gepubliceerd op 28 november 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
19 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 2, § 1, 4°;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 februari 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, van 21 juni 2000;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 1.331 van 19 december 2000;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 16 maart 2001 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies nr. 31.451/1 van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2001 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals tot op heden gewijzigd, wordt een artikel 17quinquies ingevoegd tussen artikel 17quater en artikel 18, luidende : «
Art. 17quinquies.§ 1. De personen die voor rekening van een club, federatie, vereniging, instelling, overheidsinstantie of enige andere organisatie die geen winstgevend doel nastreeft, ten behoeve van anderen of van de samenleving, activiteiten verrichten en die daarvoor, hoewel ze deze activiteiten verrichten in de vorm van vrijwillige inzet, toch vergoedingen ontvangen, worden aan de toepassing van de wet onttrokken, in zoverre de ontvangen vergoedingen voor de gezamenlijke bedoelde activiteiten het bedrag van 24,79 EUR per dag en 991, 57 EUR per kalenderjaar niet overschrijden.
De club, federatie, vereniging, instelling, overheidsinstantie of enige andere organisatie die geen winstgevend doel nastreeft, en die een beroep doet op de in § 1 bedoelde personen, wordt in de gevallen vermeld in § 1, eveneens aan de toepassing van de wet onttrokken. § 2. Het bedrag van 24,79 EUR per dag en 991,57 EUR per jaar wordt aan de spilindex 103,14 gekoppeld en varieert zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. § 3. Wordt één van de in § 1 bedoelde forfaitaire bedragen in de loop van een kalenderjaar overschreden, dan worden de betrokkene en de in § 1, tweede lid bedoelde club, federatie, vereniging, instelling, overheidsinstantie of enige andere organisatie die geen winstgevend doel nastreeft voor het betreffende kalenderjaar onderworpen aan de wet en dit voor het geheel van de betaalde vergoedingen. § 4. Dit artikel is niet toepasselijk op de personen die reeds andere of gelijkaardige activiteiten uitoefenen in het kader van een arbeidsovereenkomst, een statutaire aanstelling of een aannemingscontract voor rekening van dezelfde club, federatie, vereniging, instelling, overheidsinstantie of organisatie die geen winstgevend doel nastreeft. § 5. De personen bedoeld in § 1 moeten per kalenderjaar een vrijwiligerskaart bijhouden voor al hun activiteiten verricht onder de vorm van vrijwillige inzet voor rekening van voormelde club, federatie, vereniging, instelling, overheidsinstantie of enige andere organisatie die geen wintgevend doel nastreeft.
Wanneer de betrokkene deze verplichting niet naleeft, verliezen hij en de club , federatie, vereniging, instelling, overheidsinstantie of enige andere organisatie die geen winstgevend doel nastreeft het voordeel vermeld in § 1 voor alle in de loop van dat kalenderjaar ontvangen vergoedingen voor activiteiten verricht in de vorm van vrijwillige inzet.
Onze Minister die Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt : 1° het model van de vrijwilligerskaart;2° de modaliteiten van uitgifte en teruggave van de vrijwilligerskaart;3° de modaliteiten van bijhouden en bewaren van de vrijwilligerskaart en 4° de inlichtingen die er moeten in voorkomen. § 6. Dit artikel is niet van toepassing op de personen bedoeld in artikel 17quater, alsook, voor zover deze niet reeds beoogd worden bij artikel 17quater, op de vrijwillige brandweerlieden, de vrijwillige leden van de civiele bescherming en de vrijwilligers in diensten die zijn ingeschakeld in de dringende geneeskundige hulpverlening, noch op de vereniging, instelling of enige andere organisatie die een beroep doet op deze vrijwillige brandweerlieden, deze vrijwillige leden van de civiele bescherming en/of deze vrijwilligers in diensten die zijn ingeschakeld in de dringende geneeskundige hulpverlening. »
Art. 2.Voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 geldt in plaats van het bedrag van « 24,79 EUR per dag », vermeld in §§ 1 en 2 van artikel 1, het bedrag « duizend BEF per dag ». Voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 geldt in plaats van het bedrag van « 991,57 EUR per jaar », vermeld in §§ 1 en 2 van artikel 1, het bedrag « veertigduizend BEF per jaar. »
Art. 3.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001, met uitzondering van § 5 van het nieuwe artikel 17quinquies dat in werking treedt de dag waarop het ministerieel besluit dat met toepassing van die paragraaf genomen wordt, in werking treedt.
Art. 4.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven Brussel te 19 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE