Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 juli 2006
gepubliceerd op 25 augustus 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 1997-1998 in uitvoering van het protocol van het nationaal akkoord van 15 mei 1997

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006202349
pub.
25/08/2006
prom.
19/07/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JULI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 1997-1998 in uitvoering van het protocol van het nationaal akkoord van 15 mei 1997 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 1997-1998 in uitvoering van het protocol van nationaal akkoord van 15 mei 1997.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 Nationaal akkoord 1997-1998 in uitvoering van het protocol van nationaal akkoord van 15 mei 1997 (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 1997 onder het nummer 45988/CO/111.03) HOOFDSTUK I. - Inleiding 1.1. Toepassingsgebied De collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine en elektrische bouw ressorteren.

Onder "werklieden" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders. 1.2. Voorwerp a) Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten ter uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996) en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden m.b.t. de tewerkstellingsakkoorden (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1997) in toepassing van artikels 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de bovengenoemde wet van 26 juli 1996.

De collectieve arbeidsovereenkomst houdt rekening met het koninklijk besluit van 20 december 1996 inzake de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling (Belgisch Staatsblad van 31 december 1996). b) Voor de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, wordt voor de mogelijke vermindering van R.S.Z.-werkgeversbijdragen in het kader van de tewerkstellingsakkoorden, een keuze gemaakt voor het procentuele regime zoals bepaald in het art. 8 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1997). c) Indien de onderneming wenst te genieten van de sociale zekerheidsvermindering vermeld onder b), dan moet zij minstens 2 maatregelen uit de modules vermeld onder punt d).kiezen.

De toetredingsakte en/of de ondernemingsovereenkomst, waarin de keuzes opgenomen zijn, worden verstuurd aan de voorzitter van het paritair comité. De voorzitter zal deze toetredingsakten en/of collectieve arbeidsovereenkomsten voor advies voorleggen aan het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, waarna ze voor goedkeuring zullen voorgelegd worden aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid. Het model van toetredingsakte wordt als bijlage bij dit akkoord gevoegd. d) De tewerkstellingsmaatregelen die kunnen gekozen worden zijn de volgende : 1.De invoering van vrijwillige deeltijdse arbeid met opdeling van de arbeidsplaatsen; 2. Recht op een voltijdse loopbaanonderbreking bovenop de reeds bestaande wettelijke en conventionele verplichtingen tot 2 pct.van het werkliedenbestand; 3. Recht op een deeltijdse loopbaanonderbreking bovenop de reeds bestaande wettelijke en conventionele verplichtingen tot 2 pct.van het werkliedenbestand; 4. De invoering van collectieve arbeidsduurvermindering;5. De invoering van flexibele uurroosters en beperking van de overuren;6. De invoering van een maatregel tot bijkomende vorming en opleiding van de werklieden tijdens de werkuren;7. De invoering van een recht op halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar binnen de wettelijke mogelijkheden;8. De invoering van een systeem van ingroeibanen. Ondertekenende partijen vragen dat de hiernavolgende collectieve arbeidsovereenkomst zo vlug als mogelijk zou worden algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit HOOFDSTUK II. - Werkzekerheid 2.1. Werkzekerheidsclausule § 1. Principe Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot meervoudig ontslag vooraleer andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid - uitgeput zijn en vooraleer de mogelijkheid tot beroepsopleiding voor de getroffen werklieden werd onderzocht. § 2. Procedure Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de volgende sectorale overlegprocedure worden nageleefd : 1. Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere werklieden, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie in.In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat, licht hij voorafgaandelijk, schriftelijk en tegelijkertijd zowel de betrokken werklieden individueel in als ook de voorzitter van het nationaal paritair comité. 2. Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeidersvertegenwoordigers dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die terzake kunnen worden genomen. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de acht kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij. 3. In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat in de onderneming, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de werklieden en aan de voorzitter van het paritair comité, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de werklieden vertegenwoordigen. § 3. Sanctie Bij niet naleving van de procedure bepaald in § 2, dient de in gebreke zijnde werkgever, naast de normale opzeggingstermijn, aan de betrokken werkman een vergoeding te betalen.

Deze vergoeding is gelijk aan het loon verschuldigd voor de genoemde opzeggingstermijn. In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het verzoeningsbureau van het nationaal paritair comité op vraag van de meest gerede partij.

De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomst van het verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure. De werkgever kan zich hiervoor laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming.

De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies van het verzoeningscomité niet toepast § 4. Definitie In dit artikel wordt onder meervoudig ontslag verstaan : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van 60 kalenderdagen een aantal werklieden treft dat tenminste 10 pct. bedraagt van het gemiddeld werkliedenbestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van 3 werklieden voor ondernemingen van minder dan 30 werklieden. Ook ontslagen ingevolge een faling of sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. § 5. Toepassing werkzekerheidsclausule in geval van faling en/of sluiting De bepalingen zoals omschreven in bovenstaande paragrafen inzake het principe, de procedure, de sanctie en de definitie, zijn in ieder geval ook van toepassing in het geval van faling en/of sluiting van onderneming. 2.2. Hertewerkstellingsbegeleiding in het geval van meervoudig ontslag In geval van meervoudig ontslag, wordt aanbevolen de mogelijkheid tot werdertewerkstelling te onderzoeken voor elke arbeider die toch wordt ontslagen, na uitputting van alle middelen voorzien in de werkzekerheidsclausule.

De vzw Montage zal, rekening houdend met de bestaande middelen, op haar niveau initiatieven nemen om verdere modaliteiten van de organisatie van hertewerkstellingsbegeleiding te bepalen. 2.3. Opzegtermijnen § 1. In toepassing van artikel 61 van de Wet van 3 juillet 1978 op de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) komen partijen overeen een koninklijk besluit aan te vragen dat ertoe strekt de opzeggingstermijnen, zoals deze bepaald worden in het koninklijk besluit van 14 mei 1993 "tot vaststelling van de opzegtermijnen in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw", voor de werklieden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ressorteren onder het toepassingsgebied van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, als volgt te wijzigen : 1° Algemeen regime 1.1. Indien de arbeider tussen 20 jaar en minder dan 25 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is, wordt de opzeg gegeven door de werkgever met 14 dagen verlengd 1.2. Indien de arbeider 25 jaar of meer ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is, wordt de opzeg gegeven door de werkgever met 28 dagen verlengd. 2° Opzegtermijnen in geval van brugpensioen In geval van opzeg met het oog op brugpensioen gelden de opzegtermijnen zoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten.3° Opzegtermijnen in geval van herstructurering In geval van herstructurering blijven de opzegtermijnen van het koninklijk besluit van 14 mei 1993 "tot vaststelling van de opzegtermijnen in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw" behouden, op voorwaarde dat deze opzegtermijnen bevestigd worden in een op ondernemingsvlak gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, die neergelegd en geregistreerd is. Onder "herstructurering" wordt verstaan : elke vorm van meervoudig ontslag zoals omschreven in punt 2.1., § 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Deze nieuwe bepalingen zullen in werking treden op de datum van de publikatie in het Belgisch Staatsblad van een koninklijk besluit dienaangaande. § 3. Partijen komen overeen dat de opzegtermijnen voor de werklieden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ressorteren onder het toepassingsgebied van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vanaf 15 mei 1997 tot de datum van verschijning van het nieuw koninklijk besluit waarvan sprake in artikel 3, § 1, als volgt worden vastgesteld : 1° Algemeen regime 1.1. Indien de arbeider minder dan 5 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 28 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 14 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven. 1.2. Indien de arbeider tussen 5 jaar en minder dan 10 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 35 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 14 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven. 1.3. Indien de arbeider tussen 10 jaar en minder dan 20 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 70 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 28 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven. 1.4. Indien de arbeider tussen 20 jaar en minder dan 25 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 154 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 42 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven. 1.5. Indien de arbeider meer dan 25 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 196 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 42 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven. 2° Opzegtermijnen in geval van brugpensioen In geval van opzeg met het oog op brugpensioen blijven de opzegtermijnen zoals bepaald in de artikelen 4 en 6 van het koninklijk besluit van 14 mei 1993 "tot vaststelling van de opzegtermijnen in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw".3° Opzegtermijnen in geval van herstructurering In geval van herstructurering blijven de opzegtermijnen zoals bepaald in het artikel 5 en 6 van het koninklijk besluit van 14 mei 1993 "tot vaststelling van de opzegtermijnen in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw", op voorwaarde dat deze opzegtermijnen bevestigd worden in een op ondernemingsvlak gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, die neergelegd en geregistreerd is. Onder herstructurering wordt verstaan elke vorm van meervoudig ontslag zoals omschreven in artikel 2, § 4, van deze collectieve arbeidsovereenkomst. 4° Deze regeling heeft geen invloed op de opzeggingen, betekend vóór 15 mei 1997. 2.4. Fonds voor bestaanszekerheid a. De arbeiders van 50 jaar en ouder, die tijdens de duurtijd van het akkoord worden ontslagen, hebben vanaf de leeftijd van 57 jaar recht op een maandelijkse aanvullende werkloosheidsuitkering ten belope van BEF 3 100, betaald door het fonds voor bestaanszkerheid.b. De aanvullende vergoeding werkloosheid van de fonds voor bestaanszekerheid wordt met ingang van 1 juli 1997 verhoogd van BEF 170 naar BEF 180. HOOFDSTUK III. - Tewerkstelling 3.1. Vorming en opleiding a. Voor de duur van de overeenkomst zal door het fonds voor bestaanszekerheid een bijdrage van 0,10 pct.worden geïnd ter bevordering van initiatieven voor de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen.

De aldus geïnde bedragen zullen via de VZW "Montage" worden aangewend ter ondersteuning van opleidingsinitiatieven. De vzw. zal hiervoor de uitvoeringsbesluiten bepalen. b. Het objectief om op ondernemingsvlak jaarlijks minstens 0,5 pct. van het geheel van de gepresteerde uren door de totaliteit van de arbeiders, in tijd te besteden aan beroepsopleiding voor arbeiders, wordt onder dezelfde voorwaarden verlengd. 3.2. Brugpensioen a. De collectieve arbeidsovereenkomst van 4 februari 1991 inzake brugpensioen na ontslag vanaf 57 jaar wordt binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 1999, doch beperkt tot de sociale gevallen die alsdusdanig erkend worden door de werkgever.b. Het brugpensioen voor vrouwen vanaf 55 jaar, voorzien in artikel 19sexies van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juin 1999.c. Alle collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak, neergelegd en geregistreerd ter Griffie van de Dienst collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, inzake brugpensioen, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 1999, met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur inzake tijdelijke herstructureringsoperaties.d. Aanvullend op bovenstaande bepalingen wordt vanaf 15 mei 1997 tot en met 30 juni 1999 voor de arbeiders uit de sector de brugpensioenleeftijd bepaald op 58 jaar, op voorwaarde dat zij een beroepsloopbaan van 25 jaar hebben. Deze brugpensioenregeling wordt gesloten in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.

Ze geldt voor de arbeiders van 58 jaar en ouder die door de werkgever worden ontslagen, behalve wegens dringende redenen, in de zin van de wet op de arbeidsovereenkomsten. Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan het verschil tussen het netto-referteloon en de werkloosheidsuitkering. e. Voor de periode van 15 mei 1997 tot 31 december 1998 wordt de leeftijd van het brugpensioen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17 verlaagd tot 55 jaar voor 1997 en tot 56 jaar voor 1998, voor zover de werkman in toepassing van de brugpensioenreglementering 33 jaar beroepsverleden kan rechtvaardigen en 20 jaar gewerkt heeft in een nachtregeling zoals bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46. f. De tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid van BEF 3 100 per maand in de last van het brugpensioen vanaf 57 jaar voor de mannen en 55 jaar voor de vrouwen wordt behouden voor alle brugpensioenen die ingaan tussen 1 januari 1997 en 30 juni 1999.g. De bijkomende hoofdelijke bijdragen voor de bruggepensioneerden, die in het kader van de bestaande en verlengde overeenkomsten tussen 1 januari 1997 en 30 juni 1999 in brugpensioen worden gesteld, worden vanaf 57 jaar voor de mannen en 55 jaar voor de vrouwen eveneens ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid. 3.3. Halftijds brugpensioen Voor de periode van 13 mei 1997 tot 31 december 1998 wordt de leeftijd van het halftijds brugpensioen zoals voorzien bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 op 55 jaar gebracht op voorwaarde dat de arbeider erom verzoekt en dat de werkgever zijn instemming betuigt. 3.4. Tewerkstellingsmaatregelen op ondernemingsvla Sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten zullen worden afgesloten inzake het recht op volledige loopbaanonderbreking en inzake een sectorale regeling voor ingroeibanen Deze beide regelingen kunnen vervolgens op ondernemingsvlak worden geconcretiseerd met het oog op de bevordering van de werkgelegenheid in de sector 3.5. Arbeidsorganisatie a. Partijen vragen het koninklijk besluit "Kleine flexibiliteit" van 19 oktober 1995 te verlengen tot 31 december 1998.b. Het artikel 6, § 3, van het nationaal akkoord 1995/1996 van 19 juni 1995, dat voorziet in de mogelijkheid de inhaalrust ten belope van maximaal het wettelijk bepaald aantal overuren niet toe te kennen, onder voorwaarde dat er op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, wordt verlengd tot 31 december 1998.c. Voor de duur van het akkoord kan in de ondernemingen met of zonder syndicale delegatie de normale arbeidsduur, vastgelegd door het arbeidsreglement, verlengd of verkort worden en vervangen door speciale uurroosters overeenkomstig de bepalingen van artikel 20bis van de arbeidswet op basis van onderstaand model. Onderstaand model kan evenwel niet worden toegepast in ondernemingen waar reeds afspraken gemaakt werden inzake jaartijd.

De invoering van het sectoraal model volgens onderstaande procedure beperkt zich tot de arbeiders in dag- en tweeploegenstelsels. Voor de invoering van nieuwe ploegenstelsels, weekend werk alsook flexibele uurroosters die verder gaan dan onderstaand model is een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingvlak vereist.

Het model kan eveneens niet worden ingevoerd voor arbeiders tewerkgesteld op zaterdag en/of zondag, hiervoor is een specifieke onderhandeling noodzakelijk. 1. Sectoraal model De wekelijkse arbeidsduur kan maximum 5 uren boven of beneden de normale arbeidsduur in de onderneming liggen, zonder dat dit aanleiding geeft tot de betaling van een toeslag. De dagelijkse arbeidsduur kan maximum 1 uur boven of onder de normale arbeidsduur in de onderneming liggen, zonder dat dit aanleiding geeft tot betaling van een toeslag.

De onderneming moet op jaarbasis de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald in de in de onderneming geldende collectieve arbeidsovereenkomsten respecteren.

De overschrijdingen worden bij voorkeur gecompenseerd door hele dagen. 2. Procedure op ondernemingsvlak Indien de onderneming bovenstaand sectoraal model van jaartijd wenst toe te passen wordt het arbeidsreglement aangepast conform de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1965).Deze aanpassing geldt tot uiterlijk 31 december 1998. Als dit sectoraal model niet verlengd wordt op sector- of op ondernemingsvlak, dan worden vanaf 1 januari 1999 automatisch de aangepaste bepalingen inzake jaartijd uit het arbeidsreglement geschrapt.

De aangepaste bepalingen inzake jaartijd worden eveneens uit het arbeidsreglement geschrapt, bij herstructurering of wanneer de onderneming overgaat tot meervoudig ontslag, zoals bepaald in hoofdstuk II, 2.1., § 4, van deze overeenkomst, tenzij anders wordt overeengekomen.

De onderneming die wenst gebruik te maken van dit sectoraal model dient voorafgaandelijk de syndicale delegatie, of bij ontstentenis de arbeiders, de nodige informatie en motivatie te geven.

Zonder dat het principe van de invoering van het sectoraal model in vraag wordt gesteld worden voorafgaandelijk aan de invoering concrete omkaderingsmaatregelen uitgewerkt. Deze betreffen onder meer de concrete uurroosters, de referteperiode voor de berekening van de gemiddelde arbeidstijd, de verwittigingstijd,... Tot de concrete omkaderingsmaatregelen behoren eveneens het aantal interimarissen en het aantal contracten van bepaalde duur. 3. Bijkomende voorwaarden Het koninklijk besluit "Kleine flexibiliteit", zoals vermeld onder punt 3.5.a. van deze overeenkomst, is niet van toepassing op de arbeiders waarvoor het sectoraal model "jaartijd" ingevoerd werd.

De ondernemingen die het sectoraal model "jaartijd" invoeren moeten, indien zij beroep doen op uitzendkrachten omwille van buitengewone vermeerdering van werk, deze contracten beperken tot maximaal drie maanden. Indien beroep gedaan wordt op arbeiders met contracten van bepaalde duur dienen deze een minimum duurtijd te hebben van 6 maanden. 4. Evaluatie Op het einde van het jaar 1997 en het jaar 1998 wordt in de Nationale Paritaire Sectie 111.03 het verloop van de besprekingen ter uitvoering van de bepalingen van dit punt geëvalueerd. HOOFDSTUK IV. - Loonvoorwaarden 4.1. Koopkracht a. Index Op 1 mei 1997 zullen alle effectieve en baremieke lonen worden aangepast aan de index op basis van de formule "sociale index" (= 4-maandelijks gemiddelde) april 1997 / huidige spilindex 119,35. Op 1 juli 1998 zullen alle effectieve en baremieke lonen worden aangepast aan de index op basis van de formule "sociale index" (= 4-maandelijks gemiddelde) juni 1998 / april 1997.

Daarna en voor een eerste maal in 1999 worden de lonen ieder jaar aangepast aan de index op datum van 1 juli. Deze aanpassing wordt berekend door het indexcijfer van de maand juni voorafgaand aan de aanpassing te plaatsen tegenover het indexcijfer van de maand juni van het voorafgaande jaar. De collectieve arbeidsovereenkomst "loonvoorwaarden" zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur. b. Loonsverhoging Op 1 juli 1997 worden alle effectieve, baremieke en minimumuurlonen verhoogd met 0,9 pct. Op 1 januari 1998 worden alle effectieve, baremieke en minimumuurlonen verhoogd met 0,9 pct. c. Uitzonderingen Ondernemingen in herstructurering kunnen de enveloppe anders aanwenden via een collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsvlak. 4.2. Classificatie De bestaande paritaire werkgroep zal haar werkzaamheden inzake functieclassificatie in uitvoering van het protocol van nationaal akkoord 93-94 van 15 maart 1993 afronden.

In geval van classificatieproblemen op ondernemingsvlak verklaren de ondertekenende partijen zich akkoord om deze problemen, in functie van een advies, voor te leggen aan een paritaire werkgroep "classificatie". Mits toestemming van de werkgever, kan deze paritaire werkgroep zich ter plaatse vergewissen van het probleem. 4.3. Eindejaarspremie De schorsingen van de arbeidsovereenkomst wegens zwangerschaps- en bevallingsrust zullen voor de berekening van de eindejaarspremie worden gelijkgesteld met effectieve prestaties. HOOFDSTUK V. - Diversen 5.1. Verlenging bestaande bepalingen van bepaalde duur Naast de in deze overeenkomst reeds genoemde verlengingen, worden eveneens de bepalingen van bepaalde duur in de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, met uitzondering van het artikel 14, § 5, 4°, (bijdrage risicogroepen) verlengd tot 31 december 1998. 5.2. Syndicale premie De syndicale premie wordt voor de actieven in 1997 en 1998 bepaald in onderling akkoord tussen de drie ondertekenende vakbonden en omgezet in een collectieve arbeidsovereenkomst, rekening houdend met bijzondere toepassingsmodaliteiten van het fonds voor bestaanszekerheid.

De bijkomende kost van de premie 1997 wordt gefinancierd vanuit de bestaande middelen syndicale waarborgen. Voor 1998 wordt de bijkomende kost gefinancierd door een bijkomende patronale bijdrage aan het fonds voor bestaanszekerheid van 0,1 pct. voor het jaar 1998. 5.3. Paritaire Werkgroep De werking van de paritaire werkgroep, opgericht door het nationaal akkoord 1995-1996 van 26 september 1995 met als opdracht de problematiek van de onwettige en alternatieve tewerkstellingspraktijken met negatieve weerslag op de sector te onderzoeken, zal worden versterkt 5.4. Sociale vrede De sociale vrede zal verzekerd zijn in de sector tijdens de duurtijd van deze overeenkomst.

Bijgevolg zal op ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze overeenkomst uit te breiden.

Deze overeenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen. Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.

Partijen bevestigen de conventionele bepalingen geldig in de sector wat de procedure betreft, en meer bepaald artikel 2 van de verzoeningsprocedure zoals vastgelegd in het paritair comité op 13 januari 1965. 5.5. Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 1997 tot 31 december 1998, behoudens waar anders vermeld.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 1997-1998 in uitvoering van het protocol van nationaal akkoord van 15 mei 1997 Toetredingsakte tot het nationaal akkoord van 15 mei 1997 in het kader van de wet van 26 juli 1996 en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Terugsturen aan : Dhr. D. SOURIS, Voorzitter a.i. p.c. 111 Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling Belliardstraat 51-53 B-1040 Brussel Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^