gepubliceerd op 16 mei 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere ontslagen werknemers in geval van nachtprestaties
19 MAART 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere ontslagen werknemers in geval van nachtprestaties (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere ontslagen werknemers in geval van nachtprestaties.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 maart 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, J. PIETTE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001 Toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere ontslagen werknemers in geval van nachtprestaties (Overeenkomst geregistreerd op 28 oktober 2002 onder het nummer 64316/CO/120.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (PSC 120.01) en op de werknemers die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere werknemers in geval van ontslag en die, volgens de regels opgesteld door het Ministerie van Werk, kunnen bewijzen dat zij, op het moment van de beëindiging van het arbeidscontract, gedurende minimum 20 jaar tewerkgesteld zijn in een arbeidsstelsel bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990. Deze werknemers moeten bovendien, op het moment van de beëindiging van het arbeidscontract, een beroepsverleden kunnen aantonen van 33 jaar als loontrekkende, in de zin van artikel 114, § 4, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werkloosheidsreglementering (Belgisch Staatsblad van 31 december 1991) en van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) en de uitvoeringsbesluiten.
Art. 3.Overeenkomstig voornoemde wet is dit stelsel van aanvullende vergoeding van toepassing op alle werknemers die zijn ontslagen in de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 vanaf de leeftijd van 56 jaar.
Art. 4.In uitvoering van de bepalingen van artikel 5 van de statuten, opgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1981, gesloten in het vroegere Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, tot oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers" en tot vaststelling van de statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, wordt een aanvullende vergoeding toegekend aan de werknemers bedoeld in artikelen 2 en 3 ten laste van het fonds, waarvan het bedrag en de modaliteiten van toekenning en uitkering hierna worden bepaald.
Meer nog, de speciale werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1989), door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991), door de wet betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid en door de uitvoeringsbesluiten, wordt door het fonds ten laste genomen. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding
Art. 5.De aanvullende vergoeding bedoeld in artikel 2, betreffende de toekenning van voordelen zoals deze bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, aan de werknemers bedoeld in de artikelen 2 en 3, die de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst en op het moment van de beëindiging van het arbeidscontract, dit wil zeggen hetzij op het moment dat de werknemers hun prestaties beëindigen na afloop van hun opzeggingstermijn, hetzij, bij het ontbreken van een opzeggingstermijn of als de aangetekende opzegging vervroegd beëindigd wordt, op het moment dat de werknemers de onderneming verlaten.
Art. 6.Ongeacht de anciënniteitsvoorwaarden bepaald door artikel 2 hierboven, moeten de werknemers, om het conventioneel brugpensioen te kunnen genieten, aan een van de volgende anciënniteitsvoorwaarden voldoen : - ofwel 15 jaar loonarbeid in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - ofwel 5 jaar loonarbeid in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar tijdens de laatste twee jaren.
Wat de gelijkgestelde arbeidsdagen betreft, kan er verwezen worden naar artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit van 7 december 1992.
Art. 7.De werknemers bedoeld in artikel 5 hebben, voor zover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen genieten, recht op een aanvullende vergoeding tot op de datum waarop zij de vereiste leeftijd bereiken om het wettelijk pensioen te kunnen genieten en onder de voorwaarden bepaald in de reglementering betreffende de pensioenen.
Het stelsel is ook van toepassing op de werknemers die tijdelijk uit het stelsel zijn gestapt en die nadien vragen om het opnieuw te kunnen genieten, voor zover zij opnieuw wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding
Art. 8.Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.
Art. 9.Vanaf 1 mei 2001 wordt de aanvullende vergoeding, waarvan het bruto bedrag lager is dan 4 000 BEF (99,16 EUR) per maand, verhoogd tot 4 000 BEF (99,16 EUR) bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding mag niet tot gevolg hebben dat het totale bruto maandbedrag van deze aanvullende vergoeding en van de werkloosheidsuitkeringen de drempel overschrijdt die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de inhouding van de werknemer zonder gezinslast te storten aan de Nationale Dienst van de Pensioenen en die op 1 mei 2001 wordt vastgelegd op 38 617 BEF (957,29 EUR) per maand.
Art. 10.Het netto referteloon komt overeen met het bruto maandloon geplafonneerd op 37 925 BEF (940,14 EUR) en verminderd met de persoonlijke bijdrage aan de sociale zekerheid berekend op basis van het normale loon aan 100 pct. en van de fiscale inhouding.
De grens van 37 925 BEF (940,14 EUR) wordt gekoppeld aan de index 134,52 (1971 = 100) en bereikt dus 109 800 BEF (2.721,87 EUR) op 1 januari 2001. Zij is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971). Deze grens wordt bovendien herzien op 1 januari van elk jaar, rekening houdend met de evolutie van de conventionele lonen, overeenkomstig hetgeen hieromtrent wordt beslist door de Nationale Arbeidsraad.
Vanaf 1 januari 2000 wordt het netto referteloon afgerond naar de hogere euro.
Art. 11.1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die direct gekoppeld zijn aan de prestaties geleverd door de arbeid(st)er, die het voorwerp uitmaken van inhoudingen van de sociale zekerheid en waarvan de betalingsperiodiciteit niet hoger is dan een maand.
Het omvat eveneens de voordelen in natura die onderworpen zijn aan inhoudingen van de sociale zekerheid.
De premies of vergoedingen die worden toegekend als tegenprestatie voor reële kosten worden daarentegen niet in aanmerking genomen. 2. Voor de werkman (werkster) die per maand betaald wordt, is het brutoloon het loon dat door hem (haar) ontvangen wordt voor de refertemaand bepaald in 6.hierna vermeld. 3. Voor de werkman (werkster) die niet per maand betaald wordt, wordt het brutoloon berekend in functie van het normale uurloon. Het normale uurloon wordt bekomen door het loon van de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal normale uren gepresteerd in deze periode. Dit resultaat wordt vermenigvuldigd met het aan arbeidsuren bepaald door het wekelijks arbeidsstelsel van de werkman (werkster); dit product vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12 komt overeen met het maandloon. 4. Het brutoloon van een werkman (werkster) die niet gedurende de hele refertemaand gewerkt heeft, wordt berekend alsof hij (zij) alle arbeidsdagen die in de betrokken maand begrepen zijn, aanwezig was. Als omwille van bepalingen in zijn (haar) contract een werkman (werkster) slechts een gedeelte van de refertemaand moet werken en niet gedurende deze tijd gewerkt heeft, wordt zijn (haar) brutoloon berekend in functie van het aantal arbeidsdagen bepaald in zijn (haar) contract. 5. Bij het brutoloon dat de werkman (werkster) ontvangt, of hij (zij) per maand betaald wordt of anders, wordt een twaalfde gevoegd van het totaal van de contractuele premies en van het variabel loon waarvan de betalingsperiodiciteit niet hoger is dan een maand, apart ontvangen door de werkman (werkster) tijdens de twaalf maanden die de datum van ontslag voorafgaan.6. Tijdens het overleg bepaald door artikel 15 zal er in onderling overleg beslist worden welke refertemaand in aanmerking moet genomen worden. Als er geen refertemaand bepaald wordt, zal dit de kalendermaand zijn die voorafgaat aan het ontslag. HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding
Art. 12.Het bedrag van de betaalde aanvullende vergoedingen wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen volgens de toepassingsmodaliteiten inzake werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.
Bovendien wordt het bedrag van deze vergoedingen herzien op 1 januari van elk jaar in functie van de evolutie van de conventionele lonen, overeenkomstig hetgeen hieromtrent is beslist in de Nationale Arbeidsraad.
Voor de werknemers die in het stelsel stappen tijdens het jaar, wordt de aanpassing op grond van de evolutie van de conventionele lonen uitgevoerd rekening houdend met het moment van het jaar waarop de instap in het stelsel gebeurt; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing. HOOFDSTUK VI. - Betalingsperiodiciteit van de aanvullende vergoeding
Art. 13.De betaling van de aanvullende vergoeding gebeurt maandelijks. HOOFDSTUK VII. - Cumulatie van de aanvullende vergoeding en andere voordelen
Art. 14.De aanvullende vergoeding kan niet gecumuleerd worden met andere vergoedingen of speciale uitkeringen die voortkomen uit het ontslag, toegekend op grond van wettelijke of reglementaire bepalingen. De ontslagen werkman (werkster) zal trouwens eerst, in de bepalingen bepaald door artikel 5, zijn (haar) rechten moeten uitputten die voortvloeien uit deze bepalingen alvorens aanspraak te kunnen maken op de aanvullende vergoeding bedoeld in artikel 2. HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure
Art. 15.Alvorens een of meer werknemers bedoeld in artikel 5 te ontslaan, zal de werkgever overleg plegen met de personeelsverantwoordelijken in de ondernemingsraad of bij gebreke hiervan met de vakbondsafvaardiging. Ongeacht de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, meer bepaald artikel 12, heeft dit overleg tot doel in onderling overleg te beslissen of, onafhankelijk van de ontslagcriteria die van kracht zijn in de onderneming, de werknemers die aan de leeftijdscriteria bepaald door artikel 3 voldoen, bij voorrang kunnen ontslagen worden en, dus, het aanvullend stelsel kunnen genieten.
Bij gebreke van een ondernemingsraad of een vakbondsafvaardiging vindt dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties, of bij gebreke hiervan met de werklieden (werksters) van de onderneming.
Alvorens een beslissing te nemen inzake ontslag, nodigt de werkgever bovendien de betrokken werklieden (werksters) uit per aangetekende brief voor een onderhoud ten zetel van de onderneming tijdens de arbeidsuren. Dit onderhoud heeft tot doel het de werkman (werkster) mogelijk te maken zijn (haar) bezwaren mee te delen aan de werkgever over het overwogen ontslag. Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1972 van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging, meer bepaald in artikel 7, kan de werkman (werkster) zich, tijdens dit onderhoud, laten bijstaan door zijn vakbondsafgevaardigde. Het ontslag kan ten vroegste gebeuren vanaf de tweede werkdag die volgt op de dag waarop het onderhoud heeft plaatsgevonden of was gepland.
De ontslagen werklieden (werksters) hebben de mogelijkheid om ofwel het aanvullend stelsel te aanvaarden, ofwel het te weigeren en dus deel uit te maken van de reserve van arbeidskrachten. HOOFDSTUK IX. - Betaling van de aanvullende vergoeding
Art. 16.De betaling van de aanvullende vergoeding is ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers".
Daarom moeten de werkgevers het juiste formulier gebruiken dat kan verkregen worden op de zetel van het fonds, rue de Bruxelles 41, te 4800 Verviers.
De administratieve richtlijnen van de raad van beheer van het fonds moeten worden nageleefd. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 17.De nodige administratieve formaliteiten voor de uitvoering van deze overeenkomsten worden bepaald door de raad van beheer van het fonds bedoeld in artikel 4.
Art. 18.De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden geregeld door de raad van beheer van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers" onder verwijzing naar en in de geest van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 19.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002. Zij wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de wetten en besluiten zo een stelsel van brugpensioen toelaten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2008.
De Minister van Werk, J. PIETTE