Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juni 2002
gepubliceerd op 29 juni 2002

Koninklijk besluit betreffende de sancties die de kansspelcommissie kan opleggen

bron
ministerie van justitie
numac
2002009606
pub.
29/06/2002
prom.
20/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/20/2002009606/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 JUNI 2002. - Koninklijk besluit betreffende de sancties die de kansspelcommissie kan opleggen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, inzonderheid op artikel 21;

Gelet op het advies van de kansspelcommissie, gegeven op 7 februari 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2001;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 september 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Indien de bepalingen van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, hierna « de wet » genoemd, en van de uitvoeringsbesluiten ervan, worden geschonden, stelt de kansspelcommissie, hierna « de commissie » genoemd, de betrokken houder van de vergunning bij ter post aangetekend schrijven in kennis van : 1° alle ten laste gelegde feiten;2° de maatregel die de commissie voornemens is op te leggen;3° het recht van de betrokkene om zijn dossier in te zien;4° het recht van de betrokkene zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat naar zijn keuze;5° de plaats van inzage van het dossier.

Art. 2.De betrokken persoon beschikt over een termijn van vijftien werkdagen te rekenen van de kennisgeving per aangetekend schrijven, om het dossier te raadplegen op het secretariaat van de commissie. Hij kan kosteloos een afschrift ervan verkrijgen.

Art. 3.Na de kennisgeving bedoeld in artikel 1 beschikt de betrokken persoon over een termijn van vijftien werkdagen om zijn verweermiddelen door middel van een memorie per aangetekend schrijven toe te zenden aan de commissie.

Memories toegezonden na afloop van de termijn bepaald in het eerste lid worden ambtshalve uit de debatten geweerd.

Art. 4.De betrokken persoon wordt per aangetekend schrijven opgeroepen om binnen een termijn van twee maanden, te rekenen van de toezending van zijn verweermiddelen, te worden gehoord door de leden van de commissie die deze laatste aanwijst.

Van het verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt dat aan de betrokkene wordt voorgelezen, en dat hem ter ondertekening wordt voorgelegd.

Art. 5.De commissie neemt een beslissing binnen zes maanden te rekenen van de kennisgeving per aangetekend schrijven bedoeld in artikel 1.

Art. 6.De termijnen bedoeld in de artikelen 4 en 5 moeten op straffe van nietigheid van de procedure worden nageleefd.

Art. 7.De beslissing van de commissie wordt binnen vijf werkdagen nadat zij is genomen, per aangetekend schrijven ter kennis van betrokkene gebracht.

De beslissing van de commissie heeft uitwerking vanaf het tijdstip dat zij ter kennis van betrokkene wordt gebracht.

Behoudens bewijs van het tegendeel wordt de betrokkene geacht kennis te hebben van de beslissing, op de tweede werkdag volgend op de kennisgeving bedoeld in het eerste lid.

Art. 8.Ingeval de commissie een waarschuwing uitspreekt en daarbij een regularisatietermijn oplegt, moet zij de duur daarvan in haar beslissing bepalen.

Na afloop van de voornoemde termijn onderzoekt de commissie de situatie opnieuw, en ingeval zij vaststelt dat geen regularisatie heeft plaatsgevonden, stelt zij eventueel voor de vergunning te schorsen of in te trekken.

In dat geval is de procedure omschreven in de artikelen 1 tot 7 van toepassing.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10.Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^