gepubliceerd op 08 juni 2009
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk
19 MEI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, de artikelen 40, § 3, en 41;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 maart 1998 tot wijziging en opheffing van diverse bepalingen van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming, artikel 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk;
Gelet op het ministerieel besluit van 1 juli 1980 tot uitvoering van artikel 109, § 3, tweede lid, van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 17 oktober 2008;
Gelet op het advies nr. 45.961/1 van de Raad van State, gegeven op 26 februari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 13 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "die aan het voorafgaand advies van het comité werd voorgelegd, en" ingevoegd tussen de woorden "schriftelijke overeenkomst" en "waarin inzonderheid";2° het eerste lid, 6°, wordt vervangen als volgt : "6° de wijze waarop de overeenkomst wordt beëindigd, inzonderheid de weerslag ervan op de aanpassing van de forfaitaire bijdragen bedoeld in artikel 13quater.»; 3° het tweede lid, 2°, wordt vervangen als volgt : "2° door opzegging door één van de partijen, met naleving van een opzeggingstermijn van ten minste zes maanden die aanvangt op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de opzegging werd gegeven en die eindigt op 31 december van, al naargelang het geval, het lopende of het volgende kalenderjaar.»
Art. 2.In artikel 14, van hetzelfde besluit, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : « De leden die de werkgevers vertegenwoordigen worden aangeduid door de werkgeversorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, en het aantal van deze leden mag niet hoger zijn dan het aantal van de leden die de werknemers vertegenwoordigen. »
Art. 3.In artikel 15, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het derde en het vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende : « Op vraag van minstens drie leden van het adviescomité verschaft de raad van bestuur of de persoon belast met de leiding van de dienst het adviescomité het geheel van informatie en documenten die het nodig acht voor het volbrengen van de opdrachten inzake de domeinen bedoeld in het eerste lid.»; 2° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « Indien geen akkoord wordt bereikt, vraagt het adviescomité of de raad van bestuur het advies van de ambtenaar belast met het toezicht, na de Vaste Operationele Commissie hierover te hebben ingelicht.»
Art. 4.Artikel 16, zesde lid, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.
Art. 5.Artikel 43, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «
Art. 43.De erkende externe diensten zijn ertoe gehouden, op verzoek van de met het toezicht belaste ambtenaar, alle documenten of inlichtingen te verstrekken die betrekking hebben op hun activiteiten of hun werking of die noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van dit besluit.
Indien de met het toezicht belaste ambtenaren vaststellen dat de externe dienst niet meer voldoet aan de bepalingen van dit besluit, kunnen zij een termijn vaststellen waarbinnen de externe dienst die nagekomen moet zijn. Wanneer de externe dienst houder is van het certificaat bedoeld in artikel 7, § 3, vierde lid, stelt de Algemene directie Humanisering van de Arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de certificatie-instelling, die het kwaliteitssysteem van de externe dienst gecertificeerd heeft, in kennis van alle vaststellingen die relevant zijn voor de certificatie.
Indien de externe dienst geen orde op zaken heeft gesteld na verloop van de in vorig lid bedoelde termijn of wanneer de in vorig lid bedoelde directie vaststelt dat het in artikel 7, § 3, vierde lid, bedoelde certificaat door de certificatie-instelling ingetrokken, niet hernieuwd of niet uitgereikt is, kan de Minister op grond van een omstandig verslag van de ambtenaar belast met het toezicht beslissen tot : 1° hetzij het beperken van de erkenning tot de opdrachten die het voorwerp zijn van de bestaande overeenkomsten voor een periode die hij vaststelt;2° hetzij het verlenen van een voorlopige erkenning van zes maanden, eenmaal hernieuwbaar, waarbij de oorspronkelijke erkenning wordt geschorst;3° hetzij het intrekken van de erkenning. Indien de externe dienst, bij het verstrijken van de periode bedoeld in het derde lid, 1° of bij het einde van de voorlopige erkenning bedoeld in het derde lid, 2°, het bewijs levert dat hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit, hervat de oorspronkelijke erkenning tot aan het verstrijken van de voorziene termijn. In het andere geval kan de Minister, hetzij de oorspronkelijke erkenning intrekken, hetzij de beperking zoals bedoeld in het derde lid, 1°, definitief opleggen, hetzij de oorspronkelijke erkenning beperken tot enkel de opdrachten die het voorwerp zijn van de vóór de periode van schorsing bedoeld in het derde lid, 2°, bestaande overeenkomsten.
De beslissingen genomen in uitvoering van het tweede, derde en vierde lid worden, met opgave van de redenen, aan de betrokken externe dienst betekend bij een ter post aangetekende brief. De Vaste Operationele Commissie wordt eveneens van deze beslissingen op de hoogte gesteld.
De certificatie-instelling van de betrokken externe dienst wordt op de hoogte gesteld van de beslissingen genomen in uitvoering van het derde en vierde lid. »
Art. 6.Het ministerieel besluit van 1 juli 1980 tot uitvoering van artikel 109, § 3, tweede lid, van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wordt opgeheven.
Art. 7.De bepaling van artikel 1, 3° van dit besluit is niet van toepassing op de opzeggingen die gegeven werden vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 8.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 mei 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996; Koninklijke besluiten van 27 maart 1998, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1998;
Ministerieel besluit van 1 juli 1980, Belgisch Staatsblad van 11 juli 1980.