gepubliceerd op 30 januari 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2004, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, betreffende de toekenning van het conventioneel brugpensioen na ontslag en de gezinshelpsters van een onderneming erkend als onderneming in moeilijkheden
19 JULI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2004, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, betreffende de toekenning van het conventioneel brugpensioen na ontslag en de gezinshelpsters van een onderneming erkend als onderneming in moeilijkheden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2004, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, betreffende de toekenning van het conventioneel brugpensioen na ontslag en de gezinshelpsters van een onderneming erkend als onderneming in moeilijkheden, met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2004 Toekenning van het conventioneel brugpensioen na ontslag en de gezinshelpsters van een onderneming erkend als onderneming in moeilijkheden (Overeenkomst geregistreerd op 15 februari 2005 onder het nummer 73910/CO/318.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en die worden gesubsidieerd door het Waalse Gewest, de Duitse Gemeenschap en de Franse en gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet onder "werknemers" worden verstaan : het mannelijk en vrouwelijke arbeiderspersoneel en de gezins- en bejaardenhelpsters. HOOFDSTUK II. - Principes
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel een brugpensioenregeling met compenserende indienstneming in te voeren voor de ondernemingen die erkend zijn als onderneming in moeilijkheden, overeenkomstig het artikel 9, § 1 van het koninklijk besluit van 7 december 1992.
Art. 3.Overeenkomstig het artikel van de collectieve arbeidsovereenkomst (Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap) van 18 november 2002 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten voor de diensten die gesubsidieerd worden door het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse gemeenschapscommissie en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gaat het fonds voor bestaanszekerheid de verbintenis aan de aanvullende rugpensioenuitkeringen en de lasten in verband hiermee te betalen voor het arbeiderspersoneel en de gezinshelpsters met brugpensioen van ondernemingen in moeilijkheden.
Art. 4.Het fonds voor bestaanszekerheid zal, binnen de perken van zijn financiële mogelijkheden, de aanvullende brugpensioenvergoeding ten laste nemen voor de werknemers van 52 jaar of ouder van ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe ontslagen werden en dit, tot de wettelijke pensioenleeftijd van de werknemers bedoeld in artikel 1, § 2.
Art. 5.Overeenkomstig het artikel 10 van het koninklijk besluit van 7 december 1992, is er geen vervangingsverplichting voor de bruggepensioneerde werknemers van ondernemingen in moeilijkheden.
Art. 6.Bij de eventuele overgang van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 2001, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 10 juli 2002, naar het conventioneel brugpensioen, zal de aanvullende vergoeding berekend worden op basis van het loon voor de vermindering van de arbeidsprestaties. Deze regeling geldt voorzover de berekening van de werkloosheidsvergoeding, bij toepassing van hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, eveneens gebaseerd is op het loon voor de prestaties van voor deze vermindering. Bovendien wordt de werknemer geacht bruggepensioneerd te worden in het arbeidsstelsel waarin hij tewerkgesteld was voor de onderbreking of de vermindering van de arbeidsprestaties.
Art. 7.De toepassingsmodaliteiten van dit brugpensioen worden vastgelegd door de in artikel 3 van deze overeenkomst bedoelde raad van bestuur van het sociaal fonds. HOOFDSTUK III. - Geldigheid
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2006.
Gezien om te worden gevoegd bij koninklijk besluit van 19 juli 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN