massaprocent.
Het eerste lid is niet van toepassing op binnenschepen met een certificaat waaruit blijkt dat zij voldoen aan de voorschriften van het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, sindsdien gewijzigd, wanneer deze schepen op zee zijn.
Art. 5.De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld, controleert door middel van monsterneming of het zwavelgehalte van gebruikte brandstoffen voldoet aan artikel 3.
Art. 6.Vanaf 1 januari 2010 controleert de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld of het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen voldoet aan artikel 4, door middel van monsterneming en analyse van scheepsbrandstof voor verbranding aan boord in tanks, voorzover uitvoerbaar.
Art. 7.De referentiemethode voor de bepaling van het zwavelgehalte is : a) de methoden ISO 8754 (1992) en PrEN ISO 14596 voor scheepsbrandstoffen;b) EN-methode 24260 (1987), ISO 8754 (1992) en PrEN ISO 14596 voor gasolie. De arbitragemethode is PrEN ISO 14596. De statistische interpretatie van de resultaten van de controles op het zwavelgehalte van gasolie geschiedt overeenkomstig ISO-norm 4259 (1992).
Art. 8.De artikelen 3 en 5 houden op uitwerking te hebben op 1 januari 2010.
Art. 9.Onze Minister bevoegd voor Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT