gepubliceerd op 01 februari 2008
Koninklijk besluit betreffende de procedure voor uitwerking, goedkeuring en bekendmaking van het plan inzake ontwikkeling van het transmissienet voor elektriciteit
20 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit betreffende de procedure voor uitwerking, goedkeuring en bekendmaking van het plan inzake ontwikkeling van het transmissienet voor elektriciteit
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 13, § 1, zesde lid, gewijzigd bij de wet van 1 juni 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 april 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 20 april 2007;
Gelet op het advies 42.912/3 van de Raad van State, gegeven op 8 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;2° « de wet van 13 februari 2006 » : de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu. De definities, vervat in artikel 2 van de wet zijn van toepassing op dit besluit. HOOFDSTUK II. - Termijn van het opstellen van het ontwikkelingsplan en samenhang met de prospectieve studie
Art. 2.§ 1. Het ontwikkelingsplan wordt voor de eerste maal opgesteld binnen de twaalf maanden vanaf de opstelling van de prospectieve studie. § 2. Vervolgens wordt het ontwikkelingsplan om de drie jaren aangepast, te beginnen vanaf de datum van de goedkeuring van het voorgaande plan door de minister. § 3. Het ontwikkelingsplan wordt opgesteld en goedgekeurd, rekening houdend met in het bijzonder de prospectieve studie. Tijdens de procedure van opstelling van het ontwikkelingsplan, wordt er rekening gehouden met de laatst geldende prospectieve studie, opgesteld door de Algemene Directie Energie. Mits passende motivering kan eveneens rekening worden gehouden met de documenten, die voortkomen uit de aan gang zijnde procedure van de periodieke aanpassing van de prospectieve studie. § 4. Alle bepalingen van de ontwikkelingsplannen, inbegrepen het investeringsprogramma waartoe de netbeheerder zich heeft verbonden het uit te voeren, blijven geldig en geschikt om de investeringen op tarifair vlak te rechtvaardigen, zolang de periodieke aanpassing van het ontwikkelingsplan niet is goedgekeurd door de minister, zelfs indien de investeringsperiode, voorzien door het ontwikkelingsplan is vervallen of indien het plan niet is aangepast binnen de wettelijke termijn. HOOFDSTUK III. - Procedure van aanvaarding van het plan en samenhang met de beoordeling van de gevolgen voor het milieu
Art. 3.Binnen de negen maanden na de bekendmaking van de prospectieve studie bedoeld in artikel 3 van de wet stelt de netbeheerder in samenwerking met de Algemene Directie Energie en het Federaal Planbureau een ontwerp van ontwikkelingsplan op dat een periode van tien jaar bestrijkt.
Art. 4.Voorafgaand aan het opstellen van het ontwikkelingsplan, bepalen de netbeheerder, de Algemene Directie Energie en het Federaal Planbureau in samenspraak de modaliteiten inzake het opstellen van het ontwerp van ontwikkelingsplan door inzonderheid te verduidelijken : 1° de verdeling van de taken die aan elk van de drie organisaties zijn opgedragen : 2° de vereiste termijnen voor de vervulling van de taken;3° de communicatiewijze van de informatie tussen de drie organisaties.
Art. 5.Voorafgaand aan het opstellen van het ontwikkelingsplan raadpleegt de minister de Minister bevoegd voor het Mariene Milieu met het oog op het verkrijgen, ter aanvulling van de prospectieve studie, bedoeld in artikel 3 van de wet, van de nieuwe elementen die nuttig zijn voor het opstellen van delen van het ontwerp van ontwikkelingsplan die betrekking hebben op de aanpassingen van het transmissienet die noodzakelijk zijn voor de aansluiting op het transmissienet van installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden waar België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht. De opmerkingen die voortkomen uit deze raadpleging worden bezorgd aan de minister binnen een termijn van een maand, vanaf de ontvangst van de vraag tot raadpleging.
Art. 6.Wanneer het ontwerp van ontwikkelingsplan overeenkomstig de artikelen 3 en 4 is opgesteld, wordt het door de netbeheerder voor advies voorgelegd aan : 1° de commissie;2° de minister bevoegd voor het mariene milieu. De adviezen worden aan de netbeheerder overgemaakt binnen een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de adviesaanvragen. Indien ze niet worden verleend binnen de termijn, voorzien door dit artikel, worden de adviezen als gunstig beschouwd.
Art. 7.Rekening houdende met de adviezen van de commissie en de minister bevoegd voor het mariene milieu in het ontwikkelingsplan, gaat de netbeheerder over tot evaluatie van de gevolgen voor het milieu van het ontwerp waarbij hij ervoor zorgt dat in toepassing van de bepalingen van de artikelen 9 tot 14 van de wet van 13 februari 2006.
Art. 8.Na de evaluatie van de gevolgen voor het milieu en overeenkomstig artikel 16 van de wet van 13 februari 2006, houdt de netbeheerder bij het opstellen van het ontwikkelingsplan rekening met : 1° de adviezen en de opmerkingen uitgebracht krachtens de artikelen 12 en 14 van de wet van 13 februari 2006;2° het milieueffectenrapport opgesteld krachtens artikel 9 van de wet van 13 februari 2006;3° de grensoverschrijdende raadplegingen wanneer ze vereist zijn krachtens artikel 13 van de wet van 13 februari 2006.
Art. 9.Voor de goedkeuring van het ontwikkelingsplan, stelt de Algemene Directie Energie een verklaring op met een samenvatting van : 1° de wijze waarop de milieuoverwegingen in het ontwikkelingsplan zijn opgenomen;2° de wijze waarop rekening is gehouden met het milieueffectenrapport en met de raadplegingen die hebben plaatsgevonden met toepassing van de artikelen 12, 13 en 14 van de wet van 13 februari 2006;3° de redenen van de keuzes in het ontwikkelingsplan in het licht van andere redelijke alternatieven die in overweging werden genomen, met vermelding van de belangrijkste maatregelen voor de monitoring van de aanzienlijke gevolgen voor het milieu van het ontwikkelingsplan.
Art. 10.De termijn van twaalf maanden voorzien voor de opstelling van het ontwikkelingsplan wordt opgeschort tussen de datum van de uitwerking van het ontwerpregister bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 13 februari 2006, en de datum waarop de verklaring bedoeld in artikel 9 van dit besluit is opgesteld.
Art. 11.Het ontwikkelingsplan wordt goedgekeurd door de minister die binnen de twee maanden na ontvangst uitspraak doet. Bij gebrek aan een goedkeuringsbeslissing wordt het het ontwikkelingsplan geacht goedgekeurd te zijn.
Art. 12.Een minimale aanpassing van het ontwikkelingsplan, die niet wordt geacht een grote impact te hebben op het milieu, wordt vrijgesteld van de bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 13 februari 2006, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 3, van de wet van 13 februari 2006.
Art. 13.Het ontwikkelingsplan zoals goedgekeurd door de minister, conform artikel 11 en de verklaring bedoeld in artikel 9 worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en geplaatst op de federale portaalsite, de site van de Algemene Directie Energie en de site van de netbeheerder.
Binnen de tien dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad wordt een kopie van het ontwikkelingsplan alsook van de verklaring bedoeld in artikel 9 gericht aan : 1° de commissie en het Federaal Planbureau;2° de instanties die geraadpleegd zijn met toepassing van artikel 12, tweede lid, van de wet van 13 februari 2006;3° aan de Staat of Staten die geraadpleegd zijn met toepassing van artikel 13 van de wet van 13 februari 2006.
Art. 14.Onze Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 december 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, M. VERWILGHEN