gepubliceerd op 30 juli 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries
20 JULI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, inzonderheid op artikel 14, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 juli 1989, 18 november 1991 en 14 september 1994, op artikel 32, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 279 van 30 maart 1984 en de koninklijke besluiten van 10 september 1996 en 4 oktober 1996 en op bijlage 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 december 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 22 januari 1998;
Gelet op het protocol nr. 264 van 4 juli 1997 van het Comité voor de federale, de gemeenschapsen de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 291 van 23 maart 1998 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 6 februari 1998 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 juni 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 juli 1989, 18 november 1991 en 14 september 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « tussentijdse verhogingen » vervangen door de woorden « verhogingen in zijn weddeschaal »;2° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De diensten verricht in de openbare sector als tewerkgestelde werkloze in een ambt met volledige prestaties komen eveneens in aanmerking voor de toekenning van verhogingen in de weddeschaal voor : - een maximumduur van drie jaar : vanaf 1 januari 1998; - een maximumduur van vier jaar : vanaf 1 januari 1999; - een maximumduur van vijf jaar : vanaf 1 januari 2000; - een maximumduur van zes jaar : vanaf 1 januari 2001. »
Art. 2.In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 279 van 30 maart 1984 en de koninklijke besluiten van 10 september 1996 en 4 oktober 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3.Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt de wedde voor volledige prestaties vermenigvuldigd met de volgende breuk : het percentage van de prestaties de prestaties x het aantal gepresteerde werkdagen/ het aantal te presteren werkdagen op basis van de werkkalender Het aantal gepresteerde of te presteren werkdagen is gelijk aan het aantal gepresteerde of te presteren uren gedeeld door 7,6.
Wordt verstaan onder : a) « werkdag » : elke dag van de week, de feestdag inbegrepen, met uitzondering van de zaterdag en de zondag;b) « gepresteerde werkdag » : elke werkdag waarvoor een verloning verschuldigd is;c) « werkkalender » het aantal te presteren werkdagen in een maand.2° § 4 wordt opgeheven.
Art. 3.In bijlage 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996, wordt de tabel bevattende de weddeschalen 15 A tot 17 A vervangen door de tabel gevoegd bij dit besluit.
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van artikel 2, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1998.
Art. 5.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT