Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 december 2014
gepubliceerd op 31 december 2014

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en ter bepaling van de modaliteiten en voorwaarden van de erkenningsprocedure van productievennootschappen en van de in aanmerking komende tussenpersonen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2014004069
pub.
31/12/2014
prom.
19/12/2014
ELI
eli/besluit/2014/12/19/2014004069/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en ter bepaling van de modaliteiten en voorwaarden van de erkenningsprocedure van productievennootschappen en van de in aanmerking komende tussenpersonen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, heeft als oogmerk de uitvoering van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 dat werd gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014 tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het tax shelter-stelsel ten gunste van audiovisueel werk, wat de modaliteiten en de voorwaarden van de erkenningsprocedure betreft.

Artikel 10 van de voornoemde wet van 12 mei 2014 stelt dat zijn inwerkingtreding wordt "bepaald door de Koning op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorafgaande goedkeuring door de Europese Commissie, en van toepassing is op de raamovereenkomsten getekend vanaf die datum".

Te rekenen vanaf die datum en om raamovereenkomsten te kunnen afsluiten in toepassing van het nieuwe artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 dienen de in aanmerking komende productievennootschappen en tussenpersonen vooraf erkend te worden volgens een vereenvoudigde procedure waarvan de modaliteiten en voorwaarden worden bepaald door U. Het doel van dit besluit is het bepalen van deze modaliteiten en voorwaarden.

Het is dus van belang dat de in aanmerking komende productievennootschappen en tussenpersonen vanaf heden hun aanvraag tot erkenning kunnen indienen, teneinde een blokkering van het werven van fondsen in het kader van het tax shelter-stelsel te vermijden. De datum van inwerkingtreding van dit besluit kan niet voorafgaan aan de datum van inwerkingtreding van de wet die hij uitvoert, maar vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van dit besluit kunnen de productievennootschappen en tussenpersonen die het wensen reeds hun vraag tot erkenning indienen; deze zal hen worden afgeleverd ten vroegste vanaf de datum van inwerkingtreding van de voornoemde wet en dit besluit.

Er wordt verduidelijkt dat de inwerkingtreding van de voormelde wet van 12 mei 2014 elke mogelijkheid stopzet om raamovereenkomsten af te sluiten onder het oude regime en dat het sluiten van raamovereenkomsten onder het nieuwe regime niet mogelijk is zonder dat de in dit besluit bedoelde erkenningen worden verleend. De datum van inwerkingtreding is evenwel afhankelijk van het akkoord van de Europese Commissie en als dit verleend wordt aan het begin van de maand, zal er, een termijn zijn van maximum twee maand (de eerste dag van de tweede maand die volgt op het akkoord van de Europese Commissie), maar indien dit verleend wordt aan het einde van de maand, zal deze termijn praktisch gereduceerd worden tot de helft en resteert er dus enkel één maand om te vermijden dat er een periode ontstaat waarbinnen geen enkele raamovereenkomst kan worden gesloten. Het is dus belangrijk dat dit besluit zo snel mogelijk wordt uitgevaardigd.

De vraag tot erkenning wordt op een eenvoudige manier gedaan. De aanvragers verrichten hun vraag tot erkenning, die, naast inlichtingen betreffende de identiteit, enkele andere inlichtingen en engagementen bevat zoals bepaald in dit besluit, bij voorkeur op elektronische wijze.

Het doel van deze erkenningen is, naast het feit dat ze bepaalde informatie aanbrengen omtrent een deel van de belanghebbenden van de raamovereenkomsten, om in de mogelijkheid te voorzien om de erkenning van de productievennootschap of de tussenpersoon in te trekken die de wet in het kader van de toepassing van het tax shelter-stelsel niet respecteert.

In de wet betreffende de tax shelter wordt expliciet gerefereerd naar de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.

Dit engagement tot het respecteren van de wet in het kader van de toepassing van het tax shelter-stelsel beoogt niet enkel de wet betreffende de tax shelter (artikel 194ter, WIB 92) en de hierboven vernoemde wet op de openbare aanbieding. Dit beoogt ook alle andere fiscale, financiële, economische, ... wetten in toepassing van dit stelsel.

In bijvoorbeeld artikel 29 van het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants wordt gestipuleert dat de expert-boekhouder en/of extern fiscaal advies zich op geen enkele wijze commissies, premies of voordelen mag toekennen of incasseren met betrekking tot zijn opdrachten. Het niet respecteren van dit artikel kan in hoofde van de expert-boekhouder disciplinaire straffen als bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten tot gevolg hebben, maar bijvoorbeeld de productievennootschap die ondanks alles toch een commissie uitkeert aan deze expert-boekhouder voor het in contact brengen van klanten kan van zijn kant zijn erkenning verliezen.

De erkenningen worden toegekend voor onbepaalde duur zolang ze niet worden ingetrokken, in welke gevallen een nieuwe erkenning slechts kan worden toegekend voor een periode van drie jaar die hernieuwbaar is.

Commentaar van de artikelen Artikel 1 - Art. 734/1, KB/WIB 92 Artikel 734/1, KB/WIB 92 verduidelijkt het toepassingsveld van de vraag tot erkenning door de productievennootschappen en de tussenpersonen.

Hierin waren de gevallen opgenomen waarin een natuurlijke of rechtspersoon die tussenkomt in het kader van de onderhandeling en het afsluiten van een raamovereenkomst met het oog op het afleveren van het tax shelter attest, niet werd geacht te moeten worden erkend als tussenpersoon.

In antwoord op punt 7 van het advies van de Raad van State nr. 56.865/3 van 12 december 2014 wordt opgemerkt dat het allerminst een bijkomende voorwaarde tot erkenning betreft, maar enkel een verduidelijking van een praktische situatie, wanneer een natuurlijk of rechtspersoon handelt voor rekening van een erkend tussenpersoon binnen een wel omschreven context van het artikel 194ter, WIB 92 en van het artikel 734/1, 2°, tweede lid, KB/WIB 92, in ontwerp.

Om het advies van de Raad van State te volgen is deze verduidelijking teruggetrokken uit het ontwerp van koninklijk besluit en hier ingevoegd in het Verslag aan de Koning.

Wordt niet beschouwd als een tussenpersoon die erkend moet worden, de natuurlijke of rechtspersoon die tussenkomt in het kader van de onderhandeling en het afsluiten van een raamovereenkomst met het oog op het afleveren van het tax shelter-attest: - als deze natuurlijke of rechtspersoon handelt voor rekening van een in aanmerking komende erkende tussenpersoon en daarvoor exclusief vergoed wordt door deze tussenpersoon, en - als deze natuurlijke of rechtspersoon niet tussenkomt in de kennisgeving van raamovereenkomsten aan de Federale Overheidsdienst Financiën of in de aflevering van tax shelter-attesten aan in aanmerking komende investeerders.

Artikel 1 - Art. 734/2, KB/WIB 92 In § 1, wat de productie-vennootschap betreft, en in § 2, wat de tussenpersonen betreft, omschrijft artikel 734/2, KB/WIB 92 de elementen die zich bij de vraag tot erkenning moeten bevinden.

Hierbij wordt onder andere gevraagd een organigram te leveren in het geval de productievennootschap of de tussenpersoon verbonden of geassocieerd is met een groep. Dit organigram moet het onderzoek aangaande de toekenningscriteria en de begrenzingen door de gespecialiseerde cel vergemakkelijken. Gezien de erkenning wordt toegekend voor onbepaalde duur wordt in artikel 734/4, KB/WIB 92 bepaald dat de productievennootschappen of tussenpersonen jaarlijks een actualisatie van dit organigram moeten toezenden.

Wat punt 8 van ditzelfde advies van de Raad van State betreft, kan de voorwaarde om geen schulden te hebben bij de RSZ om erkend te worden, worden beschouwd als een nieuwe voorwaarden in de mate dat artikel 194ter, § 1, 5°, WIB 92 vereist dat: "5° de productievennootschap heeft geen achterstallen bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid op het ogenblik van het afsluiten van de raamovereenkomst;".

Het leek nuttig om het respecteren van deze zelfde voorwaarde in aanmerking te nemen op het moment van de aanvraag tot erkenning. In navolging van het advies van de Raad van State wordt deze voorwaarde echter ingetrokken.

Anderzijds komt de voorwaarde tot het respecteren van de wet in het kader van de toepassing van het tax shelter-stelsel voort uit artikel 194ter, § 10, eerste lid, 9°, WIB 92 dat de productievennootschap en de tussenpersoon verplicht tot het nemen van: "9° de verbintenis ... om de wetgeving na te leven die betrekking heeft op het tax shelter stelsel en meer in het bijzonder, van § 12 van dit artikel." wat een beetje de rode draad is in de hervorming van de tax shelter (zie Memorie van toelichting van de wet van 12 mei 2014, namelijk: "De erkenning zal gebaseerd zijn op de aard van de aanvrager en op zijn engagement om de wet te respecteren, en meer in het bijzonder, de wet van 16 juni 2006 betreffende de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, en de regels met betrekking tot de toepassing van artikel 194ter, WIB 92.").

Omwille van deze reden wordt verduidelijkt dat dit respect van toepassing is in het kader van het tax shelter-stelsel.

In § 3 wordt gevraagd de verzending van de vraag tot erkenning bij voorkeur via elektronische weg te doen. Dit vergemakkelijkt de behandeling van het dossier.

Artikel 1 - Art. 734/3, KB/WIB 92 De kennisgeving van de beslissing tot erkenning zal worden gedaan binnen de 30 kalenderdagen volgend op de ontvangstbevestiging van de vraag en van het complete dossier, dat bij voorkeur eveneens via elektronische weg wordt ingediend.

Om te antwoorden op de vraag tot verduidelijking van de Raad van State, wordt gepreciseerd dat bekendmaken van de beslissing tot erkenning niet hetzelfde is als bekendmaken van de erkenning.

Bekendmaken van de beslissing tot erkenning is het bekendmaken van ofwel de beslissing tot erkenning ofwel de beslissing tot niet erkennen. De tekst van het besluit is aangepast en herneemt de termen van beslissing van toekenning of weigering van erkenning.

De maatregel die voorstelde een impliciete beslissing in te stellen in geval van niet-bekendmaking binnen de termijn van 30 dagen wordt geschrapt, zowel voor de initiële erkenning als voor de hernieuwing van de erkenning.

Artikel 1 - Art. 734/4, KB/WIB 92 Artikel 734/4, KB/WIB 92 betreft de duur van de erkenning. De initiële erkenning wordt toegekend voor onbepaalde duur.

Wanneer het een aanvraag tot erkenning betreft die volgt op een intrekking, is deze nieuwe erkenning slechts geldig voor een periode van drie maanden, maar wel hernieuwbaar.

In antwoord op de Raad van State wordt opgemerkt dat de maatregel die voorstelde een impliciete beslissing in te stellen in geval van de niet-bekendmaking binnen een termijn van 30 dagen geschrapt werd, zowel voor de initiële erkenning als voor de hernieuwing van de erkenning.

Artikel 1 - Art. 734/5, KB/WIB 92 Artikel 734/5, KB/WIB 92 betreft de intrekking van de erkenning.

Wat punt 12 van het advies van de Raad van State betreft, wordt de tekst van het besluit aangepast. De erkenning is geschorst in de bedoelde gevallen, wat een verbod op het afsluiten van alle nieuwe raamovereenkomsten door de productievennootschap of door de tussenkomst van de in aanmerking komende tussenpersoon met zich meebrengt. De schorsing van de erkenning bedoeld in artikel 734/5, § 1, WIB 92, dient zich ook te vertalen in een specifieke inschrijving in de betrokken lijst bedoeld in artikel 734/6, KB/WIB 92.

De wachttermijn van vierentwintig maanden bedoeld in punt 13 van hetzelfde advies van de Raad van State is overgenomen uit de Memorie van Toelichting van de wet van 12 mei 2014: "Indien de erkenning wordt ingetrokken, zal een nieuwe aanvraag ingediend kunnen worden na een wachttermijn van vierentwintig maanden en zal er een grondiger onderzoek gebeuren. De nieuwe erkenning zal dan worden toegekend voor een hernieuwbare periode van drie jaar." Zonder wettelijke basis kan deze wachttermijn van vierentwintig maanden echter niet worden opgenomen in het besluit. Daarom wordt deze verwijderd.

Artikel 1 - Art. 734/6, KB/WIB 92 Met als doel de transparantie te verhogen, zullen de lijsten van de productievennootschappen en van de in aanmerking komende tussenpersonen worden gepubliceerd.

Artikel 1 - Art. 734/7, KB/WIB 92 voor intrekking Het ontwerp van besluit voorzag in de mogelijkheid om alvorens de erkenning aan een productiemaatschappij of een tussenpersoon te verlenen, aan de bevoegde Gemeenschap advies te vragen.

Dit artikel is ingetrokken uit het ontwerp van besluit tengevolge van het advies van de Raad van State. Gezien de complexiteit van de bevoegdheden tussen de verschillende machtsniveaus in deze materie en het niet-bindend karakter van dit advies, kan het behoud van deze optionele maatregel meer procedureproblemen met zich meebrengen dan voordelen die verbonden zijn aan het verstrekken van inlichtingen door de bevoegde Gemeenschappen.

Artikel 2 voor wijziging Gelet op de aangebrachte wijzigingen aan het ontwerp tengevolge van het advies van de Raad van State is het niet meer nodig om de voorziene tijdelijke maatregelen te nemen. Deze afdeling is dan ook ingetrokken uit het ontwerp.

Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als de wet. Deze inwerkingtreding laat toe een unieke referentiedatum te hebben voor het begin van de toepassing van het tax shelter-stelsel.

Artikel 10 van de wet van 12 mei 2014 tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het tax shelter-stelsel ten gunste van audiovisueel werk stelt dat zijn inwerkingtreding wordt "bepaald door de Koning op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorafgaande goedkeuring door de Europese Commissie, en van toepassing is op de raamovereenkomsten getekend vanaf die datum".

Ingevolge punt 4, laatste lid, van het advies van de Raad van Staat, wordt gesteld dat dit besluit in werking treedt op dezelfde datum als de wet van 12 mei 2014 tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het tax shelter-stelsel ten gunste van audiovisueel werk, wat de modaliteiten en de voorwaarden van de erkenningsprocedure betreft. Een apart besluit legt die inwerkingtreding vast op 1 januari 2015.

De productievennootschappen en de tussenpersonen kunnen vanaf de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad stappen ondernemen met inbegrip van de in artikel 734/2, KB/WIB 92, ingevoegd bij artikel 1 van dit besluit, bedoelde verzending van de vraag tot erkenning en het dossier in het kader van hun erkenning met het oog op het zo vlug mogelijk afsluiten van de in artikel 194ter, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde raamovereenkomsten aangezien deze wet goedgekeurd werd door de Europese Commissie op 28 november 2014 en aangezien haar inwerkingtreding voorzien wordt op 1 januari 2015.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

RAAD VAN STATE AFDELING WETGEVING ADVIES 56.865/3 VAN 12 DECEMBER 2014 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 194ter VAN HET WETBOEK VAN DE INKOMSTENBELASTINGEN 1992 WAT DE MODALITEITEN EN VOORWAARDEN VAN DE ERKENNINGSPROCEDURE VAN PRODUCTIEVENNOOTSCHAPPEN EN VAN DE IN AANMERKING KOMENDE TUSSENPERSONEN BETREFT' Op 5 december 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat de modaliteiten en voorwaarden van de erkenningsprocedure van productievennootschappen en van de in aanmerking komende tussenpersonen betreft'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 10 december 2014. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Kaat Leus, staatsraden, en Greet Verberckmoes, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 12 december 2014. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat : "artikel 10 van (...) de wet van 12 mei 2014 stelt dat zijn inwerkingtreding wordt `bepaald door de Koning op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorafgaande goedkeuring door de Europese Commissie, en van toepassing is op de raamovereenkomsten getekend vanaf die datum'. Te rekenen vanaf die datum en om raamovereenkomsten te kunnen afsluiten in toepassing van het nieuwe artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 dienen de in aanmerking komende productievennootschappen en tussenpersonen vooraf erkend te worden volgens een vereenvoudigde procedure waarvan de modaliteiten en voorwaarden worden bepaald in dit besluit. Het is dus van belang dat de in aanmerking komende productievennootschappen en tussenpersonen vanaf heden hun aanvraag tot erkenning kunnen indienen, teneinde een blokkage van het werven van fondsen in het kader van het Tax Shelter-mechanisme te vermijden op het moment dat door de inwerkingtreding van de wet van 14 mei 2014 de oude Tax Shelter-regeling niet langer van toepassing is op de nieuwe raamovereenkomsten.

Ten gevolge van de opmerking van de Inspecteur van Financiën, met betrekking tot de hoogdringendheid die wordt ingeroepen bij het onderzoek van het voorliggende ontwerp door de Raad van State, wordt er aan herinnerd dat de inwerkingtreding van de voormelde wet van 12 mei 2014 elke mogelijkheid stopzet om raamovereenkomsten af te sluiten onder het oude regime en dat het sluiten van raamovereenkomsten onder het nieuwe regime niet mogelijk is zonder dat de in dit besluit bedoelde erkenningen worden verleend. De datum van inwerkingtreding is evenwel afhankelijk van het akkoord van de Europese Commissie en als dit verleend wordt aan het begin van de maand, zal er zoals is onderlijnd door de inspecteur van Financiën, een termijn zijn van maximum twee maand (de eerste dag van de tweede maand die volgt op het akkoord van de Europese Commissie), maar indien dit verleend wordt aan het einde van de maand, zal deze termijn praktisch gereduceerd worden tot de helft en resteert er dus enkel één maand om te vermijden dat er een periode ontstaat waarbinnen geen enkele raamovereenkomst kan worden gesloten. Het is dus belangrijk dat dit besluit zo snel mogelijk wordt uitgevaardigd." 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe uitvoering te geven aan artikel 194ter van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92), zoals gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014.(1) Het gaat om de regeling inzake belastingvrijstelling ten behoeve van audiovisuele werken (hierna: de Belgische tax shelter).

Eén van de wijzigingen die bij de wet van 12 mei 2014 in de Belgische tax shelter is aangebracht, is het invoeren van de erkenning van productievennootschappen en tussenpersonen. Die erkenning moet gebeuren "volgens een eenvoudige procedure waarvan de Koning de modaliteiten en voorwaarden bepaalt" (artikel 194ter, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van het WIB 92). Het ontwerp bepaalt die nadere regels en voorwaarden voor de erkenningsprocedure. In de eerste plaats gaat het om wijzigingen in het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 `tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' (hierna: KB/WIB 92), namelijk het invoegen van een afdeling XXVIIbis/1 in hoofdstuk I van dat besluit met onder andere bepalingen inzake de erkenningsaanvraag, de duur van de erkenning en de intrekking ervan (artikel 1 van het ontwerp - ontworpen artikelen 734/1 tot 734/7 van het KB/WIB 92).

Daarnaast gaat het ook om autonome bepalingen, die betrekking hebben op de vragen tot erkenning die zijn ingediend voor of in de maand van de inwerkingtreding van de wet van 12 mei 2014 (artikelen 2 en 3). De inwerkingtreding van het te nemen besluit wordt afgestemd op de inwerkingtreding van de wet van 12 mei 2014 (artikel 4, eerste lid).

Ten slotte wordt aan de productievennootschappen en de tussenpersonen de mogelijkheid geboden om, vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het te nemen besluit en vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling, reeds stappen te ondernemen om erkend te worden (artikel 4, tweede lid). 4. De wet van 12 mei 2014 treedt luidens zijn artikel 10, eerste lid, als volgt in werking: "De inwerkingtreding van deze wet wordt bepaald door de Koning op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorafgaande goedkeuring door de Europese Commissie, en is van toepassing op de raamovereenkomsten getekend vanaf die datum." Opdat voor het te nemen besluit rechtsgrond zou kunnen worden gevonden in artikel 194ter, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van het WIB 92, zal de wet van 12 mei 2014 derhalve eerst in werking dienen te worden gesteld. Vermits de Europese Commissie haar goedkeuring op 28 november 2014 verleende,(2) dient de wet in werking te treden op 1 januari 2015.

Het ontwerp zal derhalve aangevuld moeten worden met een bepaling waarbij de wet van 12 mei 2014 op 1 januari 2015 in werking wordt gesteld.(3) 5. Andere opmerkingen in verband met de rechtsgrond voor het te nemen besluit, worden gemaakt bij de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp. ONDERZOEK VAN DE TEKST Artikel 1 Ontworpen artikel 734/1 6. In het ontworpen artikel 734/1, eerste lid, 1° en 2°, van het KB/WIB 92 worden de definities van "in aanmerking komende productievennootschap" en "in aanmerking komende tussenpersoon" uit artikel 194ter, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van het WIB 92 bijna woordelijk herhaald.Aangezien uitvoering gegeven wordt aan artikel 194ter van het WIB 92 hebben de in het ontwerp gebruikte termen dezelfde betekenis als in de wet, zodat een herhaling ervan onnodig is.(4) Voor zover in de omschrijving van "in aanmerking komende productievennootschap" in het ontworpen artikel 734/1, eerste lid, 1°, de woorden "binnenlandse", "Belgische" en "bedoeld in artikel 227, 2°, [van het WIB 92]" worden weggelaten, wordt afgeweken van de definitie in de wet. Daarvoor is er geen rechtsgrond. 7. Bovendien bevat het ontworpen artikel 734/1, tweede lid, een nadere bepaling van personen die niet te beschouwen zijn als een in aanmerking komende tussenpersoon.Die nadere bepaling lijkt echter niet voort te vloeien uit de definitie die is opgenomen in de wet, zodat het om nieuwe erkenningsvoorwaarden gaat.(5) Ook daarvoor is geen rechtsgrond voorhanden, aangezien de Koning aan artikel 194ter, § 1, eerste lid, 3°, van het WIB 92 slechts de bevoegdheid ontleent om procedurele voorwaarden te bepalen, niet om bijkomende erkenningsvoorwaarden vast te stellen.(6) Ontworpen artikel 734/2 8. In het ontworpen artikel 734/2, §§ 1 en 2, van het KB/WIB 92 wordt opgelijst welke documenten met de aanvraag tot erkenning moeten worden meegestuurd.Vermits het om een erkenning in het kader van de Belgische tax shelter gaat, mag het slechts gaan om documenten die verband houden met de erkenningsvoorwaarden bepaald in de wet. De Koning heeft immers niet de bevoegdheid om bijkomende erkenningsvoorwaarden te bepalen.

Voor zover het gaat om feitelijke informatie die moet toelaten om de aanvrager te identificeren en om na te gaan of die voldoet aan de wettelijke voorwaarden, is er geen probleem. De ontworpen bepalingen bevatten evenwel ook andere voor te leggen documenten, zoals een attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid dat de vennootschap geen achterstallen heeft bij deze dienst en het engagement "de wetgeving in het algemeen" te zullen naleven. Daarvoor is geen rechtsgrond voorhanden.(7) Ontworpen artikel 734/3 9. In het ontworpen artikel 734/3 van het KB/WIB 92 wordt bepaald dat de Minister bevoegd voor Financiën (of zijn afgevaardigde) in het kader van de erkenningsaanvraag het (niet-bindend) advies van "de bevoegde Gemeenschap" kan vragen.Het gaat derhalve om een mogelijkheid en geen verplichting voor de minister, en voor zover er ook geen verplichtingen uit voortvloeien voor de gemeenschappen, wordt ermee het autonomiebeginsel niet in het gedrang gebracht.(8) Indien de minister evenwel beslist om het advies te vragen, dan is hij verplicht "de twee bevoegde Gemeenschappen" te consulteren indien de aanvrager zijn domicilie of zijn zetel in Brussel-Hoofdstad heeft. 9.1. Het is om te beginnen niet duidelijk hoe het samenspel tussen de federale overheid en de gemeenschappen zal verlopen en hoe dient te worden bepaald welke de "betrokken"(9) of "bevoegde" gemeenschap of gemeenschappen zijn. Overigens is niet duidelijk wat een gemeenschap dient te beoordelen in het kader van de erkenningsaanvraag.

Over de omschrijving "de betrokken gemeenschap" in artikel 194ter, § 7, eerste lid, 3°, van het WIB 92 verklaarde de gemachtigde het volgende: "Il s'agit de s'adresser à la Communauté qui a agréé l'oeuvre éligible comme oeuvre européenne tel que cela est visé à l'article 194ter, § 1er, 4°, CIR 92. Selon l'oeuvre envisagée, il s'agira souvent de la Communauté correspondante à la langue du film." Op de vraag welke "de betrokken gemeenschap" is indien de domicilie of zetel in het Duits taalgebied ligt, volgde het volgende antwoord: "A la Communauté germanophone, qui est la Communauté compétente dans ce cas." Aan de gemachtigde is ook gevraagd wat de bevoegdheidsrechtelijke grondslag is voor de verplichting het advies te vragen aan de twee gemeenschappen als de domicilie of zetel van de aanvrager in Brussel-Hoofdstad gelegen is. Het antwoord luidt: "Parce que les sociétés de production et les intermédiaires, lorsqu'ils ont leur domicile ou leur siège dans la région de Bruxelles-Capitale, vont pouvoir au moment de la demande d'agrément de l'oeuvre ou d'attestation de fin de réalisation de l'oeuvre s'adresser à la Communauté Flamande ou à la Communauté française suivant la communauté concernée compétente. D'où, au moment d'octroyer l'agrément qui est, sauf retrait pour non-respect des lois, accordé pour une durée indéterminée, il semble logique de demander l'avis (non contraignant) des deux communautés, d'autant que comme dans la pratique ce sont bien les communautés qui agissent et pas la Cocof. Il est a remarqué que dans la directive de l'audiovisuelle, la conservation de la trace culturelle qu'est l'oeuvre réalisée est demandée, ce sera la communauté concernée qui sera chargée de cette conservation."(10) En: "Lorsque le demandeur a son domicile ou le siège de sa société à Bruxelles, on ne peut pas a priori estimer si les demandes d'aide à la production via le régime Tax S[h]elter seront plutôt du ressort de la Communauté flamande ou de la Communauté française. On ne sait pas non plus si le demandeur est déjà connu plutôt par l'une des communautés que par l'autre. Lorsque le demandeur a son domicile ou le siège de sa société dans la Région flamande ou dans la Région Wallonne, il est plus facile de croire que ce demandeur sera plus actif dans la Communauté compétente correspondante géographiquement à l'adresse de son domicile ou du siège de sa société. Lorsque le demandeur aura obtenu son agrément, cela n'aura cependant aucune conséquence limitative sur la possibilité d'opérer dans le régime Tax Shelter sur l'ensemble du territoire belge quelle que soit la ou les communautés auxquelles l'avis non contraignant a été demandé dans le cadre de l'agrément." Aan de gemachtigde is eveneens gevraagd waarover het advies dient te handelen: "L'avis à donner ici n'est qu'un avis de connaissance du demandeur et de son présumé habituel respect des lois. Les communautés connaissent particulièrement les sociétés de production." 9.2. De Belgische tax shelter is een belastingvrijstelling die wordt toegekend door de federale overheid en waarvoor die exclusief bevoegd is,(11) al gaat het in essentie om het steunen en stimuleren van investeringen in audiovisuele werken, wat een culturele aangelegenheid is.

Ook al is cultuur weliswaar een bevoegdheid van de gemeenschappen (artikel 127, § 1, eerste lid, 1°, van de Grondwet; artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 `tot hervorming der instellingen'), hun territoriale bevoegdheid is in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad beperkt tot de er gevestigde instellingen die, wegens hun activiteiten, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap (artikel 127, § 2, van de Grondwet). Voor internationale producties opgezet door buitenlandse vennootschappen met een inrichting gevestigd in Brussel-Hoofdstad is allerminst evident hoe de gemeenschappen hierbij bevoegdheidsrechtelijk betrokken kunnen zijn.

Het ontworpen territoriaal aanknopingspunt voor de verplichting om beide gemeenschappen te raadplegen, is dus in elk geval niet pertinent. Het gegeven dat de aanvrager zijn domicilie of zijn zetel in Brussel-Hoofdstad heeft, betekent immers niet noodzakelijk dat de beide gemeenschappen ter zake bevoegd zijn, nog afgezien van de meer algemene vraag of de vestigingsplaats van de aanvrager wel de gepaste territoriale aanknopingsfactor is. 9.3. Gelet op de korte termijn die voor zijn advies is gelaten, heeft de afdeling Wetgeving dit punt niet nader kunnen onderzoeken. 10. In het ontworpen artikel 734/3, tweede lid, laatste zin, van het KB/WIB 92 wordt bepaald dat bij ontstentenis van "kennisgeving van de beslissing tot erkenning" binnen dertig kalenderdagen volgend op de ontvangstbevestiging van de vraag en de bevestiging dat het dossier volledig is,(12) de erkenning als toegekend wordt beschouwd "tot de ontvangst van de kennisgeving".Letterlijk genomen betekent die bepaling dat indien op een aanvraag na verloop van de dertig kalenderdagen geen positief antwoord is gegeven, de betrokken aanvrager ervan mag uitgaan dat hij erkend is. Ook indien een negatief antwoord is gegeven binnen de gestelde termijn, is die hypothese vervuld, wat onmogelijk de bedoeling kan zijn.

Aldus wordt een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing.

Al kan dat procedé niet geheel worden afgekeurd wanneer de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de betrokkene is, moet toch worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden. Zo is een dergelijk procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt, wat tot bewijsproblemen aanleiding kan geven, en de stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze zal worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing hierdoor ook grotere risico's in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, doch daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen.

In de tweede plaats kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat. Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

Ontworpen artikel 734/4 11. In het ontworpen artikel 734/4, tweede lid, van het KB/WIB 92 wordt verwezen naar "artikel 2, §§ 1 en 2" en "artikel 2, § 3", terwijl het de bedoeling blijkt te zijn om te verwijzen naar de relevante nieuwe bepalingen van het KB/WIB 92, die het voorwerp zijn van artikel 1 van het ontworpen besluit.Deze verwijzingen zullen moeten worden gecorrigeerd.

Deze opmerking geldt voor nog andere bepalingen van het ontwerp.

Ontworpen artikel 734/5 12. In het ontworpen artikel 734/5, § 1, tweede lid, van het KB/WIB 92 wordt bepaald dat indien wordt vastgesteld dat een productiemaatschappij of een in aanmerking komende tussenpersoon de wetgeving betreffende de tax shelter niet naleeft, tijdens de periode die gelaten is om de situatie te corrigeren een verbod kan worden uitgevaardigd om een nieuwe raamovereenkomst te sluiten en de erkenning kan worden geschorst.Het is niet duidelijk wat het verschil is tussen beide maatregelen, die immers lijken samen te hangen: indien de erkenning is geschorst, kan geen nieuwe raamovereenkomst worden gesloten. Ter wille van de rechtszekerheid zal de regeling op dit punt dienen te worden verduidelijkt. 13. In het ontworpen artikel 734/5, § 3, van het KB/WIB 92 wordt bepaald dat na een intrekking van de erkenning, pas na een wachttermijn van 24 maanden een nieuwe vraag tot erkenning kan worden ingediend.Aldus wordt een sanctie opgelegd, wat niet kan worden begrepen onder het regelen van de erkenningsprocedure. Daarvoor biedt de wet derhalve geen rechtsgrond. 14. Ook in het ontworpen artikel 734/5, § 3, laatste lid, laatste zin, van het KB/WIB 92 wordt een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende afwijzende beslissing.Dat is af te keuren om de redenen die hoger reeds onder randnummer 10 zijn aangehaald. In ieder geval rijst de vraag of, zo men toch meent het procedé van de stilzwijgende beslissing te moeten aanwenden, er niet beter aan zou worden gedaan te voorzien in een positieve stilzwijgende beslissing in plaats van in een stilzwijgende beslissing van verwerping.

DE GRIFFIER Greet VERBERCKMOES DE VOORZITTER Jo BAERT _______ Nota's (1) Wet van 12 mei 2014 `tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het tax shelter-stelsel ten gunste van audiovisueel werk'. (2) Europese Commissie, Steunmaatregel SA.38370 (2014/N) - België.

Wijzigingen in de tax shelter ter ondersteuning van audiovisuele werken, 28 november 2014, C(2014) 9217 final (te raadplegen via http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm). (3) Daartoe volstaat het artikel 4, eerste lid, van het ontwerp te herformuleren als volgt: "Op 1 januari 2015 treden in werking: 1° de wet van 12 mei 2014 tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het tax shelter-stelsel ten gunste van audiovisueel werk; 2° dit besluit." (4) Behalve indien men een herhaling ter wille van de duidelijkheid nodig acht, in welk geval men duidelijk zal moeten maken met een "overeenkomstig..."-verwijzing dat die omschrijving uit de wet is overgenomen. In dat geval dient de definitie uiteraard wel volledig overeen te stemmen met de definitie in de wet. (5) Voor zover het bepalen van nieuwe erkenningsvoorwaarden al zou kunnen bij uitvoeringsbesluit, zou dit overigens slechts mogelijk zijn nadat daarvoor de goedkeuring van de Europese Commissie in het kader van de staatssteunregeling verkregen is. (6) Zie wat daaromtrent is gesteld in het advies bij het voorontwerp dat tot de wet van 12 mei 2014 heeft geleid (adv.RvS 55.417/3 van 20 maart 2014, Parl.St. Kamer, nr. 53-3490/001, 38). (7) Het niet respecteren van eender welke wettelijke bepaling door een erkende productiemaatschappij of een erkende tussenpersoon kan in beginsel geen aanleiding zijn om die erkenning in te trekken.De wet zou echter kunnen bepalen dat dit een erkenningsvoorwaarde is.

Dergelijke erkenningsvoorwaarden zijn permanent en moeten dan ook altijd zijn vervuld teneinde de erkenning te behouden. (8) In die geest is de termijn die aan de gemeenschappen wordt gelaten (ontworpen artikel 734/7 van het KB/WIB 92: tien werkdagen;artikel 3 van het ontwerp: vijf werkdagen voor de vragen tot erkenning gedaan voor 1 januari 2015 of in de maand januari 2015) te beschouwen als een termijn van orde. (9) Zie artikel 194ter, § 7, eerste lid, 3°, van het WIB 92, waaruit blijkt dat "de betrokken gemeenschap" onrechtstreeks tot samenwerking is verplicht.Die gemeenschap dient immers te bevestigen dat het werk beantwoordt aan de definitie van een in aanmerking komend werk en dat het werk voltooid is en de globale financiering ervan uitgevoerd is in overeenstemming met de voorwaarde en grens bedoeld in artikel 194ter, § 4, 3°. Zie wat daaromtrent is opgemerkt in het advies bij het voorontwerp dat tot de wet van 12 mei 2014 heeft geleid (adv.RvS 55.417/3 van 20 maart 2014, Parl.St. Kamer, nr. 53-3490/001, 39-40). (10) De gemachtigde preciseert ook het volgende: "C'est toujours sur base de la délégation donnée au Roi en ce qui concerne les conditions et modalités de l'agrément que l'avis est demandé aux communautés mais d'une façon non contraignante.Il ne faudrait pas qu'un retard dans la délivrance de l'avis donné par une communauté soit préjudiciable à l'octroi de l'agrément. Il faut vraiment garder en mémoire l'objectif de cet agrément qui est de permettre de le retirer en cas de non respect de la loi. Il est d'ailleurs remarquable que l'agrément peut être octroyé à une société de production qui n'est pas une société résidente ou un établissement belge d'un contribuable visé à l'article 227, 2°, CIR 92 au moment de la demande de cet agrément." (11) Op grond van artikel 170, § 1, van de Grondwet vermag de federale wetgever fiscale maatregelen te nemen met betrekking tot de belastbare materies die hij bepaalt, ongeacht de materiële bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten (behoudens in de gevallen door of krachtens de Grondwet of bij bijzondere wet bepaald en onder het voorbehoud van inachtneming van het evenredigheidsbeginsel dat inherent is aan elke bevoegdheidsuitoefening) (GwH 17 april 2008, nr. 68/2008, B.6.4). (12) Voor de ontvangstbevestiging of de bevestiging van de volledigheid van het dossier is geen termijn bepaald.Het zou de rechtszekerheid ten goede komen om dit wel te doen.

19 DECEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat de modaliteiten en voorwaarden van de erkenningsprocedure van productievennootschappen en van de in aanmerking komende tussenpersonen betreft FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 194ter, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 25 september 2014;

Gelet op het akkoord van de minister van Begroting gegeven op 17 november 2014;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 10 van de voornoemde wet van 12 mei 2014 stelt dat zijn inwerkingtreding wordt "bepaald door de Koning op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorafgaande goedkeuring door de Europese Commissie, en van toepassing is op de raamovereenkomsten getekend vanaf die datum". Te rekenen vanaf die datum en om raamovereenkomsten te kunnen afsluiten in toepassing van het nieuwe artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 moeten de in aanmerking komende productievennootschappen en tussenpersonen vooraf erkend worden volgens een vereenvoudigde procedure waarvan de modaliteiten en voorwaarden worden bepaald in dit besluit. Het is dus van belang dat de in aanmerking komende productievennootschappen en tussenpersonen zo vlug mogelijk hun aanvraag tot erkenning kunnen indienen, teneinde een blokkering van het werven van fondsen in het kader van het tax shelter-stelsel te vermijden op het moment dat door de inwerkingtreding van de wet van 14 mei 2014 het oude tax shelter-stelsel niet langer van toepassing is op de nieuwe raamovereenkomsten;

Gelet op het advies nr. 56.865/3 van de Raad van State gegeven op 12 december 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State ;

Op de voordracht van de minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1 - Wijzigingen aan het KB/WIB 92

Artikel 1.In hoofdstuk I van het KB/WIB 92 wordt, na artikel 734, een afdeling XXVIIbis/1 ingevoegd, die de artikelen 734/1 tot 734/6 bevat, luidend als volgt : "Afdeling XXVIIbis/1. - Modaliteiten en voorwaarden van de erkenningsprocedure van productievennootschappen en van de in aanmerking komende tussenpersonen (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 194ter).

Onderafdeling I. - Toepassingsveld

Art. 734/1.Voor de toepassing van artikel 194ter van de Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kunnen de productievennootschappen en de tussenpersonen een vraag tot erkenning als dusdanig indienen bij de minister bevoegd voor Financiën volgens de eenvoudige procedure waarvan deze afdeling de modaliteiten en voorwaarden bepaalt.

Onderafdeling II. - Erkenningsvraag

Art. 734/2.§ 1. De vraag tot erkenning als in aanmerking komende productievennootschap heeft als opschrift "Vraag tot erkenning als in aanmerking komende productievennootschap in het kader van het tax shelter-stelsel" en omvat de benaming, het ondernemingsnummer en het maatschappelijk doel van de aanvragende vennootschap en een dossier met de volgende documenten: - een kopie van de laatste gecoördineerde statuten; - een organigram van de groep waartoe de productievennootschap behoort wanneer deze vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks is verbonden of geassocieerd in de zin van de artikelen 11 en 12 van het Wetboek van Vennootschappen of van gelijkaardige bepalingen die van kracht zijn in een andere staat; - een bevestiging, getekend door het orgaan dat bevoegd is de vennootschap die de aanvraag doet te binden, dat bewijst dat die vennootschap geen televisieomroep is of geen onderneming is die verbonden is met Belgische of buitenlandse televisieomroepen; - het engagement, naar behoren getekend door het bevoegd orgaan van de aanvragende vennootschap, dat ze de wetgeving in het kader van de toepassing van het tax shelter-stelsel zal naleven en in het bijzonder, artikel 194ter, § 12, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die de in aanmerking komende productievennootschap oplegt haar aanbod van tax shelter-attest te verwezenlijken overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt; - het engagement, naar behoren getekend door het bevoegd orgaan van de aanvragende vennootschap, dat noch zij, noch de met haar verbonden vennootschappen een in aanmerking komende investeerder kunnen worden ; - het engagement, naar behoren getekend door het bevoegd orgaan van de aanvragende vennootschap, dat bevestigt dat zij geen in aanmerking komende tussenpersoon kan zijn. Het naleven van dit verbod moet worden beoordeeld in het licht van het werk waarvoor zij een in aanmerking komende productievennootschap is. § 2. De vraag tot erkenning als in aanmerking komende tussenpersoon heeft als opschrift "Vraag tot erkenning als in aanmerking komende productievennootschap in het kader van het tax shelter-stelsel" en omvat de benaming, het ondernemingsnummer en het sociaal doel van de vennootschap die de aanvraag doet of, voor een natuurlijk persoon, de identiteit en het nationaal nummer, en een dossier met de volgende documenten: - een organigram van de groep waartoe de tussenpersoon behoort wanneer deze tussenpersoon is verbonden of geassocieerd in de zin van de artikelen 11 en 12 van het Wetboek van Vennootschappen; - het engagement, naar behoren getekend door de vragende natuurlijke persoon of indien de aanvraag gebeurt door een rechtspersoon, door het bevoegd orgaan van de aanvragende vennootschap dat bevestigt dat ze de wetgeving in het kader van de toepassing van het tax shelter-stelsel zal naleven, en in het bijzonder, artikel 194ter, § 12, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die de in aanmerking komende productievennootschap oplegt zijn aanbod van tax shelter-attest te verwezenlijken overeenkomstig de bepalingen van met de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt; en ook, als de vrager een rechtspersoon is: - een kopie van de laatste gecoördineerde statuten; - een bevestiging, getekend door het bevoegd orgaan van de vennootschap die de aanvraag doet, dat zij zelf geen in aanmerking komende productievennootschap is of een in aanmerking komende investeerder. § 3. Elke vraag tot erkenning als in aanmerking komende productievennootschap of tussenpersoon, vergezeld van het dossier als bedoeld in § 1 of in § 2 moet op elektronische wijze worden toegezonden aan de gespecialiseerde cel Tax Shelter op het volgende adres: taxshelter@minfin.fed.be Indien de aanvrager in de onmogelijkheid is om de aanvraag op elektronische wijze in te dienen, moet de aanvraag per aangetekende zending in vijf exemplaren worden verstuurd naar het volgende adres : FOD Financiën Algemene administratie van de Fiscaliteit Finance Tower 16R Kruidtuinlaan 50, Bus 3353 1000 Brussel

Art. 734/3.De minister bevoegd voor Financiën of zijn afgevaardigde meldt de ontvangst van de vraag tot erkenning en bevestigt dat het dossier volledig is of nodigt de aanvrager uit tot het vervolledigen van zijn dossier binnen de termijn die hij bepaalt. Hij onderzoekt vervolgens de vraag.

De minister bevoegd voor Financiën of zijn afgevaardigde geeft van de beslissing of weigering van erkenning kennis binnen de 30 kalenderdagen volgend op de ontvangstmelding van de vraag en de bevestiging dat het dossier volledig is of volgend op de laatste dag van de in het eerste lid bedoelde bijkomende termijn. Deze kennisgeving wordt bij voorkeur gedaan via dezelfde elektronische weg als de aanvraag.

Onderafdeling III. - Duur van de erkenning

Art. 734/4.De initiële erkenning wordt toegekend voor onbepaalde duur.

Een bijgewerkt organigram van de groep als bedoeld in artikel 734/2, §§ 1 en 2, wordt jaarlijks toegezonden aan de cel Tax Shelter op de in artikel 734/2, § 3, bedoelde wijze, telkens het is gewijzigd.

In geval van toekenning van een nieuwe erkenning na intrekking van de initiële erkenning, wordt de nieuwe erkenning toegekend voor een periode van drie jaar, hernieuwbaar op aanvraag, volgens dezelfde modaliteiten.

Onderafdeling IV. - Intrekking van de erkenning

Art. 734/5.§ 1. Indien de minister die bevoegd is voor Financiën of zijn afgevaardigde vaststelt dat een productievennootschap of een in aanmerking komende tussenpersoon de wetgeving betreffende het tax shelter-stelsel niet naleeft, identificeert hij de gebreken, deelt hij dit mee aan de overtreder en bepaalt de termijn binnen dewelke de toestand moet worden verbeterd. Deze termijn kan verlengd worden.

De minister bevoegd voor Financiën of zijn afgevaardigde kan de erkenning schorsen.

Als de minister bevoegd voor Financiën of zijn afgevaardigde bij het verstrijken van de periode, bepaald in toepassing van het eerste lid, vaststelt dat de gebreken niet werden verholpen, trekt hij de erkenning in en verwittigt de productievennootschap of de in aanmerking komende tussenpersoon.

De Gemeenschappen en de instantie die waken over het respecteren van de bepalingen van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt tot doel heeft, worden eveneens geïnformeerd. § 2. In geval van faillissement van de in aanmerking komende productievennootschap of de in aanmerking komende tussenpersoon wordt de erkenning van rechtswege ingetrokken. § 3. In geval van intrekking van de erkenning kan een nieuwe vraag tot erkenning worden ingediend. Deze nieuwe vraag maakt het onderwerp uit van een diepgaand onderzoek en de erkenning kan worden geweigerd inzonderheid als de minister bevoegd voor Financiën of zijn afgevaardigde vaststelt dat de gebreken die de intrekking van de initiële erkenning hebben gerechtvaardigd niet verdwenen zijn of zich mogelijk zouden herhalen.

Artikel 734/3 is van overeenkomstige toepassing op de nieuwe aanvraag.

Onderafdeling V. - Lijsten van de productievennootschappen en van de in aanmerking komende tussenpersonen

Art. 734/6.De lijsten van de in aanmerking komende productievennootschappen en tussenpersonen die als dusdanig erkend werden overeenkomstig de bepalingen van dit besluit worden bekendgemaakt op de website van het Federale Overheidsdienst FINANCIEN (www.financien.belgium.be) en bijgehouden door de gespecialiseerde cel Tax Shelter.". HOOFDSTUK 2. - Inwerkingtreding en slotbepaling

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als de wet van 12 mei 2014 tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende het tax shelter-stelsel ten gunste van audiovisueel werk, wat de modaliteiten en de voorwaarden van de erkenningsprocedure betreft.

De productievennootschappen en de tussenpersonen kunnen vanaf de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad stappen ondernemen met inbegrip van de in artikel 734/2, KB/WIB 92, ingevoegd bij artikel 1 van dit besluit, bedoelde verzending van de vraag tot erkenning en het dossier in het kader van hun erkenning met het oog op het zo vlug mogelijk afsluiten van de in artikel 194ter, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde raamovereenkomsten.

Art. 3.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 december 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^