Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 december 2019
gepubliceerd op 27 december 2019

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 21, § 3, eerste lid en § 4 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen voor het jaar 2020

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2019042929
pub.
27/12/2019
prom.
20/12/2019
ELI
eli/besluit/2019/12/20/2019042929/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 DECEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 21, § 3, eerste lid en § 4 van de wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen voor het jaar 2020


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen, artikel 21, § 3 en § 4, gewijzigd bij de wet van 30 maart 2018 met betrekking tot het niet in aanmerking nemen van diensten gepresteerd als niet-vastbenoemd personeelslid voor een pensioen van de overheidssector, tot wijziging van de individuele responsabilisering van de provinciale en lokale overheden binnen het gesolidariseerd Pensioenfonds, tot aanpassing van de reglementering inzake aanvullende pensioenen, tot wijziging van de modaliteiten van de financiering van het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen en tot bijkomende financiering van het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de pensioenen van de provinciale en plaatselijke besturen van de Federale Pensioendienst, gegeven op 24 oktober 2019;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 november 2019 ;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 13 december 2019;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 21, § 3, eerste lid van de wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten de besturen die aangesloten zijn bij het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen ertoe gehouden zijn om de responsabiliseringsbijdrage te betalen onder de vorm van maandelijkse termijnen en de in 2020 te betalen maandelijkse termijnen betrekking hebben op de responsabiliseringsbijdrage voor het jaar 2019;

Overwegende dat, opdat de lopende pensioenen ten laste van het Gesolidariseerd pensioenfonds in het jaar 2020 zouden kunnen worden uitbetaald zonder thesaurieproblemen, het vereist is dat overeenkomstig artikel 21, § 4 van de voormelde wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten de bij het Fonds aangesloten besturen in 2020 tevens aanvullende maandelijkse termijnen betalen die betrekking hebben op de responsabiliseringsbijdrage voor het jaar 2020 zelf en die 40% bedragen van de geraamde opbrengst van deze laatste bijdrage;

Overwegende dat zowel het bedrag van de maandelijkse termijnen voor de periode van januari tot en met oktober 2020 als het bedrag van de aanvullende maandelijkse termijnen voor de periode van januari tot en met december 2020 gelijk is aan één twaalfde van een vast te stellen percentage van het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage die het bestuur verschuldigd was voor het jaar 2018;

Overwegende dat enerzijds de totale opbrengst van de responsabiliseringsbijdragen voor het jaar 2019 wordt geraamd op 478,39 miljoen EUR terwijl de totale opbrengst van de responsabiliseringsbijdragen voor het jaar 2018 405,23 miljoen EUR bedraagt zodat de verhouding tussen beide gelijk is aan 118% en dat anderzijds de in 2019 reeds betaalde aanvullende maandelijkse termijnen die betrekking hebben op de responsabiliseringsbijdrage voor datzelfde jaar 1/5e bedroegen van de geraamde opbrengst van deze laatste bijdrage zodat nog 4/5e dient te worden betaald, hetgeen overeenstemt met 94,40% van voormelde verhouding;

Overwegende dat de totale opbrengst van de responsabiliseringsbijdragen voor het jaar 2020 wordt geraamd op 543,98 miljoen EUR terwijl de totale opbrengst van de responsabiliseringsbijdragen voor het jaar 2018 405,23 miljoen EUR bedraagt zodat de verhouding tussen beide gelijk is aan 134% en 2/5e van deze laatste verhouding overeenstemt met 53,60%;

Op de voordracht van de Minister van Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De tien maandelijkse termijnen bedoeld in artikel 21, § 3, eerste lid van de wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen worden elk vastgesteld op één twaalfde van 94,40% van het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage die het bestuur verschuldigd was voor het jaar 2018.

Art. 2.De twaalf maandelijkse aanvullende termijnen bedoeld in artikel 21, § 4 van de voormelde wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten worden elk vastgesteld op één twaalfde van 53,60% van het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage die het bestuur verschuldigd was voor het jaar 2018.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

Art. 4.De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 december 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE

^